U heeft het misschien wel gehoord, die diepe zucht die ik
zondagnamiddag rond tien voor vijf slaakte. Neen? Ik moet nochtans de 100
decibel benaderd hebben. Het was die ‘Wat een geweldige koers!’ die quasi
unisono uit het klavier van enkele tientallen Twitterconnecties denderde, die
me even te veel werd. Dát, en dat dagenlange gezeur over ‘Vlaanderens Mooiste’,
de ‘Clásico’ onder de wielerwedstrijden.
Want wat hadden alle tv-kijkers de vier uur voordien mogen aanschouwen:
een vrouw van 65 die roerloos op het asfalt lag na een harde botsing met de
zelf al evenmin heel beweeglijke Johan Vansummeren, valpartij na tuimelperte na
onzachte kennismaking met het asfalt, weinig animo in de kop van de wedstrijd
tot alles zo’n dertig kilometer van het einde eindelijk losbarstte.
Iemand ligt zwaargewond in het ziekenhuis te vechten voor
haar leven, rennersarmen en -benen die er meer blauw dan vleeskleurig uitzien,
favorieten die hun inspanningen doseren: geweldige koers? Ik dacht het niet.
Nostalgie is leven in het verleden. Ja, ik vond de Ronde van
Vlaanderen tot drie jaar geleden interessanter, met de Muur op zestien
kilometer van het einde en de Bosberg als ultieme scherprechter iets verderop.
De aankomst op die spuuglelijke betonnen steenweg in Meerbeke nam je er dan maar voor
lief bij. Vandaag is de finale van de Ronde een criterium geworden, waarbij de
kerktoren werd vervangen door enkele heuvels die verschillende keren worden
beklommen om vooral de VIPs een plezier te doen. Niets saaier dan urenlang
wachten op de koers en de renners dan in een flits zien passeren. Dan maar
meerdere rondjes organiseren. Hoera, er is nog champagne! Kijk, daar, is dat
Tom Boonen niet? Allez Tommeke, kom
op hé man! Zijn er nog krabcocktails?
Ja, er waren vroeger ook saaie Rondes.
Wachten-wachten-wachten tot op de Vesten in Geraardsbergen, aan de voet van de
Muur, om dan alles op alles te zetten. Dat is niet nieuw. Maar het was
tenminste wel een wedstrijd over een parcours dat gewoon van A naar B liep of
van A naar B en over andere wegen dan tevoren weer naar A, zoals het hoort bij
een klassieker. Stel je voor dat ze in Parijs-Roubaix twee keer het Bos van
Wallers zouden moeten doorkruisen of het Carrefour de l’Arbre trotseren. Alleen in
minder prestigieuze wedstrijden, zoals de Amstel Gold Race, rijden de renners uit
pure parcoursarmoede meerdere keren over dezelfde hindernis. In Vlaanderen
hoeft dat niet. Bulten genoeg om er meer van te maken dan de Ronde van
Oudenaarde. Het blijft ontzettend jammer.
***
Columnist en gewezen wielrenner Thijs Zonneveld tweette het
gisteren al bij de tigste valpartij op de nochtans droge wegen: maximaal zes
renners per ploeg graag. Vandaag diepte hij zijn visie verder uit in zijn
column op Nusport: maximaal 120 deelnemers, renners mogen vooraf aangeven op
welke plekken ze het parcours te gevaarlijk vinden, geen oortjes meer, inhalen
op het fietspad of op het trottoir staat gelijk aan uitsluiting, boetes voor
opdringerige of baldadige toeschouwers, een Safety Car na een crash zoals in de
Formule 1, pijnstillers op de dopinglijst zetten, een rode kaart en twee weken schorsing
voor renners die anderen in gevaar brengen.
Slimme voorstellen, die dan nog eens komen van iemand die
zelf in het peloton heeft gezeten. Geen vervelende journalist of een kritische
stukjesschrijver zoals ik, maar een ervaringsdeskundige. Natuurlijk zullen zijn
woorden dode letter blijven. Hooguit wordt Tramadol verboden of worden de
moderne communicatiemiddelen aan banden gelegd, maar dat zullen de enige
toegevingen zijn in de vicieuze ‘Meer! Meer! Meer!’-attitude van organisatoren en
ploegleiders. Die valpartijen, ach, collateral
damage, zo lang de kassa maar rinkelt.
Onze wegen zijn niet meer geschikt om een grote massa
renners vlot en veilig te laten doorstromen. Rotondes, vluchtheuvels,
veiligheidspaaltjes (what’s in a name!),
je kan er niet meer omheen. Letterlijk, soms. Neem dan een peloton met een
kleine tweehonderd haantjes die allemaal de voorste willen zijn en die, als ze dat al
niet van nature waren, stevig opgejut worden door een ploegleider die ‘Go! Go!
Go!’ of ‘Jullie moeten vooraan zitten
aan de voet van de Kwaremont! Nú!!!’ in hun oren brult. Neem ook een parcours
dat selectiever en moeilijker wordt, waardoor renners de neiging hebben om hun grote
offensief nog wat uit te stellen, met als gevolg dat het peloton langer
samenblijft, wat dan weer leidt tot te veel renners samen op te smalle wegen.
Neem tenslotte de grotere commerciële druk die er op de frêle schouders van de
renners rust en je hebt een explosieve cocktail.
We hebben allemaal gezien tot wat dat leidt. (‘Geweldige
koers!’)
***
Ik geef toe, ik heb die beelden van de botsing van
Vansummeren en die vrouw van 65 opgezocht. Ik was duidelijk niet de enige
ramptoerist. Ik deed het vooral (les
excuses sont faites pour s’en servir!) om de ware toedracht te achterhalen.
In Het Journaal werd er nog gezegd
dat die vrouw de straat overstak. De realiteit was dat zij en nog een viertal
andere mensen op een vluchtheuvel in het midden van de straat hadden
plaatsgenomen, waar renners links en rechts tegen vijftig per uur voorbij
sjeesden. Tot Johan Vansummeren kwam.
Wat bezielden politie en koersofficials om die mensen
daar te laten staan, wetende dat renners wel eens vaker over een vluchtheuvel
wippen om een paar plaatsen op te schuiven? Wat bezielt mensen om, letterlijk, middenin
de koers te gaan staan? Niet alleen zie je zo nóg minder dan langs de kant van
de weg, het is ook razend gevaarlijk, zoals gebleken is.
Het mag allemaal wat ‘Minder! Minder! Minder!’ worden. Minder
deelnemers, minder kilometers, minder hindernissen onderweg. En dan nog dit: een
vrouw van 65 ‘bejaard’ noemen is er over. Ik wil over tien jaar niet ‘bejaard’
genoemd worden, neen, bedankt! ‘Bejaarden’ zijn de ‘allochtonen’ van het eigen
volk geworden, schaf dat woord dus gerust af.
***
Zaterdagavond was ik met getemperde verwachtingen naar de AB
in Brussel getrokken voor het concert van de bejaarde Rodriguez, ‘a solid 71’
zoals hij zichzelf noemde. Een in de vergetelheid geraakte songsmid uit de
jaren zestig en zeventig die veertig jaar later herontdekt werd via de
briljante documentaire Searching for
Sugar Man en die nu als ’the legend’ werd aangekondigd. Mythes en hypes
leveren zelden wat ze beloven. Recensies van recente Rodriguez-concerten waren
ook niet bepaald hoopgevend.
En inderdaad, die stem is niet meer wat ze ooit geweest is.
Rodriguez klonk als Dylan twintig jaar geleden, toen die nog enigszins
probeerde te zingen met die rasperige, nasale stem van ‘m. In de bluesy nummers
was dat best indrukwekkend, in zachtere passages als I Think Of You en Sugar Man
haalde hij de hoge noten niet meer, in rock ’n roll-covers als Lucille en Blue Suede Shoes was het zelfs op het randje van lachwekkend.
Toch was het een mooi concert, omdat Sixto Rodriguez bij
momenten diep ontroerde, soms stevig rockte, altijd oprecht klonk, nooit
pathetisch werd en zich liet omringen door bekwame muzikanten. Dit was geen Las
Vegas-achtige show, waarbij de zanger pas na drie nummers op het podium klimt
en nog voor de laatste noot is uitgestorven weer in zijn kleedkamer aan de
champagne zit te lurken.
De zanger schuifelde moeizaam naar zijn microfoon, geholpen
door kinderen en kleinkinderen, met onder anderen een dochter die ook twee
nummers had mogen kwelen als pre-voorprogramma, maar bleef daarna wel 75 minuten
rechtop staan. Moeizaam, maar hij deed het wel. Ik zie het mij niet doen op die
leeftijd. (Ik zie het mij nu al met moeite doen, trouwens.)
Dit was geen geval van ‘Het boek is beter dan de film’, maar
‘De documentaire is beter dan het concert’. Dat komt echter vooral omdat die
documentaire zo uniek is, niet omdat het concert zo abominabel was als sommige
recensenten ons willen doen geloven.
‘It was an honour. It was a pleasure. And it was a privilege’,
zei hij tot twee keer toe op het einde van het concert. Ook voor ons, Rodriguez, ook voor ons.
***
Laten we het concert van Rodriguez dus gerust een meevaller noemen.
‘Meevaller’: een woord dat ze in wielermiddens liever niet horen, want iemand
die ‘mee valt’ heeft er gelegen.