Eén op de drie Belgen kampt met depressieve
gevoelens, gaande van zich niet helemaal goed in zijn/haar vel voelen tot en
met een kanjer van een depressie. Bij vrouwen loopt dat zelfs op tot meer dan
40 procent. Het staat vandaag uitvoerig beschreven in alle kranten. We slikken medicatie om onze gevoelens van onzekerheid, onrust en
angst te onderdrukken dat het een lieve lust is. Nochtans – o paradox – hebben
we nooit langer geleefd dan vandaag. Zelfs ernstige ziekten kunnen we
tegenwoordig enigszins onder bedwang houden, waardoor de leefbaarheid van ons
leven vergroot.

Hoe komt dit? Ik geloof echt niet dat de
huidige bewoners van het hompje zand op deze aardkloot dat België werd gedoopt
meer redenen tot angst hebben dan vroeger. Als ik kijk naar de generatie van
mijn grootouders, die piepjong waren tijdens de Eerste- en volwassen met
opgroeiende kinderen tijdens de Tweede Wereldoorlog, dan hadden die veel meer
reden tot onvrede met hun schamele bestaan dan wij, die al meer dan een halve
eeuw in vrede leven. Als ik kijk naar de generatie van mijn ouders, die
piepjong waren tijdens de Tweede Wereldoorlog en achteraf geconfronteerd werden
met Korea, Vietnam, de Bay of Pigs, terreuraanslagen all over the place en Koude Oorlog, dan hadden die echt wel meer
kopzorgen dan wij, met ons internet, onze mail, onze gsm’s en andere
blingbling. Als ik kijk naar mijn eigen generatie, de vijftigers, die piepjong
waren tijdens de Vietnamoorlog en die afstudeerden in de verschrikkelijke jaren
tachtig (geen werk, geen respect voor de jeugd, geen vooruitzichten), dan
hadden wij het veel moeilijker dan de huidige tieners, twintigers en dertigers.

En toch: angst. Schrik. Bang zijn om iets te
verliezen, in de eerste plaats: jezelf. Ik zoek naar verklaringen en kom alleen
maar uit bij een op het eerste gezicht misschien iets te simplistische
stelling: we voeden onze angst zelf. Franklin D. Roosevelt, de grootste
president die de Verenigde Staten ooit hebben gekend, zei bij zijn aantreden in
1933, in volle economische crisis die zo erg en zo fundamenteel was dat mijn
persoonlijke besognes uit de jaren tachtig in vergelijking ermee klein bier
waren: “The only thing we have to fear is fear itself”.

Vandaag staat er geen Roosevelt meer op, die
tegen de tijdsgeest in roept dat we vooruit moeten denken, dapper zijn, ons
best doen om zware en zwarte tijden te overwinnen. We zijn oneindig veel rijker
dan onze voorouders en toch voelen we ons arm en verwaarloosd. De Peter
Adriaenssens in mij schreeuwt: “Het ligt aan de computers en de sociale
media, neem die tablets af en niet alleen van de kinderen!” De Frank Van
Laeken in mij (die nog altijd een meerderheid van mijn aandelen bezit) zegt:
“We moeten verantwoord leren omgaan met al die verworvenheden van de
moderne tijden.” Gsm, sms, mail, internet, smartphone, Facebook, etcetera:
geweldig dat ze er zijn, maar ze moeten tot onze dienst staan, niet omgekeerd.

We zijn behept met ideaalbeelden, die we
vervolgens zelf versterken, waardoor ze geen ideaal meer zijn, maar een
onbereikbare staat van genade die wij, simpele zielen, nooit ofte nimmer zullen bereiken. Op Facebook lezen we over geslaagde huwelijken,
prille maar veelbelovend ogende relaties, kinderen die in peis en vree
opgroeien en die het zonder uitzondering allemaal fantastisch doen op school, sympathieke
huisdieren, geslaagde vermageringskuren, de ene na de andere promotie op het
werk, en we nemen dat klakkeloos voor waar aan. En we vragen ons af: waarom is die
verre vriend zo succesvol en ik niet? De schrik slaat ons om het hart, we zijn een depressie nabij. “Waarom zij wel en ik niet?” Wat we ons niet meer afvragen: is het wel
waar wat die kennis schrijft of verbergt hij of zij met die positivo-berichtjes geen
andere gebreken of tekorten?

De traditionele media haken gretig in op onze
fascinatie voor idealen en onze angst om die niet te bereiken. In de jaren
zeventig pleegden terroristische organisaties als Zwarte September en de
Baader-Meinhoff-groep de ene na de andere moorddadige aanslag, maar toch leidde
dat niet tot massahysterie zoals dat nu bij IS wel het geval is. De terroristen
staan voor de deur, denken we, een beeld dat sinds 9/11 flink versterkt werd,
terwijl de kans dat we in de handen vallen van terroristen, religieuze
krankzinnigen of psychopaten oneindig veel kleiner is dan dat we morgen in
elkaar zakken aan de gevolgen van één of andere moderne ziekte, dat ons hart
het begeeft of dat we – die ene keer dat er geen file is onderweg –
verongelukken.

We moeten af van die ideaalbeelden die we zelf
via de moderne media die ons ter beschikking staan (en die we tot een jaar of twintig
geleden niet hadden) blijven verspreiden. We moeten ophouden om te blijven
hameren op een perfecte wereld, het perfecte gezinnetje, de perfecte kids, de perfecte vriendenkring: stop
met dromen, ze bestaan niet, je kan er alleen zo hard mogelijk naar streven en
dan nog. We moeten weer leren alles in perspectief te plaatsen: neen, niet door
te verwijzen naar het begin van de Eerste Wereldoorlog om te benadrukken hoe
goed we het honderd jaar later wel hebben, meneer Bourgeois, maar door de
realiteit weer een plaats te geven in ons leven. Reality check: vroeger was het niet beter, morgen zal het ook niet
beter worden. ‘Beter’ is een begrip dat we zelf moeten definiëren, ieder voor
zich, elk in zijn eigen tijdsgewricht. De Phil Bosmans in mij bedenkt: “Beter is al goed genoeg!”
Geluksgoeroes zijn graag geziene gasten in tv-programma’s om hun ideale pad naar zelfverwezenlijking uit te tekenen en terloops (maar dat is uiteraard bijzaak) een flinke zakcent bij te verdienen met hun gejatte welzijnskreten. Hopla, nog meer angst, dat gaat ons nooit lukken! Doemgoeroes zijn eveneens niet weg te slaan uit de dagelijkse berichtgeving, zij voorspellen het einde. Lap, weer wat angst erbij, omdat we verdoemd zijn.

We zien het leven als een 100 meter-spurt,
waarin elke beweging juist moet zitten: snel uit de startblokken, zo vlug mogelijk
op maximumsnelheid komen, met rasse schreden en de borst vooruit richting
finish. Alles moet ‘Nu! Nu! Nu!’ gebeuren, morgen is nog heel ver weg, we
hebben het druk-druk-druk. Het leven is echter géén sprint, het is een
marathon. We moeten met onze ellebogen wringen om vooraan te staan bij de
start, we zullen onvermijdelijk tegen anderen opbotsen, het zal moeilijk zijn
om ons tempo vol te houden, het risico op struikelen is permanent aanwezig, misschien krijgen we wel een inzinking of
overbruggen we de volle 42 kilometer en 195 meter niet. So what? That’s life!

Het enige wat we écht moeten vrezen is
inderdaad de angst zelf, want die vreet onze ziel op en zonder ziel zijn we
toch maar zielige, pathetische wezens.