Als er mij iets irriteert aan de hoofddoek is het dat lidwoord ervoor. Het is HET hoofd en HET doek, en toch is het ook DE hoofddoek. Kijk, als we de taal logischer willen maken, kunnen we daarmee beginnen. Schaf dat gewoon af. Ik bedoel het lidwoord ‘de’, niet de hoofddoek zelf. Nog niet zo heel lang geleden dacht ik daar lichtjes anders over — niet over dat lidwoord maar over de hoofddoek. Onderdrukking van de moslimvrouw, daar moesten wij, verlichte geesten van West-Europa, tegen reageren, nietwaar? Tot ik moslima’s ontmoette die geheel en al uit vrije wil een hoofddoek dragen. Uit religieuze overtuiging. En misschien ook wel een beetje uit balorigheid, om zich af te zetten tegen de groeiende islamhaat in het Westen. Niet alles wat je ziet, kan onmiddellijk en eenduidig verklaard worden. Een les in bescheidenheid was het, maar je moet er wel voor openstaan. Je moet durven toegeven dat je initieel fout zat. Moeilijk, maar het kan.
De federale staatssecretaris voor Gelijke Kansen, Gendergelijkheid en Diversiteit, Sarah Schlitz (Ecolo), wilde deze week een vrouw met hoofddoek, Ihsane Haouach, aanstellen tot regeringscommissaris. Bij Vlaams Belang en N-VA stonden ze meteen op hun achterste poten, Theo Francken, koppelteken tussen beide partijen, voorop. Maar ook Georges-Louis Bouchez is vierkant tegen. Een liberaal, nota bene. Sire, er zijn geen liberalen meer, het zijn glibberalen geworden. Opportunistisch, populistisch, simplistisch. Want het ging uiteraard niet om de bekwaamheid van mevrouw Haouach, die al voldoende bewezen werd, wel over hoe ze eruitziet. Als een — komt-ie! — moslima. En dat stoot (extreem)rechts Vlaanderen tegen de borst en dus ook een rechtse Waalse glibberaal. Onbegrijpelijk. Incroyable. En dat op het departement Gelijke Kansen, Gendergelijkheid en Diversiteit. (Ik weet het, ik noteer dit als argument pro Haouach, terwijl de tegenstanders van een hoofddoek op de publieke werkvloer hetzelfde argument hanteren contra Haouach.)
Meer dan negen jaar geleden al schreef ik een blogpost over neutraliteit, want daar gaat het hier zogezegd om, waarin ik ‘neutraliteit’ op dezelfde lijn plaatste met het journalistieke principe ‘objectiviteit’: “Het is een utopisch gegeven en wordt daardoor een containerbegrip. Onbruikbaar. Zoals volstrekte objectiviteit niet bestaat, zo bestaat volstrekte neutraliteit niet. Wat voor de ene kan, zal de andere tegen de borst stuiten, en vice versa.”
Het begint bij het verbieden van de hoofddoek, maar waar eindigt het? Burgemeester De Wever wilde begin 2013 niet dat homo’s hun geaardheid beklemtoonden door een regenboog-T-shirt te dragen aan een Antwerps loket, dat was destijds voor mij de reden om daar een stukje over te plegen. Maar wat dan met de foto’s van het koninklijk echtpaar tegen de muur? Republikeinen vinden dat niet prettig. Wat met de kleur rood, als je voor een voetbalploeg supportert die in het paars speelt? Wat met een kruisbeeld, als je niet gelovig bent? Geloof me, het houdt niet op, neutraliteit is onbereikbaar. In tegenstelling tot bijvoorbeeld perfectie is het ook niet iets waar je per se moet naar streven, want perfectie is het hoogste goed, terwijl neutraliteit kleur-, geur- en smaakloos is. Het is grijs, de saaist denkbare kleur. Het enige waar je moet op letten, is het gedrag van de persoon die die uiterlijke tekens draagt. Gewoon zien of hij of zij of hen de job goed doet, meer is het niet, of zou het niet mogen zijn.
Weet u wat het ook is? Een probleem van de mannen. De meeste kritiek tegen de hoofddoek komt uit de mond van mannen. Heel wat mannen aanvaarden nog altijd niet dat vrouwen zich in het openbaar willen uiten. Dat druist in tegen onze patriarchale aard, onze vooroordelen, onze ingepeperde rol van beschermheren in de samenleving. Daar moeten we dringend iets aan doen, wij mannen. (Ik schrijf ‘ons’ en ‘wij’, maar ik meen te mogen stellen dat ik in deze kwestie emancipatorisch verder sta dan de meeste van mijn ‘collega’s’.)
***
Europa schiet nu met geluidskanonnen om vluchtelingen af te schrikken. Ik weet niet of dat op de tonen van Get back van The Beatles gebeurt (“Get back to where you once belonged”), zulk cynisme zou me niet eens verbazen. Ziekelijk en onmenselijk is het alleszins. Net zoals het ideetje van de Deense regering om asielaanvragen in een ander land te behandelen, zodat die asielzoekers met hun vuile voeten en hun stinkende adem tenminste niet in Denemarken belanden. Wordt het asiel goedgekeurd, dan moeten die mensen maar in dat ene land achterblijven, zodat de Denen er geen hinder van ondervinden, zo vat ik het even samen. De helft van de term ‘asielrecht’ bestaat uit het woord ‘recht’. Asiel aanvragen is een recht. Een asielaanvraag behandelen is een plicht. Asiel toestaan op basis van een onderzochte aanvraag is dan weer een recht van een lokale regering.
De sociaaldemocraten hebben het mee voor het zeggen in Denemarken. Ze hebben er zelfs een vrouwelijke premier, Matte Frederiksen. Hier kan ik moeilijk argumenteren, zoals in de rest van mijn stuk, dat het de schuld van de mannen is. En toch… Dat krijg je als politici van welk geslacht of welke geaardheid ook de stoerheid van duizenden jaren patriarchaal aan politiek doen blind willen overnemen. In Denemarken hebben ze geen Deens Belang nodig, een partij die op papier centrumlinks heet te zijn doet er het bruine werk.
***
Een meisje van veertien is uit het leven gestapt, het was het gespreksthema van deze week. Slachtoffer van een groepsverkrachting of -aanranding — het onderzoek loopt nog —, op een kerkhof, een gebeuren dat gefilmd werd en vervolgens zijn weg vond op de sociale media. Ik probeer het te vatten. Meisje van veertien dat door vijf jongens tussen veertien en negentien jaar aangerand/verkracht wordt. (Naar ’t schijnt zijn er tweehonderd groepsverkrachtingen per jaar, dat is meer dan één om de twee dagen. Ik viel steil achterover.) Op een kerkhof. (Kwestie van een walgelijke daad te koppelen aan een ziekmakende setting.) Iemand filmde dat. (Hoe ver heen kan je zijn om dat te doen?) Iemand verspreidde dat filmpje. (Hoe straffeloos kan je je voelen, als dader, hoe weinig mededogen heb je dan met je slachtoffer?) Duizenden jongeren wilden dat filmpje per se kunnen zien. (Hoe ziek is deze reality tv-samenleving eigenlijk?)
Als je gelooft dat mensen een tweede of derde kans verdienen — wat ik, ondanks alles, blijf doen —, valt het te hopen dat die jongens zich ooit nog, na een gepaste straf, kunnen rehabiliteren. Al kan het mij momenteel, eerlijk gezegd, weinig schelen of ze daar ook in slagen. Ze hebben dat meisje van een symbolische klif geduwd. Zij kon niet meer terug, het wringt toch om daders dan een positieve toekomst te gunnen. Sta maar eens in de schoenen van de nabestaanden, zij hebben een geliefde moeten afgeven.
Wederom constateer ik: dit is een mannelijk probleem. De meeste verkrachters zijn mannen, de meeste slachtoffers vrouwen. Het draait om macht, lusten botvieren, weten dat slachtoffers uit schaamte meestal niets zullen doen, en in dit geval ook nog eens een collectief ritueel. Heel vaak wordt er achteraf aan victim blaming gedaan: ze had daar niet moeten zijn, ze had niet mogen flirten, ze had niet zo frivool gekleed mogen rondlopen, ze had duidelijkere signalen moeten uitsturen, enzovoort enzovoort. Slaat helemaal nergens op. De rollen mogen niet — nóóit! — omgekeerd worden: de dader blijft dader, het slachtoffer slachtoffer. Het is de dader die in de fout is gegaan. Moeilijker dan dat is het niet, als het over schuld en verantwoordelijkheid gaat.
Mààr, maar… waar ligt de grens, wat mogen we nog wél doen, werpen onverlaten steeds vaker op, als het gaat over de omgang met de andere sekse, want laten we wel wezen: daar gaat het om, de ándere sekse, het niet weten hoe je je moet gedragen tegenover iemand van het andere geslacht, tegenwoordig ook nog uitgebreid naar non-binaire personen, die zich niet wensen te identificeren met een van de klassieke geslachten. Velen begrijpen dat niet, voor hen is dat moderne hocuspocus, een hype die wel zal overwaaien. Wat mogen we nog wél? Wel, ongeveer alles wat vijftig en honderd jaar geleden ook mocht. Zoveel is er niet veranderd, alleen dachten, vooral, mannen in het verleden dat zij zich zowat alles konden permitteren, als pater familias of gewoon omdat ze zich lieten leiden door het mannelijke attribuut halverwege hun lijf. Verkrachten mocht vroeger ook niet. Een kerkhof onteren evenmin. Daar polaroidfoto’s van maken en die stoer aan vrienden en kennissen laten zien? Neen, hoor.
Als we seksueel geweld écht willen aanpakken, moeten we als maatschappij niet alleen aan repressie doen — wanneer het in feite al te laat is —, maar ook aan preventie. Dan moeten we durven af te stappen van dat patriarchale juk. Dan moeten we in de opvoeding andere waarden en normen meegeven: zachtere, menselijkere, kwetsbaardere. En dan moeten we tafelspringen, haantjesgedrag en stoerdoenerij ontmoedigen, in plaats van aan te moedigen en te belonen.
***
Laatst vroeg een vrouwelijke Twitterkennis zich af waarom aantrekkelijke vrouwen — ze bedoelde: vrouwen die beantwoorden aan het klassieke beeld van een mooie vrouw — gemakkelijker likes scoren van mannen dan andere vrouwen, of mannen. Ik moest daar even over nadenken. Klopt dat wel? En hoe zit dat bij mij?
Na enige introspectie — er bestaan gelukkig geen beelden van — kom ik voor mezelf tot een geheel andere conclusie, die eigenlijk nóg pijnlijker is en die ik hier bij wijze van bekentenis neerpen zonder beschermend harnas. Zelf, bedacht ik, ga ik geen opmerking op sociale media liken omdát ze wordt gemaakt door een aantrekkelijke vrouw, die beantwoordt aan het klassieke beeld van een mooie vrouw (dat trouwens dringend eens op de schop mag). Als ik mijn betoog hier zou eindigen, kom ik heel goed weg. Helaas… Wat negen jaar aanwezigheid op Twitter mij geleerd heeft — buiten het gigantische tijdverlies, de toenemende polarisatie en de overdaad aan meningen, meninkjes en spitante oneliners —, is dat ik tot mijn drieënvijftigste met de overtuiging leefde dat grappen gemaakt werden door… mannen. Ik ben opgegroeid met mannelijke komieken, mannelijke stand-upcomedians en cabaretiers, mannelijke humor, hooguit waren vrouwen aangeefsters of ging het om uitzonderlijke loudmouths als Mae West of Bette Midler. Er viel niet aan te ontsnappen, in de westerse wereld waarin ik ben opgegroeid, hoe modern en verlicht we ons ook achtten. Dat ligt niet alleen mij: dat werd ons meegegeven, thuis, op school, op tv. Je lachte mét mannen en, helaas, heel vaak óm vrouwen. Seksisme was geen optie in de samenleving, het behoorde gewoon tot het standaardpakket. Misschien ligt het ook aan mijn parcours, waar ik ben opgegroeid, door wie ik ben opgevoed, waar ik naar school ging, wie er privé en professioneel in mijn buurt liep. In humoristische tv-reeksen die ik op tv zag waren de grappen toegeschreven naar de mond van de mannen. Op café waren het de mannen die de moppen vertelden, andere mannen probeerden hun seksegenoten in grappigheid te overtreffen en zo af te troeven, de vrouwen lachten hartelijk mee. In al mijn werkomgevingen — zowel in klassieke sectoren, als in de media — waren het de mannen die zich sarcastische of cynische humor permitteerden, de vrouwen ondergingen.
Ik heb mij nooit misdragen tegen vrouwen, echt waar, heb hen met respect bejegend, maar leefde toch met hardnekkige vooroordelen. Op Twitter heb ik ontdekt dat vrouwen minstens even grappig zijn als mannen, dat was een openbaring. De humor is weliswaar anders — minder hoekig, meer afgerond, scherp zonder te kwetsen, een poging om grappig zijn óm de grap en niet om per se grappiger te willen zijn dan een ander —, maar even of zelfs nog veel meer onweerstaanbaar. Als ik al iets moet doen, is het deemoedig het hoofd buigen voor al wie ik decennialang zonder een woord te zeggen diep vanbinnen beledigd heb, door te denken dat ze niet voorbestemd waren om mij aan het lachen te brengen. Maak u overigens geen zorgen, ik ben inmiddels genezen.
***
Ik wens mijn mannelijke broeders evenveel introspectieve momenten toe als ik deze week beleefd heb. Deze samenleving is nog altijd té mannelijk, in de oude betekenis van: stoer, conflictgericht, gelijkhebberig. We zijn wie we zijn, of willen zijn, of willen worden, maar dat mag niet beletten dat we die hokjes moeten durven te verlaten. Hokjesgeest maakt dat de hoofddoek uitsluitend wordt gezien als een anti-emancipatiekledingstuk, dat seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt weggewuifd (“Wat mogen we dan nog wel?”), dat desnoods (groeps)verkrachting als een aantrekkelijk idee wordt beschouwd om seksueel aan je trekken te komen, dat we de zogezegd typische mannelijke en vrouwelijke kenmerken blijven zien als onveranderlijk en ‘die er nu eenmaal bij horen’. Hokjes staan emancipatie in de weg. Weg met de hokjes!
Heel mooie tekst. Ook ik worstel hiermee, maar heb moeite om het zo te verwoorden.De Nederlandse band Doe Maar heeft een nummer dat hier perfect bij past: macho. Sinds mijn 12 jaar is dat het nummer dat weergeeft hoe ik mij soms voel bij mannen en vrouwen.
Kris