Hét beeld
van deze Olympische Spelen, zo probeerden opiniemakers mij te doen geloven.
Links een Egyptische vrouw in hidjab, rechts een Duitse vrouw in bikini. Tussen
hen in, heel symbolisch, een net. Daarboven: een veelkleurige bal. Onder hun
voeten: zand. Hun activiteit: beachvolleybal, een tot Olympische sport
gebombardeerd strandspelletje.

Typisch
voor de onderdrukking van de vrouw door de islam met daartegenover de vrijheid
die een vrouw in het westen geniet, riep de ene. Een voorbeeld van emancipatie
dat nu ook moslimvrouwen op topniveau aan sport mogen doen, schreeuwde de
andere.

Ik dacht na
over beide standpunten, maar bleef een trieste foto zien, genomen op een
evenement dat ik in geen lichtjaren als topsport zal aanvaarden. Links: een
vrouw die door haar godsdienst letterlijk in een keurslijf werd gepropt.
Rechts: een vrouw die door de commercie en de door ‘oude snoepers’ – u mag hen
ook rustig male chauvinist pigs
noemen – bedachte spelregels zachtjes gepusht werd om in een sexy outfit te
verschijnen. Ik zie geen vrijheid. Ik zie religieus fundamentalisme en
seksisme. Ik zie twee vrouwen die door honderden miljoenen mensen met oogkleppen
zullen bekeken en beoordeeld worden. Als dit het beeld van de Spelen moet
voorstellen, dan is het maar een triestige bedoening.

‘Meisjes die
hier knokken voor het recht om een hoofddoek te dragen, moeten de eerste
bondgenoot zijn van de meisjes die ginds vechten voor het recht om afstand te
doen van de plicht om gesluierd te lopen,’ zegt de slimme jonge moslimvrouw
Yasmien Naciri vandaag in De Morgen. ‘Het
gaat om dezelfde strijd voor dezelfde soort vrijheid.’ Ik versta: die linkse
vrouw is onvrij, letterlijk gedwongen om zo gekleed te lopen, óók op het
sportveld. Ik denk: die rechtse vrouw is eveneens onvrij, figuurlijk gedwongen
om zo gekleed te lopen, om de sport populairder te maken. Insert: mannelijke knipoog.

Weet je wat
hét beeld van deze Spelen zou moeten zijn? Dat die twee vrouwen van plunje
wisselen: dat zou pas een statement zijn. En dat ze dan allebei naar huis
zouden gaan en daar gewaardeerd worden vanwege hun sportieve prestaties, en dat
ze niet te horen krijgen dat ze in een ongepast sportpak hun ding deden. Ook al
is het dan maar beachvolley, een verzetje op het strand.

***

Die 4 x 200
meter vrije slag, is daar nog niet alles over gezegd? Wat een zootje, zeg!
Eerst twijfelen of de ploeg wel in actie zou komen, al van een tijdje vóór het
vertrek naar Rio, dan op de vooravond van de wedstrijd de knoop doorhakken: we
doen niet mee, om de ochtend van de reeksen alsnog van gedacht te veranderen.
Persiflage op topsport. De reacties op het thuisfront waren zo hevig, dat ik
even dacht dat de ‘daders’ best in boerka terug naar België konden afreizen,
uit veiligheidsoverwegingen.

Sportcommentatoren
buitelden over elkaar heen in hun verontwaardiging. Hoe kan dit nou? Timmers,
wat een egoïst! Croenen, wat een egoïst! Een enkeling vroeg zich af waarom de
zwembond of het BOIC niet eerder de knoop hadden doorgehakt, maar dat bekte
minder lekker, dus ging het algauw weer van ‘egoïst’ hier en ‘spelbreker’ daar.
There’s no I in team, u kent dat wel.
En er zit wel een ‘i’ in zowel ‘Timmers’ als in ‘Louis’, (en in ‘BOIC’). (‘Like I always say,
there’s no “I” in team. There’s a “me” though, if you
jumble it up,’ zei Dr. House ooit, maar dat was dan ook een, fictieve, cynicus.)

Het is niet
omdat Pieter Timmers onverwacht zilver behaalde in de 100 meter vrije slag, het
koninginnenummer in het Olympisch bad, dat hij nu recht van spreken heeft. Wel omdat hij en zijn coach lang vóór Rio hadden gezegd dat hij de reeksen van de 4 x
200 niet zou zwemmen. Dat wist iedereen: de andere teamgenoten, de bond, de
pers, heel België als ze het een beetje gevolgd hadden. En Croenen had nooit
echt de knoop doorgehakt, bleef de beslissing maar voor zich uitschuiven, tot
hij in een individuele finale belandde en het plots niet meer opportuun achtte
om die te combineren met de reeksen van de 4 x 200.

Croenen de
pineut dan maar (er zit overigens ook een ‘i’ in ‘pineut’)? Nee, dit is de schuld
van de Vlaamse zwembond en het BOIC. Zij hadden vooraf een deadline moeten
stellen. Pakweg een maand voor Rio: jongens, wat wordt het, doen we mee of
niet? Ja? We doen mee. Nee? We doen niet mee. Er had geen tussenin mogen zijn. ‘Ja,
maar ik zwem straks een finale,’ had geen excuus mogen zijn voor een van de zwemmers. Waar dienen al die
pipo’s voor die drie weken rondlopen in Rio en er alleen maar te zien én luid
te horen zijn op feestjes, recepties en dat soort fijne activiteiten? Als je
naar de Spelen vertrekt, ligt de beslissing vast. Zo had het moeten zijn.

Als je twee
dingen moet uitsluiten in topsport, zijn het willekeur en besluiteloosheid. Er
is al genoeg risico op toeval tijdens de wedstrijden zelf.

***

Wij,
Belgen, zijn niet goed in ploegsporten. We zijn plantrekkers, je m’en foutisten, eenzaten. We denken
eerst aan onszelf. Après nous le déluge.
Dáárom zijn we zelden goed in ploegsporten als het erop aankomt. Het is van
1936 geleden dat we nog eens een medaille behaalden in een Olympische ploegsport.

Vreemd
genoeg maken we nu kans op een medaille in het hockey, een sport die nog altijd
met het imago van Franstalig en bourgeoisie is opgezadeld, zogezegde rijkeluiskindjes
die nooit hebben moeten delen en altijd hun zinnetje kregen. Iets om over na te
denken.

***

RIP
Komkommertijd. Dood en begraven, met dank aan terroristen, overijverige
politici die van de relatieve zomerse rust gebruik willen maken om hun ideologisch
punt te maken en hyperactieve topsporters. Dat voetbalt en fietst en springt en
loopt en zwemt en werpt en schiet maar door. En dus zwijgen ook de anonieme
stemmen in het grote Bozemensenbos niet meer. Als schuimbekken ooit een
Olympische sport zou worden, halen we goud, zilver en brons in alle
disciplines. Oók in de estafette: de 4 x 140 tekens.