Het zal me eerlijk gezegd worst wezen dat de toekomstige federale coalitie Vivaldi of Avanti wordt genoemd. Onze politieke elite — ik gebruik dat laatste woord met stevige tegenzin en een wrange smaak in mijn mond — is beter in het bedenken van marketingachtige termen dan in het uittekenen van een realistisch beleid voor het land. Is dat trouwens ook niet de definitie van marketing: de zaken verbloemen, ook al stellen ze in wezen nauwelijks iets voor? Windowdressing. Wat in de etalage ligt, is belangrijker geworden dan wat er in het winkeltje wordt aangeboden. Volksverlakkerij voor gevorderden.
Ik heb het gehad met deze politieke generatie en dan met name met de stuurlui: over wie aan wal is blijven staan roepen, al dan niet noodgedwongen of op een zijspoor gezet, kan ik moeilijk oordelen, al ben ik niet optimistisch. Ik heb mezelf jarenlang behoed voor antipolitieke oprispingen, maar nu is het genoeg geweest. Niet omdat ik antipolitiek ben geworden, neen, ik ben nog altijd pró politiek. Maar ik ben wel anti deze vorm van politiek bedrijven, of beter: niet bedrijven. Begin jaren 90 deed de voormalige hofmaarschalk van koning Boudewijn, Herman Liebaers, een opmerkelijke uitspraak in De Morgen: “Hij kan het niet, hé”, zei hij toen over de toenmalige prins Filip. Maar kijk, bijna dertig jaar later is Filip na een periode op de invallersbank toch koning en blijkt hij het toch wel redelijk te kunnen, hoewel hij nooit een frivole vlerk zal worden. Ach, liever een terughoudende stijve hark dan die parade van veel woorden misbruikende nietszeggers die ten paleize opdraven. Sire, er zijn geen politici met inhoud meer. Ze zijn dood, met pensioen, uitgerangeerd, weggepromoveerd, hebben lucratievere oorden opgezocht. We moeten het doen met tweederangsbestuurders. Backbenchers die opeens vooraan blijken te zitten en denken dat ze dat ergens aan verdiend hebben.
En we zullen het verdorie nog een tijdje met hen moeten stellen. Een voorbeeld: deze week riepen de CD&V-burgemeesters luid dat ze tégen Vivaldi en pro paars-geel waren. U moet zich dat proberen voor te stellen: luitjes die met hun paar duizend voorkeurstemmen veilig en wel in hun bubbeltje verblijven en die, lid zijnde van een wegkwijnende partij, vanonder de kerktoren in hun peperkoeken gemeentehuisje riposteren tegen een volstrekt democratische coalitie. Hoogmoediger wordt het niet. De CVP-staat is al een tijdje dood en begraven, alleen willen de steeds minder voorstellende lokale functionarissen van een partij die eerst de N-VA gered heeft door ermee in kartel te gaan en die daarna werd voorbijgestreefd en achtergelaten door diezelfde N-VA, nu worden opgepikt door, jawel, de N-VA, wie weet zelfs in een omgekeerd kartel. Is het dat? Of is het ronduit onbekwaamheid? Minachting voor de democratische geplogenheden? Misplaatste nostalgie?
Het signaal van de kiezer moet gerespecteerd worden, zo wordt her en der geroepen, zelfs door doorgewinterde volgers van de politieke karavaan. Wat willen zij dan? Een coalitie van de winnaars? Vlaams Belang (+ 15 zetels na de federale verkiezingen 26 mei 2019), PVDA-PTB (+ 10 zetels, vooral in Wallonië), Ecolo (+ 7) en Groen (+ 2) komen samen aan 34 zetels, terwijl je er minstens 76 nodig hebt om een meerderheid te vormen. Zullen we de grootste partij van elke regio eraan toevoegen? N-VA (25 zetels) en PS (20) zorgen voor 45 extra zetels. Totaal: 79. Hoera, we hebben een meerderheid. Oei, ik denk niet dat we met dit onsamenhangend kluitje partijen kans maken op een voldragen regeerakkoord. Ze willen niet eens in dezelfde kamer vertoeven.
Wat is trouwens dat signaal als het over Vlaams Belang gaat? Vlaanderen onafhankelijk? Fair enough, maar dan moet je in eerste instantie in Vlaanderen ‘samen een meerderheid’ hebben en die is er vooralsnog niet. Polls zijn geen verkiezingsuitslagen, het zijn verwaarloosbare momentopnamen die toch voor de nodige zenuwachtigheid zorgen binnen de ivoren torens van de partijpolitiek. Bovendien blijkt uit gedegen onderzoek dat dé Vlaming België niet meteen wil laten vallen. Wat is het dan wel, dat fameuze signaal: ‘vreemdelingen buiten’? Zou kunnen, maar is dat dan een signaal dat N-VA ook uit volle borst meezingt, of alleen diegenen die uit puur opportunisme bij de verkeerde partij zitten? En wat dan met de zogeheten linkse sociaaleconomische accenten waar Vlaams Belang in 2019 mee uitpakte? Het signaal is dus niet eenduidig, zoals de kiezer niet eenduidig is: hij (m/v) weet het al een tijdje niet meer. Je moet hem/haar respecteren, zo gaat dat in een democratie, maar hem/haar ook niet over de hele lijn au sérieux nemen.
Nog los daarvan: een meerderheid is een meerderheid, ook al betekent dit een minderheid in Vlaanderen, zoals er de voorbije zes jaar een (ruime) minderheid in Wallonië was en daarvoor weer een minderheid in Vlaanderen (die in 2014 beloond werd door de Vlaamse kiezers). Dat is de keuze die men gemaakt heeft bij de opeenvolgende staatshervormingen: de regio’s kunnen gedeeltelijk hun eigen weg gaan. Het zou des te absurd zijn dat die regio’s nu willen opleggen hoe een federale regering er moet gaan uitzien. Opnieuw: hoogmoed. Komt voor de val, naar het schijnt.
De voorbije weken was er veel te doen rond de politieke verantwoordelijkheid van voormalig minister van Binnenlandse Zaken Jambon — en in mindere mate justitieminister Geens — in de affaire-Chovanec. Ik heb me, met het restantje mildheid dat nog in mij zit, onthouden van commentaar, maar het is wel duidelijk dat het communicatief gekronkel van Jambon zijn geloofwaardigheid allerminst goed heeft gedaan. Zelfs al werd hij onvolledig op de hoogte gehouden en wees tot voor het uitlekken van de hallucinante beelden niets op een schandaal: wie gelooft die man nu nog? Politiek krediet komt stapsgewijs te voet en galoppeert weg op een racepaard. Hoe kan je dit in hemelsnaam tot mei 2024 volhouden als regeringsleider?
In de zwaarste sociale-, economische- en gezondheidscrisis die ons land sinds de Tweede Wereldoorlog heeft getroffen, heb je mannen en vrouwen van stavast nodig in de stuurcabine, geen watjes, geen gladde opportunisten, geen verantwoordelijkheidsontduikers. Geen kruiperige, betweterige, misantropische flapdrollen zoals Ignatius J. Reilly, het tegelijk meelijwekkend, lachwekkend en pathetisch hoofdpersonage uit mijn favoriete boek Een samenzwering van idioten (A Confederacy of Dunces). Ik mis empathie, mededogen, leiderschap, staatsmanschap, langetermijnvisie, onmisbare eigenschappen voor wie aan de knoppen van het land wil draaien. Deze generatie politici wil verkozen worden óm verkozen te worden, terwijl je van een politicus mag verwachten dat hij/zij verkozen wordt om dingen te realiseren. De beloften aan de kiezer, bijvoorbeeld. En we leven nu wel op hoop dat er wie-weet-stel-u-voor binnenkort een regering zal zijn — eerst draaien de pre-formateurs nog een rondje, waarna allicht een formateur mag proberen de flosj vast te grijpen, u vergeeft me de kermistaal wel in deze kermisloze tijden —, maar wordt het een regering die regeert of eentje die louter reageert op de waan van de dag? Ik ben benieuwd. Ik ben niet geheel vrij van pessimistische bevooroordeeldheid.
Een volk krijgt de leiders die het verdient, zo luidt het spreekwoord. Waaraan hebben we dit verdiend?