Het dragen van een boerka in de openbare ruimte is nu ook in Nederland verboden. In België was dat eerder al het geval. Een Nederlandse courant gaf uitvoerig aan hoe Jan Modaal zou kunnen overgaan tot een ‘burgerarrest’ mocht hij of zij een medemens in boerka tegen het lijf lopen. Een verklikkersmentaliteit die critici van de maatregel deed denken aan het verlinken van Joden in de jaren 30 of Amerikaanse communisten in de jaren 50. Je buurman een hak willen zetten is van alle tijden.
Zoals gebruikelijk kon je de microkosmos Vlaanderen de voorbije dagen opdelen in voor- en tegenstanders van het boerkaverbod en zoals al even gebruikelijk hadden de meesten een punt en toch weer niet. De essentie werd verzopen in non-argumenten. Daarom, een poging om dit in een bredere context te plaatsen.
1. Een boerka is een kledingstuk dat alles behalve de ogen verbergt. Het is een ontmenselijkende manier om je aan de buitenwereld te tonen. Dat is niet de schuld van de draagster, want die wordt ertoe verplicht om dat alle vormen van het lichaam verhullend gewaad te dragen. De boerka is een vorm van doorgedreven anonimisering. Een boerka zegt: ‘Deze vrouw is er wel en ze is er tegelijk ook niet. Zij mag zich niet tonen en u mag haar niet zien. Negeer haar, zij bestaat niet voor u.’
De boerka is het perverse resultaat van een zeer bekrompen interpretatie van antieke religieuze teksten, opgesteld door een of andere profeet die zogezegd in opdracht van een of ander denkbeeldig opperwezen verboden en verplichtingen in een of andere heilige wettekst heeft gegoten, iets waar alle godsdiensten nogal sterk in zijn. Kracht van de onderdrukking. Gij zult dít doen en dát laten, wilt gij later in het walhalla belanden.
De boerka gaat verder dan de objectivering van de vrouw, die zo typisch is voor onze westerse samenleving. De boerka heft de vrouw gewoon op. Wat je ziet is een zwarte, spookachtige verschijning. Geen idee of er onder die stof een wezen in jeans rondloopt, of in een sexy kleed met diepe décolleté, of wie weet wel helemaal naakt. Je ziet een levend wezen dat niet volwaardig mag leven. De boerka is een symbool van onvrijheid, een verwerpelijke manier van omgaan met de seksen. Klaar.
2. Moet de boerka dan verboden worden in een ‘liberale’ democratie? En wat dan met het recht op zelfbeschikking, ook al weet je dat de onzichtbare vrouw daar niet zelf voor gekozen heeft? Het zijn terechte maar ook zeer moeilijke vragen. Klinkt een boerkaverbod op het eerste gezicht ontzettend logisch — de onderdrukking van de vrouw past niet/nooit in een moderne maatschappij —, dan wordt dat al een pak moeilijker als je er ernstig over nadenkt. Het argument dat iedereen in de openbare ruimte herkenbaar moet zijn, is zeer zeker zinnig. Maar wat dan met andere gedeeltelijk lichaamsbedekkende kleding: de hoofddoek, dat is een binnenkopper voor moslimbashers, maar mogen ook nonnetjes dan niet meer keuvelend op straat rondlopen? Mag een hoodie nog? Een hoed of een pet?
Wanneer één welbepaalde regeringspartij de voorbije jaren voor de zoveelste keer de aandacht van een heikele kwestie wilde afleiden, werd niet zelden de boerkini opgevoerd als discussiepunt, een soort boerka-by-the-pool. Sindsdien duikt de boerkini vaker op Twitter op dan in realiteit. Tegenstanders die zich bedienden van een Verlichtingslogica, of die misbruik maakten van de uitgangspunten van die Verlichting, vergaten daarbij dat de weigering om boerkini’s toe te laten erop neerkwam dat die vrouwen, die sowieso al slachtoffer zijn van onderdrukking, opnieuw slachtoffer werden, deze keer van westerse bemoeizucht. De ene onvrijheid (het moeten dragen van een ontmenselijkend gewaad) werd bestreden met de andere onvrijheid (niet mogen zwemmen in een publiek zwembad). Alsof die vrouwen ‘daders’ waren, schuldig aan het dragen van een voor onze samenleving ongepast geachte outfit. Van slachtoffers daders maken, daar zijn we doorgaans goed in.
3. Ik heb nog nooit een vrouw in boerka of boerkini gezien, behalve op foto. Misschien kom ik wel op de verkeerde plekken, of let ik niet goed op. Hoeveel zijn het er in de Nederlanden? Duizend? Honderd? Enkele tientallen? Geen idee, maar in elk geval is het niet zo dat ze het straatbeeld domineren. Het lijkt me dat de boerka opnieuw zo’n typische symbooldiscussie is, die eerder voortspruit uit angst voor en haatgevoelens tegen ‘de moslim’ (de ‘vreemdeling’, in de simplistische, samenvattende bewoordingen van een significant aantal medemensen), dan uit een oprechte bekommernis met die boerkadraagsters, die inderdaad slachtoffers zijn. Het Kwaad zit dan niet in het gewaad, maar in het hoofd van de draagster. Guilt by association.
Als het medeleven met en de betrokkenheid bij die onderdrukte vrouwen wél oprecht is, toch één bedenking: deze samenleving heeft andere, acutere problemen. Armoede. Kansarmoede. Discriminatie. Racisme. Genderongelijkheid. Dat ‘de vrouw’ anno 2019 nog altijd moet vechten voor gelijkberechtiging is veel erger dan dat deelaspect ‘vrouw in boerka’. Een maatschappelijk gevecht organiseren tegen de fysieke boerka is in mijn ogen minder prioritair dan de strijd aangaan tegen de mentale boerka, die heel wat vrouwen nog altijd moeten dragen. Laten we er misschien eerst voor zorgen dat ‘onze’ vrouwen hun onzichtbare boerka mogen afgooien.
4. Dat neemt niet weg dat we de boerka op morele, emancipatorische, filosofische en — voor wie dat per se wil — zelfs religieuze gronden consequent moeten afwijzen. Niemand zou zich moeten verbergen voor wie hij of zij is. In plaats van dit juridisch te verankeren, zouden we in ons onderwijs de nadruk moeten blijven leggen op die ongelijkheid, die onrechtvaardigheid en die religieuze dwingelandij. De school is de plek bij uitstek om segregatie af te wijzen en dat te blijven doen. En opnieuw. En opnieuw. Tot ver voorbij het punt dat we het beu worden.