Kunst. Laten we ’t daar eens over hebben. Ook daar heb ik een lijstje van gemaakt, volgend jaar bezondig ik me misschien wel aan een persoonlijke ‘hitparade’ van musea, wat eigenlijk veel nuttiger is: u wilt die kunst natuurlijk ook zien in een liefhebbende context. Maar goed, dankzij het internet is topkunst veel toegankelijker geworden. En voor de liefhebbers zijn er nog de ontelbare uitmuntende kunstboeken.
Uiteraard is dit een bijzonder subjectieve lijst: u zult merken dat ik vooral van modernere kunst houd, grosso modo tussen 1850 en 1970, met een paar uitschieters in beide historische richtingen. Traditioneel dalen we af naar de top — klinkt vreemd, ik weet het: vandaag van 20 tot en met 11, morgen van 10 tot en met 4, zaterdag de hoogste drie.
20. MARC LAMBRECHTS (°1955). Ik begin met de enige kunstenaar die ik persoonlijk heb leren kennen tijdens een reportage in New York, waar hij in 1995 vanuit Heist-op-den-Berg naartoe is getrokken. Grafisch kunstenaar en schilder. Sommige werken doen denken aan Mondriaan, maar hij heeft zich vooral een eigen universum gecreëerd. Werkt vaak op overbodige materialen, zoals oude deuren. Hele fijne, warme man die we een (verre) vriend mogen noemen en van wie er twee werken in huis hangen. Ooit zijn die miljoenen waard… (Als ik voor een Lambrechts sta, zwijg ik heel eerbiedig; ik zou dat ook willen kunnen, maar helaas kan ik enkel een beetje met woorden spelen.)
19. FRIDA KAHLO (1907-1954). Mexicaanse schilderes, levenspartner van muurschilder (en communistisch leider) Diego Rivera. Kahlo is vooral bekend van haar intrigerende zelfportretten, waarvan ze er maar liefst 55 maakte. Haar leven werd gestuurd door twee zware tegenslagen: op haar zesde werd ze getroffen door kinderverlamming in haar rechterbeen, wat haar opzadelde met complexen. En op haar achttiende werd de bus waarin ze zat aangereden door een tram. Tijdens het herstel van de vele breuken begon ze te schilderen. André Breton, de stichter van de surrealistische beweging, klasseerde haar bij de surrealisten, een etiket waartegen ze zich altijd verzet heeft. Ze stond lang in de schaduw van haar echtgenoot: seksisme is ook de kunstwereld niet vreemd. (Als ik voor een Kahlo sta, ben ik onder de indruk van de tegelijk krachtige en onzekere vrouw die mij aanstaart.)
18. PIETER BRUEGEL DE OUDE (ergens tussen 1525 en 1530-1569). De oudste in de lijst. Bijgenaamd ‘Boeren-Bruegel’ vanwege de vele massataferelen in feestende dorpen, waarvoor je uren nodig hebt om ze volledig te kunnen doorgronden. Schilderde veel allegorieën, maar baseerde zich ook vaak op de klassieke oudheid en Bijbelse taferelen. Hoef ik meer te zeggen? U kent ‘m vast wel. (Als ik voor een Bruegel sta, wordt het leven buiten het schilderij ook heel even een feest.)
17. EDVARD MUNCH (1863-1944). Zoveel meer dan De schreeuw, zijn beroemdste werk. “Ik schilder niet wat ik zie, maar wat ik zag!”, zei de Noorse kunstschilder ooit. De innerlijke belevenis is belangrijker dan de oppervlakkige schijn. Menselijke emoties, angsten en onzekerheden staan centraal, waarbij zijn eigen zware zenuwinzinking toen hij in de veertig was wellicht tot inspiratie gediend heeft. Munch wordt beschouwd als boegbeeld van het expressionisme. Liet zijn hele oeuvre (meer dan 1000 schilderijen, meer dan 15.000 grafische werken en op de kop 4443 aquarellen) over aan de stad Oslo, dat ze onderbracht in het Munchmuseum. (Als ik voor een Munch sta, voel ik vertwijfeling en spelen mijn eigen onzekerheden eventjes op.)
16. HENRI MATISSE (1869-1954). Franse kunstschilder en beeldhouwer, die tot het fauvisme wordt gerekend. Tijdens zijn schildersloopbaan is hij verschillende keren van stijl veranderd: eerst viel hij op door de poëtische sfeer in zijn werk, daarna schakelde hij over op pointillisme, om vanaf 1905 fel contrasterende kleuren te gaan gebruiken. Vervolgens werd zijn werk oriëntaals, wat te maken had met de inspirerende reizen die hij had gemaakt. Op het eind van zijn leven maakte hij voornamelijk papiers gouaches et découpés, geverfd papier, wat hem de gelegenheid bood om actief te blijven in zijn rolstoel. (Als ik voor een Matisse sta, heb ik zin om te dansen — en ik ben geen danser.)
15. GUSTAV KLIMT (1862-1918). Ha, de romantiek van De kus. De Oostenrijkse symbolistische schilder maakte deel uit van de Wiener Secession, een groep Weense kunstenaars die actief waren in de bloeiende periode van de belle époque en de jugendstil net voor de Eerste Wereldoorlog. Wordt ook wel een ornamentalist genoemd, vanwege het bladgoud dat in vele werken opduikt en dat het centrale tafereel omkadert, als een kader binnen de kader. Zijn vrouwenportretten zijn vaak uitgesproken erotisch. “Ik ben ervan overtuigd dat ik geen bijzonder interessant persoon ben”, zei hij over zichzelf. “Ik heb niets speciaals. Ik ben gewoon een schilder die dag in dag uit en van vroeg tot laat werkt.” Waarvoor dank, herr Klimt. (Als ik voor een Klimt sta, heb ik zin om mijn geliefde te omhelzen.)
14. ALBERTO GIACOMETTI (1901-1966). Zwitserse beeldhouwer en schilder, die vooral in die eerste hoedanigheid uitblinkt. Aanvankelijk kopieerde hij Matisse. Pas tijdens de jaren 30, na ontmoetingen met surrealisten als Aragon, Breton en Dalí, ontwikkelde hij een eigen stijl. Hij is gekend voor zijn buitenproportionele, magere beeldhouwwerken: lange, anorectische lijven, lange nekken, smalle hoofden. (Als ik voor een Giacometti sta, voel ik me plots iets te dik — maar dat gevoel verdwijnt gelukkig snel.)
13. RICHARD SERRA (°1938). Amerikaanse beeldhouwer en videokunstenaar. Serra maakt monumentale sculpturen uit plaat- en cortenstaal. Je moet hem leren appreciëren. De eerste keer dat ik een werk van hem zag, in het Guggenheim van Bilbao, dacht ik nog: is dit kunst? Een paar gigantische stalen platen waar je kunt tussen wandelen, so what? Nu weet ik: dit is in alle opzichten monumentaal. (Als ik voor een Serra sta, voel ik me nietig en bescheiden.)
12. SALVADOR DALÍ (1904-1989). De Catalaan die zijn eigen mythe nog versterkte door zijn exuberant gedrag. U moet maar eens in de Dalí-driehoek Figueres-Cadaqués-Port Lligat reizen en je laten opzuigen in het universum van de surrealist. Politiek leunde Dalí verdacht dicht aan tegen het franquisme, terwijl hij na de dood van Franco een aanhanger van de monarchie werd. Beweerde dat de inspiratie via zijn snorharen uit de kosmos tot hem doordrong. Ook belangrijk: zijn muze Elena Djakonova, zeg maar: Gala. (Als ik voor een Dalí sta, moet ik altijd hard inwendig lachen. Deze man was in alle opzichten té gek.)
11. PABLO PICASSO (1881-1973). Waarom zo laag genoteerd, zult u misschien denken? Picasso wordt tot de invloedrijkste en meest geliefde kunstenaars ter wereld gerekend. Schilder, tekenaar, beeldhouwer, graficus, keramist, vrouwenzot. Doorliep zeer uiteenlopende periodes. Het begon nog figuratief in zijn ‘Blauwe periode’ en ‘Roze periode’. Daarna volgde een kubistisch momentum. Maar bovenal wordt Picasso gefêteerd als misschien wel de belangrijkste surrealist ooit (al spreek ik dat later in de lijst wel tegen voor mezelf). Zijn vrouwenfiguren zijn op het randje van lelijk, ik kan me voorstellen dat ze niet altijd even opgezet waren met hoe ze er in zijn ogen uitzagen. (Als ik voor een Picasso sta, denk ik soms: dat kan ik ook; dat moment van grootheidswaanzin is gelukkig snel voorbij, en wat hij deed was wel degelijk uniek.)
Morgen: 10 tot en met 4.