(Deze
bijdrage in de reeks ‘De Bankzitter’ verscheen op maandag 27 augustus in De Standaard.)
Club-Anderlecht
was een half geslaagde topper, verdiend gewonnen door de thuisploeg met 2-1. Maar
door een administratieve blunder binnen de Pro League en de voetbalbond ging
het dit weekend minder over de wedstrijd dan over de zogeheten ‘indicatieve
tabel’ en de spitsvondigheid van enkele clubadvocaten, waardoor geschorste
spelers alsnog aan de aftrap stonden.
Het was mijn oprechte bedoeling om het
uitsluitend over sportieve aspecten van de voetbaltopper van gisteren te
hebben. Helaas, de ondoorgrondelijke wegen van clubadvocaten en bondsinstanties
beslisten daar anders over. Wesley (Club Brugge), Carcela (Standard), Ocansey
(Eupen) en Brogno (Beerschot Wilrijk, 1B) mochten ondanks een recente
uitsluiting dit weekend gewoon meevoetballen.
De ‘indicatieve tabel’, daar draaide het de
voorbije dagen allemaal om. Dat is een onderdeel van het bondsreglement, meer
bepaald artikel B1905.1: een soort menukaart van sancties na een uitsluiting. Voorbeeld:
een elleboogstoot die geen blessure veroorzaakt levert drie speeldagen
schorsing op, een elleboogstoot die een blessure veroorzaakt twee speeldagen en
een elleboogstoot die een blessure in het aangezicht als gevolg heeft zes
speeldagen. Dat was het geval met Wesley tegen Excel Moeskroen. Hij moest zes
matchen brommen, de vorige twee zat hij al in de tribune. Tot een slimme jurist
van Standard vaststelde dat die indicatieve tabel – die er overigens gekomen
was op vraag van de trainers, om een rechtspraak met meerdere maten en
gewichten proberen te vermijden – nog niet was goedgekeurd door de leden van de
Pro League, de clubs dus. Wél waar, zei de bondsprocureur, die een e-mail van
de CEO van de Pro League als bewijs toonde. Niet waar, zei de juridisch
directeur van Standard, er bestaat geen proces-verbaal van die stemming binnen
de Pro League. En dus besliste de Geschillencommissie om de schorsingen van
Carcela, Ocansey en Brogno ongedaan te maken, en die van Wesley tot twee
wedstrijden te beperken. De beslissing over het aantal schorsingsdagen voor
Ognjen Vranjes, de Anderlecht-verdediger die vorige speeldag was uitgesloten na
een tweevoetige tackle, werd uitgesteld tot ná Club Brugge-Anderlecht. Belhamels
Wesley en Vranjes konden dus gewoon meespelen. Vrij dankzij een procedurefout.
Eeuwig
amateurisme
Een administratieve blunder die dateert van
januari, meer dan een half jaar geleden, is de oorzaak, zo benadrukte
Anderlecht-voorzitter Marc Coucke zaterdag in een reeks tweets. Hij betreurde
de impasse, toonde begrip voor procedure-argumenten en verwees naar de volgende
bijeenkomst van de Pro League om dit recht te trekken: ‘sorry a
voetballiefhebbers voor deze omstandigheden, die puur juridische oorzaken
hebben. We houden ook niet v dergelijke toestanden’.
Waarom gaven Coucke, tevens voorzitter van de
Pro League, en Bart Verhaeghe, voorzitter van Club én ondervoorzitter van de
voetbalbond, dan niet het goede voorbeeld en legden ze hun trainers dan niet op
dat ze Wesley en Vranjes niet mochten opstellen, zoals het sportief hoorde? Ach
ja, naïef van me, fair play is bijzaak in de economische sector genaamd
Profvoetbal. En wat meer is: ook voor de net voorbije en de volgende speeldag
zijn rode kaarten facultatief. Elke clubadvocaat zal verwijzen naar
precedenten, geen enkele speler zal geschorst worden. Onderliggende boodschap:
elleboogstoten en tweevoetige tackles leveren tot minstens na de interlandbreak
van begin september wél een rode kaart, maar geen schorsing op. Je kunt
gewiekste advocaten niet verwijten dat ze hun cliënt met alle mogelijke
rechtsmiddelen verdedigen. Wat kan hen het sportieve verloop van een competitie
schelen!
De Pro League komt hier heel slecht uit:
administratieve vergissingen ogen amateuristisch. Maar ook binnen het
bondsparket, een onderdeel van de bond, had men veel alerter moeten zijn voor
het ontbreken van een juridisch sluitend reglement. Naast de bestaande 43
overtredingen met passende sancties, mag aan de indicatieve tabel een
vierenveertigste worden toegevoegd voor flaterende bondslieden.
In 1995 schreef François Colin, gewezen chef Sport
van Het Nieuwsblad en senior writer van deze krant, het schotschrift ‘Eeuwige
amateurs’, naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van de Koninklijke
Belgische Voetbalbond. Komende zaterdag bestaat de bond precies 123 jaar en ondanks
een in grote lijnen professionelere aanpak gedragen sommige departementen zich nog
altijd bijzonder amateuristisch.
Jeugd
krijgt kansen
Voetbal dan. De eerste helft was Club-Anderlecht
een ouderwetse pot: positieve ingesteldheid, stevige duels, halve kansen en
hele doelpunten. De videoref keek werkloos toe. In de tweede helft werd er
verkrampt gebikkeld. Club teerde op de kleine voorsprong, Anderlecht kon
onvoldoende een vuist maken. En de VAR greep op een cruciaal moment, terecht,
in door een overtreding van Poulain op Amuzu te beoordelen als een vrije trap
buiten het strafschopgebied. Scheidsrechter Vertenten had net voordien naar de
stip gewezen.
‘De vier vleugelspelers zijn samen nog geen
tachtig jaar oud’, zei commentator Filip Joos haast triomfantelijk bij het
begin van de wedstrijd. Om precies te zijn: 79. Ook al presteerden ze niet
fantastisch – alleen de rushes van de Nigeriaan Emmanuel Dennis (20) zorgden
voor opwinding, hij scoorde ook de openingsgoal -, is het zonder meer een goede
zaak dat onze topclubs volop kansen geven aan jonge voetballers. In het geval
van Anderlecht zelfs spelers (Saelemaekers, Amuzu, Bornauw) die hun
jeugdopleiding bij de club genoten. Dit staat haaks op het hapsnapbeleid van de
meeste clubs in de Jupiler Pro League.
De sterkte van Club Brugge is dat het zijn
sterkhouders wist te behouden: aan de aftrap stonden zeven basisspelers van het
vorige (kampioenen)seizoen. De sterkte van Anderlecht is dat het een volledig
nieuwe kern wist samen te stellen: amper drie spelers die aan de wedstrijd
begonnen, waren er in mei al bij. Dat heet, in beide gevallen, een spelersgroep
managen.