‘Er staat
een primeur in deze krant’, zo vat Bart Eeckhout een lang uitgevallen
editoriaal in De Morgen aan. ‘Voor
het eerst publiceren we vandaag een uitvoerig interview met Filip Dewinter,
leidend politicus van de extreem-rechtse partij Vlaams Belang’.

A ja, en
dan?, was mijn eerste reflex. Dat heb ik wel vaker. Ik ben van nature een ‘Et
alors?’-type. Maar goed, ik bladerde toch maar door naar pagina 12, waar de
heer Dewinter op een drie kolommen grote foto enigszins bedenkelijk net naast
de lens kijkt, alsof de fotograaf hem dat zo gevraagd heeft. Op de pagina
ernaast een kleinere foto met een gesticulerende Vlaams Belangpoliticus en een
ietwat stuurs kijkende Joël De Ceulaer, de interviewer met dienst, beiden
gezeten in een soort nepantieken salon, maar laten we het hier vooral niet
over de gustibus en zo hebben.

Mijn ‘En
dan?’ heeft vooral te maken met het groots uitpakken. Waarom? En: waarom nù?
Een kwarteeuw geleden was de Vlaams Blokker nog een curiosum, op weg naar een
eclatant verkiezingssucces, waarvoor prompt de term ‘Zwarte Zondag’ zou bedacht
worden, maar dat wisten we in al onze hooghartige naïviteit nog niet. Het Blok,
dat waren toch die neonazi’s en fascisten, die we vooral moesten doodzwijgen?
Viel dat even tegen, zeg! Zwarte Zondag was dan nog maar een lichtgrijze
variant op de verkiezingszondagen die de daaropvolgende vijftien jaar zouden
volgen, tot het Vlaams-nationalistisch discours opnieuw werd opgeëist door de
Volksunie, zij het in een nieuwe verpakking, in feller geel en zwart.

Achteraf
bekeken is altijd makkelijk praten, maar eigenlijk hadden we toen meer nood aan
een lang interview met de bezemveger met de bokshandschoen dan nu. Als je dat
wil, kun je nu overal lezen wat de Brugse inwijkeling in Antwerpen en zijn
kornuiten nastreven. Ja, zelfs in De
Morgen
, waar elke extreem-rechtse scheet aan bod komt. Niet in
interviewvorm, maar in de vorm van redactionele bijdragen over de standpunten
van Vlaams Belang. Zelden op de voorpagina, maar ook niet weggemoffeld in een
klein hoekje op pagina veertien of daaromtrent.

Het cordon sanitaire werd nooit opgeheven,
net zomin als het cordon médiatique,
maar de ideeën van wijlen Vlaams Blok werden geheel of gedeeltelijk
overgenomen, anders verpakt en soms voor een stuk in de praktijk uitgevoerd,
terwijl de media de opnameapparatuur niet meer in een Pavloviaanse reflex afzetten als iemand van VB iets
roept, wel integendeel, elke scheet valt tegenwoordig in alle geuren en kleuren
te bewonderen. En dat is normaal. Ik heb er niets op tegen om alle deelnemers aan
het politieke spectrum aan bod te laten komen. Dat heet onpartijdig zijn. Zo
objectief mogelijk berichtgeven. Maar wel altijd: kritisch blijven,
afstandelijk, de juiste vragen stellen, ook al hoort de geïnterviewde die niet
graag.

In
onverdachte tijden, 1995 om precies te zijn, vatte ik de idee op om in de
aanloop naar de parlementsverkiezingen twaalf kopstukken uit de Vlaamse
politiek te interviewen voor het boek Hoogvliegers
in de Wetstraat
, een titel die de uitgever bedacht in volle Agustacrisis.
Moest ik ook iemand van het Blok aan het woord laten? Na toch wel zeker
zevenentwintig seconden piekeren, had ik mezelf al overtuigd: ja, dat moest! En
dus maakte ik een afspraak met Karel Dillen, de toenmalige voorzitter voor het
leven van VB. Of ik het er als reporter goed vanaf gebracht heb, kunt u met een
beetje geluk ontdekken in de ramsj, tenzij u een van de 772 kopers was,
waarvoor mijn oprechte dank met terugwerkende kracht. Ik ben ervan overtuigd
dat ik niet medeplichtig was aan het succes van het Blok in de daaropvolgende verkiezingen.
Maar doodzwijgen was voor mij niet aan de orde. Dan maak je er een verboden en
juist daardoor nog veel aanlokkelijker vrucht van.

Hier past
ook een reductio ad Hitlerum: stel
dat het nu 1944 is, maar dan wel met sociale en andere media, en je zou de kans
hebben om de Führer te interviewen, moet je dat dan doen? Ik vind van wel. Zeer
goed voorbereid, zonder angst voor represailles, onmiddellijk onderbrekend
wanneer hij een racistische dooddoener poneert. (Ik heb niet voor niets twee
jaar privé-les gehad van Maurice De Wilde, eenzaam en alleen dat ik was in mijn
studierichting.) Een cordon médiatique
werkt alleen maar contraproductief, het is zeer naïef om te veronderstellen dat
je daardoor potentiële kiezers weghoudt bij dat soort figuren. Het is een
dédain dat je wel vaker tegenkomt in journalistieke kringen. Journalisten
willen al te vaak Mitspieler zijn,
terwijl ze uiteindelijk toch maar langs de zijlijn staan.

Alleen
vraag ik mij dus nogmaals af: waarom, De
Morgen
? En vooral: waarom nù? Als een interview met zoveel poeha wordt
aangekondigd, dan verwacht ik minstens dat Dewinter zich verontschuldigt voor
meer dan een kwarteeuw ranzige standpunten. Dat hij de islam omarmt of pleit
voor ongeziene tolerantie bij de Vlaming. Dat hij het 70-puntenplan afzweert.
Of het tegendeel: dat hij nog een tandje bijsteekt in zijn retoriek en oproept
tot geweld tegen elke vreemdeling, ik
roep maar wat. Niets van dat alles. Ik heb niets geleerd uit dit interview.
Alles is al gezegd geweest, in andere interviews in andere tijden in andere omstandigheden
in andere media.

Een
interview met de 33-jarige Filip Dewinter had me doen huiveren, maar zou me mogelijk
ook iets geleerd hebben over zijn beweegredenen en zijn toekomstige plannen.
Een interview met de 53-jarige Filip Dewinter had ik vooraf al zelf letter per
letter kunnen uitschrijven, zo voorspelbaar is het. Ik vind dat jammer.