Door de wol geverfde journalisten als François Colin en
Frank Raes schreven het deze week al, te midden van de opgepompte pseudo-euforie rond
de uitverkiezing van de Gouden Schoen 2013: deze trofee stelt niets meer voor.
Er wordt veel over geschreven, dat wel, een maand van tevoren worden al driftig
pronostiekjes gepubliceerd, Jan en alleman heeft er een mening over
(uiteenlopend van behoorlijk gefundeerd tot leeghoofdig gezwets), een
commerciële zender breit er een dure show vol flauwe grappen en seksistische
randrubriekjes rond, iedereen in de Belgische voetbalwereld heeft heel even het
gevoel dat er iets belangrijks staat te gebeuren.
Quod non. Het is al ‘pomp and circumstance’. Al zou je ’t
met die verkiezingen van de mooiste voetbalWAG ook ‘pump and circumstance’
mogen noemen. Het is De Grote Leegte. Een zeepbel die uiteenspat nog voor ie
goed en wel het luchtruim heeft gevonden. Thorgan Hazard heeft ‘m gewonnen, de
schoen. En dan/et alors?
Er was een tijd dat de Gouden Schoen de beste Belgische
voetballer bekroonde. Bij de allereerste editie, in 1954, werd de eigenzinnige
sinjoor Rik Coppens bekroond voor zijn bijdrage tot eenieders vermaak, de
Beerschotsupporter voorop. Het reglement schreef toen nog voor dat je de Gouden
Schoen maar één keer in je carrière kon winnen, anders zou Coppens er
ongetwijfeld meerdere op zijn schouw hebben staan, zeg ik er als Beerschotfan
snel bij.
Na zes jaar werd het reglement al aangepast. Logisch ook:
als je de beste voetballer van het jaar bekroont, dan mag dat gerust een paar keer
na elkaar dezelfde speler zijn. Zo kwam het dat Paul Van Himst de Schoen in
1960 en 1961 won. En in 1965 en 1974. Van Himst is nog altijd recordhouder met vier stuks,
vóór Wilfried Van Moer en Jan Ceulemans, met elk drie.
Tot ver in de jaren tachtig werd er weinig poespas rond gemaakt.
Een hoge pief van organiserende krant Het
Laatste Nieuws belde de winnaar op, die mompelde vriendelijk wat geïmproviseerde dankwoordjes en kreeg bij de volgende thuiswedstrijd van zijn club de schoen en
een bos bloemen overhandigd. Meer moest dat niet zijn. Er zitten enkele hilarische en vooral heel slecht
geacteerde filmpjes van zulke telefoongesprekken in het VRT-archief. Zoals dat
van Jan Ceulemans, die in januari 1981 op het einde van een telefoongesprek hakkelend ‘Awel, ja, merci hé!’.
De ‘pomp and circumstance’ kwam er toen Carl Huybrechts
namens de BRT grootse shows ging opzetten, met geslaagde en minder geslaagde
candid camera-filmpjes, muzikale optredens van
internationale-artiesten-op-doortocht of lokale vedetten en een spanningsopbouw
van hier tot in De Panne en Tongeren. Toen de voetbalrechten van de Reyerslaan
naar de Medialaan verhuisden, ging de live-uitzending mee. En werden er
elementen aan toegevoegd, zoals een paar jaar geleden nog die ‘pump’, ook al
van klatergoud. Wat bleef: flauwe grappen, te veel testosteron, te veel diep
uitgesneden décolletés die de aandacht afleidden van de essentie: een mannetje
dat verdienstelijk had gepresteerd en dat daarvoor een welgemeende klop op de
schouder en een blinkend object ontving.
Halfweg de jaren zeventig werd er een nieuwe dimensie
toegevoegd aan het hele concept. Voortaan werd niet ‘de beste Belgische
voetballer’, maar ‘de beste voetballer in de Belgische competitie’ op het
ereschavot geplaatst. Johan Boskamp was de allereerste buitenlander die won
(1975), een jaar nadien gevolgd door Rob Rensenbrink. Maar het centrale gegeven
bleef: de beste man in de vaderlandse voetbalcompetitie kreeg de Schoen.
Tot een jaar of tien geleden. Het Bosman-arrest uit december
1995 had al wel één en ander veranderd, met name dat clubs meer dan drie
buitenlandse spelers mochten opstellen, maar in eerste instantie waren
Belgische voetballers niet zo gegeerd in het buitenland. Gevolg was echter wel
dat de betere buitenlanders niet meer in België kwamen spelen. Je kan het je
nauwelijks voorstellen maar in de jaren zeventig liepen hier voetballers rond
die wereldbekerfinales speelden: Arie Haan en Rob Rensenbrink. Nu komen alleen
jong grut, hasbeens of
tweede- en derderangsbuitenlanders nog naar hier om hun beroep op noppen uit te oefenen.
En intussen zijn ook de betere Belgen verdwenen. Wie heel
veel talent heeft wordt tegenwoordig vanaf zijn vijftiende opgeleid in
Frankrijk of Nederland, om op zijn twintigste in de Premier League, de Primera
División of de Bundesliga te gaan voetballen. Wie aardig wat talent heeft,
verkast pas op zijn achttiende naar lucratievere oorden. Wie in de Jupiler Pro
League blijft, kan de internationale top niet aan. Of wordt tijdelijk
uitgeleend om ervaring op te doen, zoals Thorgan Hazard, eigendom van Chelsea.
Timmy Simons is de laatste die zich nog echt ‘de beste Belgische
voetballer’ mag noemen die de Gouden Schoen ontving. In 2002 was dat. Daarna
ging de trofee naar jonge broekies die aan het begin van een carrière stonden, maar
op dat ogenblik nog niets bewezen hadden (Kompany, Defour, Witsel, Hazard), of
naar exoten die veel te licht wogen voor belangrijkere competities dan de onze (Dindane,
Conceiçao, Boussoufa twee keer, Jovanovic, Suárez, Mbokani).
De Gouden Schoen is al meer dan een decennium niet meer de
bekroning van de beste Belgische voetballer. Het is een ersatztrofee geworden. Op
een erelijst waar de illustere namen van Van Himst, Van Moer, Pfaff, Ceulemans,
Preud’homme, Van der Elst en Degryse prijken, hoort zo’n Thorgan Hazard niet
thuis. Dat is geen Gouden Schoen, maar een Gouden Kapoen. Een jongen die het
misschien kan gaan maken, als hij zich tenminste wat beter laat omringen en
niet te veel kapsones krijgt.
François Colin en Frank Raes pleiten er volkomen terecht
voor om de Gouden Schoen opnieuw uit te reiken aan de beste Belg en die speelt
per definitie in het buitenland. Als Kompany, Hazard, Courtois en tutti quanti
in aanmerking zouden worden genomen, zou het huidige podium
(Hazard-Lestienne-Proto, drie Franstaligen nota bene, kaakslag!) niet eens de
Top 20 halen. Meelopers. Subtoppers. Loopjongens voor de echte sterren.
Er resten twee mogelijkheden om de Gouden Schoen terug geloofwaardig
te laten worden: stop ermee of verander het reglement.