Je moet al een onverbeterlijke cynicus of zelf een
wreedaardige dictator zijn om onbewogen te blijven bij de hallucinante beelden
die ons deze week bereikten uit een voorstad van de Syrische hoofdstad
Damascus. Een aanval met zenuwgas maakte er honderden slachtoffers. We zagen
schuimbekkende en stuiptrekkende mannen, vrouwen en kinderen – véél kinderen –
die een pijnlijke doodsstrijd uitvochten. We zagen de onnoemelijke wreedheid
van de barbaarse leider die Bashar al-Assad is. En we zagen de reactie van de internationale
gemeenschap, of beter: we zagen die niet.
Het bleef bij een flauwe waarschuwing en een dringende vraag om onafhankelijke
onderzoekers toe te laten in de getroffen wijken, terwijl heel wat westerlingen schreeuwden om vergelding, om het bewapenen van de rebellen, om het helpen
omverwerpen van het ziekelijke Assad-regime. Heel wat politici roepen daar trouwens al vele maanden om.

Maar wacht eens even.

De beelden die ons bereikten waren afkomstig van de
opstandelingen. De overheid ontkent de feiten. Sterker nog: de overheid beweert
dat de rebellen zelf het zenuwgas hebben gebruikt om Assad in een kwaad
daglicht te stellen. Deskundigen zeggen intussen dat de beelden écht zijn en
dat er wel degelijk sprake is van typische symptomen na het inademen van
zenuwgas. Zo cynisch zijn we nu ook weer niet, dat we zouden durven denken dat
het om een geacteerd propagandafilmpje gaat. Dit zijn geen acteurs: het zijn
slachtoffers.

Toch twijfelen we nog enigszins. Daar is een reden voor. Die
reden is de naam van een Roemeense stad met negen letters: Timisoara. Een stad
met driehonderdduizend inwoners die in 1989 aan de basis stond van de opstand
tegen het verderfelijke regime van Nicolae Ceausescu, het zelfbenoemde ‘Genie
van de Karpaten’. Dat paste toen in de val van de communistische regimes in de
Sovjet Unie en de andere landen van het Oostblok. Het westen juichte
om de volksopstand en het van de macht verdrijven van Ceausescu en tekende
nauwelijks verzet aan toen de Conducǎtor na een schertsproces ter dood
veroordeeld en onmiddellijk geëxecuteerd werd. De stalinist voor het
Internationaal Gerechtshof van Den Haag slepen was minder belangrijk dan het
omverwerpen van het communisme.

Terug naar Timisoara. In die stad doken in december 1989
huiveringwekkende beelden op van een massagraf met meer dan vierduizend lijken,
waarvan de meesten duidelijke tekenen van foltering vertoonden. Er waren nog
geen sociale media, geen YouTube, geen instant nieuwsgaring, de beelden kwamen
nog met één of meerdere dagen vertraging tot bij ons. Maar de verontwaardiging was er
niet minder om. Het leken wel joodse massagraven uit de Tweede Wereldoorlog.
Die beeldvorming droeg ertoe bij dat het westen niet al te hevig protesteerde
tegen de snelle executie van het echtpaar Ceausescu.

Achteraf kwam men tot de ontdekking dat alles in scène was
gezet. De lijken waren opgegraven van het armenkerkhof van Timisoara, een paar
kilometer verderop, en werden dan in een gigantisch open graf gedumpt. In
werkelijkheid vielen er ‘slechts’ zeventig slachtoffers in de stad, geen
vierduizend. Nog altijd zeventig te veel, maar er bleek geen sprake van
massamoord door het regime uit Boekarest.

Wie oud genoeg is om Timisoara toen bewust te hebben gezien
– van de aanvankelijke gruwel tot de latere ergernis over de manipulatie – kan
nu niet anders dan aarzelen. Dat is geen gebrek aan inlevingsvermogen, maar
gerede twijfel.

***

Syrisch en cynisch: het is maar een verschil van twee
letters. De huidige reactie van de internationale gemeenschap, de Verenigde
Naties voorop, zou je als uitermate cynisch kunnen beschouwen. Laat de Syriërs
het maar onder elkaar uitvechten! Ik verdenk de leden van de VN niet direct van
cynisme – toch niet allemaal! – maar ze zijn uitermate machteloos en hopeloos
verdeeld. Rusland en China steunen Assad, in de eerste plaats omdat hij een
handelspartner is. Maar vooral ook omdat ze hem kennen, in tegenstelling tot
het eventuele alternatief.

Zoals we nu nog dagelijks in Egypte zien, lijkt het voor de
hand te liggen om een oude dictator (Moebarak) af te zetten, maar als het
alternatief een democratisch verkozen machtspotentaat is die prompt de
scheiding van kerk en staat op de helling zet (Morsi), dan vinden we het al
snel goed dat de prille democratie op haar beurt opzij wordt gezet voor een
ingreep van het leger (Al-Sisi). De Egyptische samenleving staat daardoor wel helemaal terug bij af.

In Syrië wordt de opstand geleid door een heterogene groep,
maar hoe langer hoe meer wordt die gevoed door jihadisme. Al Qaeda strijdt mee
tegen Assad. Dus: als je morgen Assad helpt liquideren, is de kans heel reëel
dat je opnieuw naar Egyptische of zelfs Afghaanse en Irakese toestanden gaat.
Je verdrijft een onmenselijke dictator en installeert in de plaats een tijdelijke bondgenoot die zich zo snel als dat maar enigszins kan tegen je zal richten.
Het gebeurde met Saddam Hoessein in Irak (tijdens de Golfoorlog tussen Iran en
Irak van 1980 tot 1988 kreeg die Amerikaanse steun, omdat het Iran van de
ayatollahs de westerse vijand was), de Taliban in Afghanistan (tijdens de
Russische invasie in de jaren tachtig deden de Verenigde Staten er alles aan om
het verzet te steunen) en Osama Bin Laden (die destijds een verzetsgroep leidde
in Afghanistan). Stuk voor stuk monstertjes die zich achteraf tegen de Amerikaanse
dokter Frankenstein gingen richten, met het gekende gevolg.

De stoere taal van de Amerikaanse president Obama, exact een
jaar geleden, dat het gebruik van zenuwgas een keerpunt zou betekenen en een
westerse ingreep in Syrië rechtvaardigen, klonk toen luid en helder, maar werd
nu niet meer herhaald. De verklaring is simpel en dit keer wél cynisch: a) de
Amerikanen willen de Russen en de Chinezen niet provoceren, b) er valt in Syrië niets te winnen voor Amerika, en, vooral, c) Assad is
een gevaarlijke gek die ze kénnen. Dat is altijd veiliger dan een onbekende en
wellichte even gevaarlijke gek aan de macht brengen. Dat heet Realpolitik. Je
kunt dat laf noemen, of schuldig verzuim tegenover de gewone man in de straat
in Syrië. Maar in een burgeroorlog die al twee jaar aan de gang is, grijp je
niet zomaar in zonder risico’s. En de tijd dat Amerika nog de politieman van de wereld was, ligt ook alweer enkele jaren achter ons.

***

Wat de internationale gemeenschap wel moet afdwingen is een
onafhankelijk onderzoek naar de omstandigheden van de gifaanval. Als Moskou van
oordeel is dat er niets aan de hand is, dan kan zulk onderzoek geen kwaad, neen
toch? En we moeten maximaal blijven inzetten op humanitaire hulp, het evacueren
van burgers, het opvangen van slachtoffers, het creëren van veilige (en
leefbare) zones in het land. Blauwhelmen sturen, daar kunnen Russen en Chinezen
toch niet tegen zijn, tenzij ze elk greintje menselijkheid verloren hebben? Niet
dat blauwhelmen een soort toverformule meebrengen, dat zagen we halfweg de
jaren negentig tijdens de Joegoslavische burgeroorlog. En je moet er altijd rekening
mee houden dat er landgenoten in body
bags
terugkeren. Het Vietnamtrauma zindert nog na in de Verenigde Staten.

Er bestaat geen ‘schone’ oplossing voor een burgeroorlog. De
rebellen bewapenen acht ik in elk geval veel te roekeloos, want voor je het
weet help je een nieuwe Saddam Hoessein of Osama Bin Laden in het zadel en
versterk je de jihadistische krachten. Langs de kant blijven staan en hooguit
wat verontwaardigde kreten slaken is dan weer het andere uiterste. Tegen beter
weten in moeten we dan maar hopen dat de Verenigde Naties toch eens krachtig
optreden, min of meer uit één mond praten, strenge eisen stellen (en afdwingen)
en zo maximaal mogelijk humanitaire hulp bieden.

‘Oog om oog en de wereld wordt uiteindelijk blind’, zei
Mahatma Gandhi, de ultieme vredesactivist, ooit. ‘De eerste dode in elke oorlog
is het gezonde verstand’, wist de Nederlandse schrijver A. den Doolaard. Het
gezond verstand is in Syrië al een poos verdwenen. We zitten al sinds het begin
van het conflict op het niveau van militaristische slogans, zoals die ene van
generaal Patton: ‘Het doel van de oorlog is niet te sterven voor het vaderland,
maar te zorgen dat de vijand voor het zijne sterft’. Daarmee zitten we het
cynisme al ver voorbij.