(Deze bijdrage verscheen op maandag 8 oktober in De
Standaard in de wekelijkse reeks ‘De Bankzitter’.)

De blinde tegen de kreupele, zo kondigde Zulte
Waregem-Anderlecht zich vooraf aan. Het was de kreupele die naar een 1-2 zege
strompelde. Crisis in het Astridpark bezworen? Dat valt te betwijfelen, want de
pijnpunten blijven.

De supporters van Anderlecht namen pas een
kwartier na aanvang van de wedstrijd plaats op de bezoekerstribune van het
Regenboogstadion. Vijftien minuten uit protest tegen vijftien tegenvallende
transfers. Hadden ze hun ongenoegen doorgetrokken van de voorbije maanden naar
de laatste twintig jaar, dan hadden ze gewoon kunnen thuisblijven.

Deze club is jarenlang mismeesterd. Eerst door
de hautaine houding van pseudo-aristocratische bestuurders. Die gedroegen zich
als een kasteelheer die hardnekkig weigert om het lekkende dak en de
afbladderende verf op te merken. Het ooit zo trotse Anderlecht was een club in
verval, al kon dat in de eigen competitie nog verdoezeld worden door een titel
om de twee jaar. Daarna werd het transferbeleid in handen gegeven van een
bevriende makelaar, Mogi Bayat, die bij verschillende clubs tegelijk met zijn
mannetjes mocht schuiven. Gevolg: een onophoudelijke transfercarrousel, veel
middelmaat, geen visie.

Sinds 1 maart is paarswit in handen van Marc
Coucke, op voetbalvlak een leerling-tovenaar die dacht dat de overstap van een weireldploegsje naar een equipeke du monde makkelijk te verteren
zou zijn. Na opeenvolgende tegenvallende resultaten tegen godbetert Union, STVV
en Dinamo Zagreb woei er eind vorige week een ‘parfum de crise’ doorheen het
Constant Vanden Stockstadion. Veel Royal is er niet meer aan bij deze Sporting
Club.

Crisette

Zulte Waregem-Anderlecht valt samen te vatten
in twee paragrafen. De Anderlecht-spelers wilden hun nog afwezige fans niet
voor de borst stuiten en speelden het eerste kwartier met de rem op. Gerkens knalde
kort daarna een wenkende kans op het been van Bossut, Baudry redde een poging
van Bakkali op de lijn. Aan de overzijde werd een doelpunt van Harbaoui
afgekeurd voor een duwfout en miste De Pauw, al werd die stevig gehinderd door
een driest tackelende Sanneh. Een strafschop had in die fase best gekund. In de
slotfase van de eerste helft profiteerde Bakkali zowaar van een letterlijke
uitschuiver van Heylen, ex-Anderlecht, 0-1.

Na de rust kregen we holderdebolder: veel
goede wil, weinig ideeën. Het was lang wachten op pogingen van Dimata (op
Bossut) en Bongonda (redding met de vingertoppen door Didillon). Het tweede
doelpunt viel uit de lucht: Saelemaekers kopte tot bij Gerkens, die in een tijd
kundig afwerkte. Wedstrijd gespeeld, zo leek het, tot Buffel in de 92ste minuut
de 1-2 maakte. In de slotseconden viel ei zo na nog de gelijkmaker: Baudry
kopte van dichtbij in het zijnet. Zevende nederlaag op rij voor Zulte Waregem.
Of Francky Dury nu mag beschikken? Ach, zo groot is het verschil niet tussen 0
op 18 en 0 op 21, en met de inzet van zijn manschappen was niets mis. De
verliezer zag er op het eind trouwens tevredener uit dan de winnaar. De
verongelijkte en ietwat moedeloze handgebaren van Vanhaezebrouck maakten het
duidelijk: Anderlecht is er nog lang niet. De crisette is misschien heel even
bezworen, de crisis loert nog altijd om de hoek.

Geen
enkele Rode Duivel

Dat heeft alles te maken met een spelerskern
die meer gebreken dan kwaliteiten vertoont. Eind augustus hadden we op deze
plek nog veel lof voor de jeugdspelers die volop kansen kregen. Daarna werden
nog een paar transfers gedaan, waardoor die jongeren nu meer naast dan in de
ploeg staan. Hun vervangers zijn niet beter, alleen kosten ze meer, heeft
sportief directeur Luc Devroe hen persoonlijk binnengehaald en moeten ze om die
reden spelen.

Welke speler van het huidige Anderlecht zou in
de jaren 60 hebben mogen meespelen? Antwoord: geen enkele, er zou zelfs niemand
van in de kern hebben gezeten. Op 30 september 1964 stonden er elf paarswitte spelers
op het veld tijdens een interland tegen Nederland. Vierenvijftig jaar later wordt
er niemand van Anderlecht nog opgeroepen voor de Rode Duivels. Hein
Vanhaezebrouck zal tijdens de interlandbreak flink kunnen oefenen op
automatismen, want hij moet nauwelijks spelers missen: ook onder de
buitenlanders weinig internationals.

Wie van het huidige Anderlecht zou in de jaren
70 een kans hebben gemaakt? Niemand, zelfs niet om de bank op te warmen. In het
Anderlecht van de jaren 80? Alweer: niemand. Toen werden er nog
Europacupfinales gespeeld. Toegegeven, het zijn populistische en oneerlijke
vergelijkingen, want toen ging er nog veel zwart geld om in het Belgisch
voetbal, mochten buitenlandse topclubs hooguit drie buitenlanders opstellen en
speelden alleen kampioenen mee in de Europabeker voor Landskampioenen, de
voorloper van de Champions League. Maar ook in het Anderlecht van Aimé
Anthuenis, rond de eeuwwisseling en dus ná de liberalisering van de voetbalmarkt
ten gevolge van het Bosman-arrest, zien we niemand die zijn plaats zou moeten
afstaan aan Kums, Trebel of Santini.

DNA

Zetterberg, Baseggio, Biglia, Boussoufa, Suárez,
Praet, Tielemans: de artiesten zijn weg en nooit vervangen. Spelers met dat
typische DNA – technisch sterk, tikkeltje arrogant, overlopend van bravoure en
flair, soms wat nonchalant en niet altijd even gemotiveerd, maar altijd in
staat om stilistische acties aan efficiëntie te koppelen – lopen wel nog rond
in de Belgische competitie (Vanaken, Danjuma, Pozuelo, Trossard), maar niet bij
Anderlecht.

Paarswit is Europees een meeloper geworden en
riskeert met deze spelerskern dit seizoen hooguit Belgische subtop te zijn. Natuurlijk
vinden de verwende supporters dat een aanfluiting. Geen enkele tegenstander
reist nog met knikkende knieën naar het Astridpark. De zomertransfers waren op
het niveau van het weireldploegsje aan de kust, niet van de meest succesvolle
club uit de Belgische voetbalgeschiedenis.

Niet verwonderlijk dat een vakman als Hein
Vanhaezebrouck theatrale handgebaren maakt. Hij kan veel, maar een tovenaar is
hij niet, wat de leerling-tovenaar ook moge denken.