(Deze bijdrage verscheen afgelopen maandag in licht geredigeerde vorm als ‘De bankzitter’ in De Standaard.)
Nina Derwael Sportvrouw, de Red Lions Sportploeg, Shane McLeod Sportcoach van het Jaar. Verdedigbare en logische keuzes. Kan dat ook gezegd worden van de Sportman van 2019, de 19-jarige Remco Evenepoel? Vaststelling: alweer komen teamsporters en atleten in minder populaire disciplines er bekaaid af.
Nina Derwael. Emma Meesseman. Nafi Thiam. Een tiercé waarmee te leven valt. Het was hoe dan ook een hartverscheurende keuze tussen vrouwen die wereldtop zijn en dit jaar uitzonderlijk goed presteerden. Derwael won goud op de brug met ongelijke leggers op het WK Turnen, Meesseman werd uitgeroepen tot Most Valuable Player in de belangrijkste basketbalcompetitie ter wereld, de WNBA, en Thiam greep net naast de wereldtitel in de tienkamp, discipline die ze al een poos domineert en waarvoor ze al drie keer de trofee Sportvrouw van het Jaar mocht ontvangen. Derwael zit sinds zaterdagavond aan twee stuks.
Uiteindelijk won Derwael met onverwacht groot verschil: 1.077 punten tegenover 907 voor Meesseman. Van de 267 stemgerechtigden die hun biljet instuurden – beroepsjournalisten en voormalige winnaars van de trofee die niet meer actief zijn – zetten er 127, bijna de helft, Derwael op 1, tegenover 103 voor Meesseman. Thiam volgde op ruime afstand.
Basketballiefhebbers vroegen zich achteraf af wat Meesseman dan wel moet doen om bekroond te worden? Tja, bevestigen en hopen dat er geen andere vrouw een gouden medaille in een belangrijke olympische sport behaalt, lijkt het juiste antwoord. Al legt hun kritiek wel een pijnlijke zenuw bloot. Teamsporters hebben het ontzettend moeilijk om een individuele trofee te winnen. Ann Wauters, voorgangster van Emma Meesseman, won nooit, ook al domineerde ze jarenlang haar sport en verdiende ze de bekroning meerdere keren. Onder de 45 sportvrouwen van het jaar vind je alleen maar individuele atleten, met tennis (16 winnaressen) en judo (11) als grootste slokoppen. Ingrid Berghmans en Kim Clijsters hebben elk acht trofeeën op hun schouw staan.
Teamsporters benadeeld
Vincent Vanasch won dit jaar de Europese titel met de Red Lions, de Euro Hockey League – zeg maar: de Champions League in het hockey – met Waterloo Ducks en werd al voor de derde keer op rij verkozen tot beste hockeydoelman van de wereld. Eind 2018 werd hij ook wereldkampioen, een prestatie waarmee toen alleen rekening werd gehouden in het referendum van Sportploeg van het Jaar – de Red Lions wonnen na een extra stemronde – en niet individueel. Logisch dat hij nu Sportman van het Jaar werd, toch?
Neen dus, want Vanasch is een teamsporter. Die winnen ook bij de mannen zelden. Om precies te zijn, drie keer op drieënvijftig edities. Thibaut Courtois in 2014, een WK-jaar voor de Rode Duivels. Kevin De Bruyne in 2015. En Eden Hazard vorig jaar, een derde plaats op een WK Voetbal viel toen niet te negeren. Wat ons naadloos bij een tweede pijnpunt brengt: onder de stemgerechtigden bevindt zich een meerderheid van voetbal- en wielerjournalisten, die niet zelden een ‘Eigen volk eerst’-reflex vertonen. Ze kijken eerst wie er in ‘hun’ sport in aanmerking komt.
Die nogal kortzichtige attitude verklaart dat de top 3 dit jaar exclusief uit wielrenners bestond: Remco Evenepoel, Victor Campenaerts, Wout Van Aert. In die volgorde. Leuk voer voor eindredacteuren en koppenmakers, want beide hoofdwinnaars zijn negentien, dat staat mooi in een titel boven een artikel. Evenepoel won dit jaar de Ronde van België en, op indrukwekkende wijze, de Clásica San Sebastián, werd Europees kampioen tijdrijden en vicewereldkampioen in diezelfde discipline. Prachtig voor een jonkie.
Populistische keuze
Maar was het voldoende om Sportman van het Jaar te worden? Het werelduurrecord van Victor Campenaerts was als prestatie veel unieker. En waarom eindigde Philippe Gilbert pas als zesde in het referendum, ondanks een overwinning in Parijs-Roubaix en twee ritzeges in de Vuelta, met 54 punten minder dan Wout Van Aert, in 2019 zegevierend op het BK tijdrijden, winnaar van een Touretappe en twee ritzeges plus het puntenklassement in de Dauphiné. Liefst 84 mensen die zich sportkenner mogen noemen, verkozen Evenepoel boven Vanasch of Campenaerts. Mag ik dat een populistische keuze noemen? Of mag je dit, euvel nummer drie bij dit soort referenda, als een communautaire reflex bekijken? Vanasch wordt vooral als Franstalige beschouwd door Nederlandstalige sportjournalisten, terwijl Campenaerts veel minder stemmen zal behaald hebben over de taalgrens. Evenepoel vormde dan het perfecte compromis.
Begrijp me niet verkeerd, wat Remco Evenepoel op deze prille leeftijd doet, is bijzonder knap. Als hij de hoge verwachtingen waarmaakt, wint hij de trofee nog een keer of zes, eentje meer dan Eddy Merckx, en spreken we over twintig jaar over ‘de nieuwe Evenepoel’ als er zich een beloftevolle renner aandient. We wensen het hem toe, maar deze bekroning komt te vroeg. Het doet denken aan Barack Obama, die na acht maanden in het Witte Huis al de Nobelprijs voor de Vrede ontving. Ook dat was voorbarig.
Ons kent ons
Rolstoeltennisser Joachim Gérard werd Paralympiër van het Jaar. Altijd een mooi moment dat onderbelichte sporters heel even onder de spots mogen plaatsnemen. Dat Shane McLeod Coach van het Jaar werd en de Red Lions Sportploeg van het Jaar is niet meer dan logisch. Maar waarom de Rode Duivels derde werden, na hun voorspelbare kwalificatie in een poule met alleen maar Kleine Duimpjes, vóór de Belgische jumpingploeg die goud behaalde op een EK, is alweer een raadsel. Alhoewel: er zijn nu eenmaal meer voetbalreporters dan volgers van de paardensport.
Dat verklaart ook de verkiezing van Anderlechtspeler en kersverse Rode Duivel Yari Verschaeren tot Belofte van het Jaar, ook al is hij ‘maar’ een teamsporter. Het blijft wel voetbal. Veldrijder Thibau Nys, zoon van, eindigde als tweede. Opnieuw: frisse kopjes, vaak te zien op tv, ons kent ons in persmiddens. Nys werd Europees kampioen veldrijden bij de junioren. Laten we wel wezen: in een regionale sport. Gewichthefster Nina Sterckx, ook Europees juniorenkampioene, werd half genegeerd en eindigde derde. Helemaal vergeten werden atleten Thomas Carmoy en Paulien Couckuyt, die Europees jongerenkampioen werden, respectievelijk in het hoogspringen en op de 400 meter horden.
Sportjournalisten zijn ook maar supporters.