Halfweg de lijst weet u al wie er zeker in staat en doet u mogelijk een prognose welke tien namen er nog volgen. Om u tijdverlies te besparen, som ik even op wie er niet bij is, wat niet wil zeggen dat ik niet van deze kunstenaars houd, maar dat de limiet van twintig genadeloos is. Het spijt me, Leonardo da Vinci, gij universele mens. Zeer jammer, Rembrandt van Rijn, de nacht zal moeten wachten. Het ligt niet aan dat verdwenen paneel, Jan Van Eyck. Ontbijt rustig verder, Edouard Manet, mais non… Laat dat urinoir maar hangen, monsieur Duchamp. Zijn die mosselen nog eetbaar, meneer Broodthaers? En zo kan ik nog wel even doorgaan: Raphael, Jean-Michel Basquiat, Andy Warhol, Roy Lichtenstein, Caravaggio, Titiaan, Francisco de Goya, Paul Klee, Georges Braque, Francis Bacon, Willem de Kooning, Egon Schiele, Georgia O’Keefe, Fernand Léger, Kazimir Malevitsj, Giotto, Pieter Paul Rubens, Turner & Constable, Bosch Michelangelo, Bernini, Rodin, Brancusi, Henry Moore, Sol Lewitt, Louise Bourgeois, Marlène Dumas, Marc Chagall, Jan Vermeer, Edgar Degas, Georges Seurat, Pierre-Auguste Renoir, Max Ernst, Tintoretto, Jasper Johns, Botticelli, Gerhard Richter, James Ensor, Escher, Henri de Toulouse-Lautrec, David Hockney…
Enfin, wie er wel in staat…
20. Marc Lambrechts
19. Frida Kahlo
18. Pieter Bruegel de Oude
17. Edvard Munch
16. Henri Matisse
15. Gustav Klimt
14. Alberto Giacometti
13. Richard Serra
12. Salvador Dalí
11. Pablo Picasso
10. JOAN MIRÓ (1893-1983). Alweer een Catalaan — goede kunstbodem daar! —, die zijn museum kreeg bovenop de berg Montjuïc, in Barcelona. Schilder, beeldhouwer, graficus, keramist, die eveneens tot de surrealisten mag gerekend worden. Wordt vaak in één adem genoemd met de nummers 12 en 11 in de lijst. Citaat: “Een schilderij kan gestolen of verbrand worden, maar de geestdrift waarmee de kunstenaar anderen stimuleert nieuwe kunstwerken te maken — dat wat een kunstenaar werkelijk kenmerkt — kan niemand een kunstenaar afnemen.” (Als ik voor een Miró sta, voel ik een intense joie-de-vivre door mijn botten stralen.)
9. PIET MONDRIAAN (1872-1944). Nederlander, pionier van abstracte en non-figuratieve kunst. Zijn geometrische werk, met zwarte horizontale en vertikale lijnen in combinatie met primaire kleuren, kan je zo voor je ogen halen. Belangrijkste medewerker van het invloedrijke tijdschrift De Stijl. Het werk van Mondriaan, die zich in het buitenland ‘Mondrian’ liet noemen, is zó herkenbaar dat je het wel kunt dromen. (Als ik voor een Mondriaan sta, doemt het woord ‘boogie woogie’ op, er zijn minder vrolijke dingen in het leven.)
8. WASSILY KANDINSKY (1866-1944). Het werk van de Russisch-Franse schilder associeer ik altijd met New York. In 1997 was ik voor het eerst in die wonderbaarlijke stad, waar in het Solomon R. Guggenheim-museum een belangrijke retrospectieve liep van het werk van Kandinsky. Vandaar. Qua stijl leunde Kandinsky aanvankelijk stevig aan tegen het expressionisme, later werd dat symbolisme. Tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw was hij een boegbeeld van de abstracte kunst. (Als ik voor een Kandinsky sta, bekruipt me een gevoel van creativiteit, dat zich helaas al snel omzet in creatieve jaloezie.)
7. JACKSON POLLOCK (1912-1956). Getormenteerde Amerikaanse schilder die in zijn veel te korte leven — hij pleegde zelfmoord op z’n vierenveertigste — een verpletterende indruk naliet als abstracte expressionist. Bijnaam: ‘Jack the Dripper’, vanwege zijn specifieke stijl, waarbij hij de verf liet druipen op het doek. ‘Action painting’, werd de stijl ook genoemd. “Op de vloer voel ik mij meer op mijn gemak”, zei hij daarover. “Ik voel mij dichterbij, meer onderdeel van het schilderij, omdat ik er op deze manier omheen kan lopen, kan werken vanaf de vier zijdes en letterlijk in het schilderij kan zijn.” Ook bij deze kunstenaar heeft het een hele tijd geduurd voor ik zijn werk leerde appreciëren. (Als ik voor een Pollock sta, omarm ik het toeval, de levensdruppel die je laat vallen waar hij beslist te vallen.)
6. EDWARD HOPPER (1882-1967). Alweer een Amerikaan. Niemand vatte beter de gemoedsgesteldheid van mensen samen dan deze geboren New Yorker. Het individu staat centraal, de omgeving is meestal desolaat, met als meest typische vertegenwoordiger het beroemde Nighthhawks uit 1942: een New Yorks café in de nacht, eenzame mensen die niet communiceren met elkaar. Zelfs de vuurtorens die hij afbeeldde, ogen eenzaam. Maar tegelijkertijd zijn er die kleuren, die toch warmte en menselijkheid uitstralen. Tot 20 september loopt er een aanbevolen expositie van zijn werk in de Fondation Beyeler in Riehen, nabij Basel (Zwitserland). (Als ik voor een Hopper sta, voel ik me even eenzaam als het hoofdpersonage, maar het is een mooie, rustgevende en zeer tijdelijke eenzaamheid.)
5. VINCENT VAN GOGH (1853-1890). Nederlandse postimpressionist, die in zijn veel te korte, veel te onrustige leven tijdloze werken achterliet. Liet zich beïnvloeden door expressionisten, fauvisten en abstrace kunstenaars, al is het eindresultaat uniek: een Van Gogh haal je er zo uit. Ga naar het Van Goghmuseum in Amsterdam, het is één treinrit van bij ons verwijderd. Of ga naar Arles op zoek naar de laatste inspiratiebronnen van de schilder. Onder de priemende zon van het Franse zuiden schilderde hij zijn bekendste werken, maar het is ook daar dat hij door “de stem van de verschrikkelijke luciditeit” werd gekweld. (Als ik voor een Van Gogh sta, moet ik inwendig huilen, omdat ik het droevige lot van de kunstenaar niet kan loskoppelen van zijn adembenemende werk.)
4. PAUL CÉZANNE (1839-1906). Deze Fransman was als postimpressionist een collega van Van Gogh, waarbij hij de brug vormde tussen het impressionisme en het kubisme. Je voelt de zuiderse lucht als je je door de kleurenpracht laat overrompelen. Het groen van zijn landschappen is mooier dan dat van de authentieke omgeving. Dat bijzondere kleurgebruik vind je ook terug in zijn latere werk, zoals De kaartspelers of Baadsters. (Als ik voor een Cézanne sta, krijg ik een warme tinteling doorheen mijn hele lijf. Dat is, kan ik u zeggen, een buitengewoon prettig gevoel.)
Morgen: 3-2-1.