Mannen kunnen niet multitasken, zo wordt al jaren beweerd en drie jaar geleden werd het ook gestaafd door wetenschappelijk onderzoek. Ik ken welgeteld één uitzondering op die regel en die is sinds gisteren niet meer. André Meganck kon multitasken als geen ander. Als onhoorbare pion in de commentaarcabine van de VRT-televisie combineerde hij tot aan zijn pensioen in 2015 — hij was dan al zevenenzestig — een aantal taken die op het eerste, het tweede en het derde gezicht onmogelijk te combineren vallen. Hij noteerde tussentijden met zijn chronometer, zorgde voor technische assistentie van de commentatoren, contacteerde de sportbestuurder van de winnaar nog voor die de streep had overschreden en regelde een exclusief interview achteraf, moduleerde ondertussen de klank van een live gesprek tijdens de wedstrijd, en bakte, mocht dat gewenst zijn, desnoods ook nog een omelet voor Michel en José. Hij had hen dan al veilig naar de aankomstplaats gebracht en zou hen achteraf ook weer veilig naar hun hotel een eind verderop brengen, terwijl hij telefonisch driftig onderhandelde om een renner in Vive le vélo te krijgen. André zag er niet alleen uit als een krachtpatser, hij was dat op zijn manier ook.
De naam André Meganck had ik al horen vallen in tal van rechtstreekse wieleruitzendingen in de jaren 80 en 90, maar ik zag hem voor het eerst in levenden lijve toen ik halfweg de jaren 90 begon te freelancen voor de sportredactie van wat toen nog de BRTN heette. Het weekend van 7 en 8 september 1996 mocht ik met hem naar Valencia, waar de Vuelta op gang werd geschoten. Die werd dat jaar nog niet rechtstreeks en integraal uitgezonden op de Vlaamse televisie. Dus mocht deze jongen, een relatieve bleu van zevenendertig, met de-man-die-alles-kon-regelen — op dat moment achtenveertig — op stap. Mijn opdracht: interview de vier Belgen aan de start. Tom Steels en Axel Merckx zou ik moeiteloos herkennen, Hendrik Redant mogelijk ook, maar wie is die verdomde Bart Leysen? André loodste mij in het startdorp door de meute. Keek de zoon van de allergrootste mij aanvankelijk nog wat meewarig aan toen ik, ongetwijfeld hakkelend, vroeg of ik hem een paar vragen mocht stellen, dan verdween die hautaine blik toen André vanachter mijn rug tevoorschijn kwam. Op minder dan een halfuur tijd had ik vier Belgen, favoriet en uiteindelijke winnaar Alex Zülle, vijfvoudig Tourwinnaar Miguel Indurain en de Zwitser Tony Rominger, die de dag voordien zijn werelduurrecord was kwijtgespeeld, geïnterviewd, in een gelukkig niet in de montage gebruikte krakkemikkige versie van Duits en Spaans. Zeker dat laatste kwam neer op: je stelt een goed voorbereide vraag en weet vervolgens niet wat er precies wordt geantwoord.
André sprak Spaans, Italiaans en Duits met heel veel haar op, maar dat deerde hem niet. De boodschap kwam over. Hij kende iedereen en iedereen kende hem. Weigeren konden ze niet. Geen denken aan. Wie André in volle vaart zag aankomen, knikte al voor die had kunnen vragen of ze wilden meekomen voor een interview. Het was een pavloviaanse reflex in rennersmiddens: zijn wil was wet.
Prettige gezel, André. Al durfde ik hem niet aan te kijken in de auto. De eerste etappe van die Vuelta van ’96 ging van Valencia naar Valencia, met onderweg een paar hellingen van niemendal, maar voor een nieuwkomer in het milieu leek het wel of het om cols van buiten categorie ging. Bij elke bocht bergaf herhaalde zich hetzelfde patroon: André gaf plankgas, ging vlak voor de bocht op de rem staan en draaide keurig de vereiste richting uit. Mijn hart bonsde op plekken die ik me vooraf niet had kunnen indenken. Maar dat maakte al snel plaats voor vertrouwen: deze man wist wat hij deed. ’s Avonds eten en babbelen, het klikte. Bleek dat hij, net als mijn echtgenote en ik, een paar weken later op vakantie ging naar Toscane, waar we prompt afspraken in een etablissement in Firenze. Amici.
Een paar jaar later werd ik hoofdredacteur van de tv-sportredactie van de VRT en technisch gesproken dus ook zijn baas, al hoorde André, volgens een van die vele absurde administratieve regels die de openbare omroep eigen is, niet officieel tot de sportredactie. En dan nog: André was zijn eigen baas. Eigengereid, koppig, niet altijd even makkelijk om mee te werken, maar onwaarschijnlijk loyaal en betrouwbaar.
Ik permitteerde me een uitje naar het eens mondaine maar in 2001 nogal vervallen stadje San Remo, waar Karl Vannieuwkerke en Mark Uytterhoeven ’s anderendaags commentaar zouden geven bij de Primavera. Wat we gegeten hebben, weet ik niet meer, maar ik herinner me nog wel vaag dat de limoncello rijkelijk stroomde. André, de Bourgondiër, dronk vrolijk mee. Ik liet me verleiden om de volgende ochtend met hem te gaan joggen. “We gaan het rustig houden, hé?” zei hij bij het vertrek. Vijftig meter verder vroeg ik puffend en hijgend of het tempo iets naar beneden mocht. Limoncello is niet de ideale brandstof voor een loopje. En de definitie van ‘rustig’ klonk in het woordenboek van André lichtelijk anders dan in het mijne.
‘Meesterfixer’ werd hij genoemd, een term die hij overnam als titel van zijn met anekdotes doorspekte memoires. Als in oktober het parcours van de Tour van het jaar daarop werd voorgesteld, legde André de dagen nadien alle hotels vast voor de hele VRT-equipe. Klinkt eenvoudiger dan het is, want hij lette niet alleen op de centen — we konden erop rekenen dat de medewerkers niet in vijfsterrenhotels werden ondergebracht en dat de redactie dus geen budget meer zou hebben voor sportuitzendingen in het najaar —, maar zorgde er ook voor dat er logies werden gezocht die ver uit elkaar lagen. De ochtend- en middagequipe werd te logeren gelegd in de buurt van de vertrekplaats, de commentatoren en interviewers reden na de live uitzending door naar de omgeving van de volgende aankomstplaats, vaak tweehonderd kilometer verder, waar ze dan tegen middernacht aan hun avondeten konden beginnen. Ik herinner me niet dat het ooit is fout gegaan. De gps in het hoofd van André was veel performanter dan eender welk toestelletje dat te koop is.
Anekdote: tijdens de Olympische Spelen van 1996 in Atlanta had de productie een zo goedkoop mogelijk hotel uitgezocht, waar bij aankomst de kakkerlakken over de muren bleken te lopen. Grote paniek en ergernis, behalve bij één man. In minder dan vierentwintig uur had André een oplossing gevonden in die olympische stad waar geen hotelkamer meer vrij was. Proper en betaalbaar. Intussen vervoerde hij de commentatoren van de ene naar de andere afgelegen plek, waarbij hij niet altijd de verkeersregels volgde. De feiten zijn verjaard, het mag weleens gezegd worden.
Om de parallel met de koers te trekken: André was een meesterknecht. Op drie kilometer van de streep zette hij zich op kop van het peloton, met de spurtbom van de ploeg in zijn wiel. Stoempend, wroetend, vloekend omdat die luilak zijn wiel niet kon houden. “Tandje bijsteken, verdomme,” je hoort het hem zo tieren. Niemand liet hij passeren, desnoods werd er een elleboogje uitgedeeld. En als de spurter het keurig had afgemaakt, stond hij goedkeurend te knikken bij de bus, ver weg van de camera’s. Hij had zijn job gedaan, maar het spotlicht van de roem was voor de ander. Hij kende zijn rol in het leven. Een goede knecht is beter dan een middelmatige meester. Het fenomeen Meganck.
Na zijn pensioen bleef André op Twitter actief. Zijn meer dan drieëndertigduizend volgers waren vaak eerder langs die weg op de hoogte wie er waar welke koers had gewonnen, dan via de officiële kanalen. Ooit zouden we samen nog eens gaan lunchen. Ooit is helaas nooit geworden. Het hart van de man die kon multitasken heeft het plots begeven. Bloedde het omdat er niet gekoerst wordt op wat normaal de hoogdagen van de Vlaamse wielrennerij hadden moeten zijn?
Rust zacht, André. Dank voor je trouw, je beschikbaarheid, je onverzettelijkheid, je koppigheid, ja, ook die.