Bekentenis: ik hou wel van de rechttoe rechtaanstijl van
communiceren van Karel De Gucht. De man is even vakbekwaam als arrogant en
aangezien hij in mijn ogen héél vakbekwaam is, tja, vult u zelf maar aan. Als
presentator van de verkiezingsprogramma’s op TV Oost heb ik hem een paar keer
live mogen interviewen in de studio. Je moet bijzonder alert zijn, op zulke
momenten. Gelukkig laat ik me niet snel intimideren door naam, prestige of cv,
maar ik kan me voorstellen dat collega-journalisten wel eens onder de indruk zijn van zijn
verschijning. Kleine man, groot aura.
Hij bleef, zelfs na een verkiezingsoverwinning in zijn eigen
Berlare, afstandelijk en extreem op zijn hoede, wierp er af en toe een cynische
uitsmijter achteraan, maar dat kon ik wel appreciëren. Het houdt je wakker.
Politici mogen gerust wat kribbig zijn tegenover een journalist. Tindemans,
Tobback en Dehaene hadden dat ook, Verhofstadt heeft dat nog altijd en De Wever
heeft van kribbig en sarcastisch zijn een persoonlijke stijl gemaakt.
Na zijn passage van gisteravond in Terzake vrees ik echter dat het over en uit is met de politieke
carrière van De Gucht. In de studio van de VRT zat hij tegenover Annelies Beck,
een interviewster die zich ook niet laat afschrikken door reputaties en dure
titels op visitekaartjes. Het werd dus een gesprek op het scherp van de snee.
Spannend, is een passend adjectief. Maar ook: schrijnend. En: pijnlijk.
De Gucht was gretig ingegaan op een uitnodiging om een
wederwoord te bieden op wat er die dag zelf en de dagen voordien in De Tijd had gestaan, over zijn
correspondentie met een BBI-topman, met name over de vertrouwelijkheid daarvan
en de reactie die hij al dan niet gekregen had op zijn brieven, die telkens netjes
werden afgesloten met ‘Met meest voorname gevoelens’.
In plaats van zijn visie te geven of eventuele fouten uit de
zakenkrant recht te zetten, heeft de Eurocommissaris een schoolvoorbeeld
gegeven van foute crisiscommunicatie. Hij antwoordde niet op pertinente vragen,
dacht dat het gesprek zou gaan over de inhoud van zijn dispuut met BBI-man
Karel Anthonissen (waar hij overigens ook niets over wenste te zeggen) en werd
naarmate het gesprek vorderde steeds kwader. Er vielen ongemakkelijke stiltes,
vragen werden herhaald, de presentatrice probeerde het gesprek telkens weer op
gang te trekken, de studiogast voerde het aantal decibel onnodig op. Boeiende
televisie, daar niet van, één van de topmomenten van het nog jonge jaar 2014
zelfs. Maar o zo pijnlijk. Een afgang, voor hem, zeker niet voor haar. Want op het eind was de zaak alleen maar erger geworden.
Hoewel hij pas zestig is geworden, wat tegenwoordig nog lang
niet gelijk staat aan ‘bejaard’ of ‘passé’, bewees Karel De Gucht vooral dat
hij een politicus van een vorige generatie is, uit een tijd dat er nog wel wat
kon geregeld worden in de verzuilde en gepolitiseerde pers, met traditionele
partijen die allemaal ruim boven de twintig procent scoorden. Hij vergat even
dat perceptie vandaag realiteit is geworden, hoe jammerlijk dat verder ook moge
zijn. Hij had niet door dat hij in de studio zat om het te hebben over
machtsmisbruik en intimidatie, niet om zijn vete met die ene BBI-kwelduivel uit
te vechten. Hij was de verkeerde man op de verkeerde plaats. Een miscast. En in plaats van in alle
discretie deze onverkwikkelijke zaak te laten behandelen, ver weg van de media
(hoe moeilijk dat vandaag de dag ook moge zijn), ging hij een straatgevecht
aan, waardoor de minister van Staat minutenlang een minister van Straat werd.
De man die een paar jaar geleden de N-VA’ers omschreef als ‘caractériels’ kwam
hier zelf naar voren als een onverbeterlijke caractériel.
Zó jammer. Een onuitwisbare smet op het blazoen van iemand
die inhoudelijk sterk bezig was als Eurocommissaris voor Handel en die
misschien wel, omwille van zijn intrinsieke kwaliteiten, na de verkiezingen zou
heropgevist worden in dezelfde of een andere topfunctie binnen de Europese
Commissie.
Tijdens het gesprek in Terzake
liet De Gucht ook even vallen dat één van de weinige voordelen van een minister
van Staat is dat die een staatsbegrafenis krijgt. Hij heeft dinsdagavond voor
een paar honderdduizend kijkers zijn eigen begrafenis geregeld. Met ons
belastinggeld. Op 26 mei.
***
Het blijft me verbazen dat vele intelligente Vlamingen zich
blijven verbazen over de hardheid van sommige N-VA-standpunten. Gisteren ging
het dan over de aanpak van de criminaliteit, waarbij de Nieuw-Vlaamse Alliantie
effectieve uitvoering van straffen eist. Geen enkelbanden, geen snelle
rehabilitatie. Dat en de roep om een nóg striktere aanpak van de ‘migratiestromen’, sluiten volgens vele
waarnemers aan bij wat Vlaams Belang al vele jaren roept.
Ik schreef al eerder op deze plek dat deze verkiezingen voor
N-VA meer dan voor welke andere partij ‘de moeder aller verkiezingen’ moeten worden. Het is nu of nooit voor de Vlaams-nationalisten, er komt geen
herkansing, want over vier of vijf jaar zou de populariteit wel eens flink
gedaald kunnen zijn. Zo gaat dat met hypes.
Dat verklaart de nogal omfloerste stellingnamen over
separatisme (die nu, al dan niet tijdelijk, vertaald worden als ‘confederalisme’, wat dat verder ook moge
betekenen), het openlijk en wederzijds flirten met werkgeversorganisaties, het
propageren van een neo-liberaal beleid en het pleiten voor een harde aanpak van
criminelen en illegalen. N-VA wil zo weinig mogelijk potentiële kiezers tegen
het hoofd stoten. Er is nog een wingewest voor hen bij de gematigde vleugel van
Vlaams Belang, de donkerblauwe Open VLD’ers, de rechtse CD&V-ers en de
realistische LDD’ers (die beseffen dat hun lied is uitgezongen). Die spreidstand zal duren tot wanneer de kiesbureaus
sluiten op 25 mei. Die dertig procent móet er koste wat kost komen, liefst zelfs een pak meer.
Wees daar vooral niet verbaasd over.