(Verscheen eerder op maandag 15 oktober in De Standaard in de wekelijkse rubriek ‘De Bankzitter’.)
Met 6 op 6 zijn de Rode Duivels goed weg om de halve
finales van de Nations League te bereiken. De goede vorm en de tactische
automatismen van het WK in Rusland hebben ze gewoon meegenomen naar het nieuwe
seizoen. Ze zijn en spelen als nummer 1 van de wereld.
Eerst een bekentenis. Neen, ik heb geen
luxehorloge ontvangen van een bevriende spelersmakelaar. Laten we ’t hier over
écht voetbal hebben, en toch weer niet. Ik heb vrijdagavond België-Zwitserland live
gemist, omdat ik tickets had voor een – overigens geweldig – concert van Ry
Cooder. Cultuur boven sport, moet kunnen.
Ik zag de wedstrijd pas zaterdagochtend
integraal, wat op zich nogal bizar is aangezien je dan weet wat de uitslag is,
wanneer er gescoord zal worden en wie er in de slotfase geblesseerd zal
uitvallen. Bovendien had ik de zaterdagkranten op schoot liggen, zodat ik hun
geloofwaardigheidsgehalte kon controleren. De ene krant vond de Duivels
‘matig’, de andere had het over ‘stugge Zwitsers’, de derde over ‘een gezellig
avondje uit’. Ook de beoordelingen van de spelers liepen uiteen, hopelijk heeft
er nergens een makelaar zich bemoeid met die quoteringen.
Een
beetje Nederland
2-1, dat geeft geen reden tot euforie, wel tot
tevredenheid. Winst tegen het nummer acht van de wereld is geen eitje. België
begon enthousiast, maar verviel in de eerste helft al snel in het bekende
euvel: te weinig druk, slordig en nonchalant, altijd net niet. Soms leek het
alsof er ook op voetbalniveau een afschakelplan actief was. Doel 1, 2, 3 en 4
lagen te vaak stil, of werkten slechts op halve kracht.
Zwitserland liet zich niet wegspelen,
integendeel. De Zwitserse Hazard, Xherdan Shaqiri, liep handig tussen de lijnen
en deed de fans af en toe bibberen. Het team is top, daar hoeven we niet langer
aan te twijfelen, maar heeft wel nog een bondscoach nodig die durft bij te
sturen. Groot voordeel: in tegenstelling tot zijn voorgangers kan Roberto
Martínez dat.
De vleugelspelers etaleerden hun kwaliteiten
(een mannetje meer voorin, dreiging langs de flank, voorzetten en schoten) en…
hun gebreken. Thomas Meunier blijft een tot rechtsback omgevormde aanvaller:
hij houdt de tegenstander gelukkig wel in het oog, behalve bij het Zwitserse
doelpunt. Toen stond hij te slapen en ontsnapte een tegenstander in zijn rug.
Die kopte simpel terug, Gavranovic scoorde. Yannick Carrasco zal nooit een
verdediger worden. Hij let op z’n positie, niet z’n tegenstander, wat tot iets
te veel oeps-momenten leidt. In de spits waren de looplijnen van Romelu Lukaku
de eerste helft niet erg geïnspireerd.
En toch: de Rode Duivels stralen
onoverwinnelijkheid uit. Gezonde arrogantie. Hazardiaans je-m’en-foutisme.
Voetbal als belangrijkste bijzaak, maar wel altijd willen winnen. Daar waar in
het verleden wedstrijden op details werden verloren, of: niet gewonnen, gebeurt
dat nu wel. Dat is een kwaliteit die alleen de toplanden gegeven is. We zijn
een beetje Nederland geworden. Het zit goed in het hoofd en de benen (en de
handen, in het geval van Thibaut Courtois). Op het einde komt het allemaal
goed. Romelu zal er wel eentje in frommelen.
1’31”
balbezit
Lukaku frommelde er zelfs twee in, op
belangrijke momenten in de tweede helft. Net voor het eerste kwartier was
verstreken (1-0) en zes minuten voor tijd (2-1). Vijfenveertig interlandgoals
heeft de nog altijd maar vijfentwintigjarige spits al gemaakt in 78 interlands.
Van de actieve voetballers doen alleen Neymar en Edin Dzeko beter. Lionel Messi
had er 96 interlands voor nodig, Cristiano Ronaldo zelfs 109. In die tweede
helft liep Lukaku voortdurend slim van zijn tegenstander weg. Hij miste een
reuzekans na een mooie actie van de ingevallen Chadli, maar stond wél op de
goeie plek. En de fans hebben het eindelijk begrepen: deze man is onmisbaar,
ook al doet hij weleens iets vreemds met een bal. Geen vervelende
fluitconcerten dit keer. Een verademing.
Illustreerde het tegendoelpunt perfect waar de
zwakke plekken zich bevinden in dit elftal (de flanken achterin), dan toonden
de doelpunten goed aan waar de sterkte ligt (in balbezit zowat overal). Bij de
eerste goal was de bal precies een minuut en eenendertig seconden in Belgisch
bezit, van 55’45” tot 57’16”. Achtentwintig passes – een deviatie met
de rug door de in de weg lopende scheidsrechter inbegrepen – alvorens hij tegen
het net belandde. Flatertje van doelman Sommer wel. Een ‘zaalvoetbaldoelpunt’,
zei co-commentator Gilles De Bilde op VTM.
De tweede goal bewees dat het ook met een
tempoversnelling lukt. Acht baltoetsen in vierentwintig seconden van Courtois
tot Lukaku, via een Zwitsers been weliswaar. In de 3-4-3 van Martínez kunnen de
Rode Duivels zowel dominant en op balbezit spelen, loerend op een gaatje, als
snel omschakelend van achter naar voor. Dat is een dubbele kwaliteit die weinig
tegenstanders bezitten: one-touch
football of a-lot-of-touches football.
Het kan traag en het kan snel, met als verbindende factor: het kán.
Allerhoogste
De blessures van Jan Vertonghen en nu ook
Thomas Vermaelen zijn vervelend richting uitwedstrijd in Zwitserland, over een
dikke maand. Dan mag er niet verloren worden, tenzij de Zwitsers vanavond
onverwacht punten laten liggen in Reykjavik. Maar Courtois, Kompany en
Alderweireld staan pal, Witsel heeft de goede vorm van het WK meegenomen naar
Dortmund en Brussel, Tielemans trekt zijn streng als vervanger van De Bruyne,
Hazard en Mertens zijn voortdurend in beweging én dreigend, Chadli is een
onmiddellijk renderende invaller (en misschien wel meer dan dat), Meunier een
extra aanvaller vol zelfvertrouwen en Lukaku, tja…
Morgenavond kan België, zij het
vriendschappelijk, bewijzen dat het de beste van de Lage Landen is. Aan het
eind van dit seizoen wacht ons land, normaal gezien, de ontknoping van de
Nations League. Over een kleine twee jaar moeten we dan maar een gooi doen naar
wat Oranje in 1988 presteerde: het EK winnen. Bescheidenheid is misplaatst. Dit
elftal moet altijd en overal voor het allerhoogste gaan.