(Overmorgen ligt Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden? in de handel, het boek dat ik samen met
Geert De Vriese schreef over die beroemde/beruchte/onvergetelijke/verwerpelijke
(schrap zelf wat volgens u niet past) maand in dat drukke nieuwsjaar 1968.
Hieronder leest u het voorwoord uit het boek.)
Mei ’68, de
verbeelding aan de macht?
Is Mei ’68 wel
wat het lijkt?
Dat is de vraag
die ons inspireerde en intrigeerde om de enige maand in de wereldgeschiedenis
met hoofdletterstatus onder de loep te nemen bij haar vijftigste verjaardag.
Het antwoord leek voor de hand te liggen. Alle historische mijlpalen zijn gekleurd
en verkleurd door nostalgie, dramatiek, romantiek, noem maar op. Dus ook Mei
’68. Maar dan nog was het vaak behoorlijk schrikken van welke clichés en andere
ideaalbeelden uit het collectieve geheugen in de prullenmand mochten.
En dat was niet
eens het meest confronterende. Veel vaker dan verwacht hadden we het gevoel dat
we het niet over gebeurtenissen van een halve eeuw geleden hadden, maar over
vandaag. Eind mei 1968 waarschuwt een wereldwijd gerespecteerd politicus
bijvoorbeeld voor een Amerika dat zich helemaal op zichzelf terugplooit, onder
impuls van een – en wij citeren – ‘politicus op zoek naar gemakkelijk succes’.
Kroegkreten en krantencommentaren als ‘Over vijftien tot twintig jaar zijn de
buitenlanders hier baas!’ en ‘Dit is de eerste keer dat een politicus zo direct
inspeelt op rassenhaat’ associeerden we ook niet meteen met de rode banieren
van Mei ’68. En toch.
En wat te denken
van de spiegel die twee activisten van toen ons voorhielden, vanuit hun eigen
bewustwordingsproces?
‘Ik zonderde mij af, keerde me af van mijn
vrienden en van mijn ouders. Ik zocht het isolement om te kúnnen
radicaliseren.’
‘Men slaagde er niet in om de radicalisering van
de jeugd te begrijpen. Het was altijd de schuld van de anderen. De heersende
samenleving dacht dat er geen vuiltje aan de lucht was en dat er
complotronselaars aan het werk waren, die de boel op stelten zetten. Dat was
toen zo en dat is nu nog altijd zo, vandaag bij jonge allochtonen.’
Grote verhalen en
grote emoties zeggen altijd veel over een grote gebeurtenis. Maar kleine dingen
uit het dagelijks leven leerden ons op hun manier evenveel over de algemene
tijdsgeest waarin Mei ’68 zich afspeelde. Met name over de mate waarin de
wereldwijde revolutionaire opwinding eigenlijk doordrong tot in de doorsneehuiskamers
in het algemeen en tot bij de Vlaamse jongeren in het bijzonder. De muziek die
het populairst was in mei 1968, bijvoorbeeld. Nee, dat waren niet de Beatles of
de Stones, laat staan Jimi Hendrix. Of neem wat – volgens de dan ook al imagobepalende
reclamewereld, tenminste – de allereerste bijdrage was van de computer tot het
algemeen geluk van de Vlaamse vrouw. Bepaald emancipatorisch is ze niet, kunnen
we nu al wel verklappen.
En de Vlaamse
studenten in mei 1968? Dat moet wel ‘Leuven Vlaams’ zijn, toch? Niet, dus. Ook
dat bleek een fout in de gps van het collectieve geheugen te zijn. De vlammen
laaiden bij ons op in een andere stad. Al was het, toegegeven, veeleer een
strovuur in vergelijking met de katalysator die het veroorzaakte. De
gedoodverfde vader, zoon en heilige geest van de opstand: Mai Soixante-huit.
In Parijs, en bij
uitbreiding heel Frankrijk, werd de toestand als prerevolutionair aangevoeld,
met naast bijzonder heftig studentenprotest en politiegeweld ook een massale stakingsgolf
in de bedrijven en bij de overheden. Zelfs de hoofdzetel van de voetbalbond
werd bezet door doelmannen en spitsen onder de strijdkreet ‘Le football aux footballeurs!’ Maar toen we uitzoomden, bij onze
speurtocht in archieven en in onze meer dan dertig interviews, stootten we eens
te meer op een intussen ondergesneeuwd facet van de maand van de grote opstand:
in de Verenigde Staten wordt al veel langer geprotesteerd, in Berlijn
gewelddadiger en in Amsterdam provocerender.
Mei ’68 begint
min of meer in 1964, met de Free Speech Movement op de universiteit van
Berkeley in Californië. De nieuwe tijden spoelen in 1965 al aan in Europa met
onder meer Swinging London en het
Amsterdamse Provo, en via de dood en het gecultiveerde martelaarschap van Che
Guevara in 1967 monden ze uit in Dolle Mina en AMADA. En zo wordt de
geschiedenis van Mei ’68 meteen ook een geschiedenis van de jaren zestig.
Ontdek samen met
ons dat – om de bekendste slogan van Mai
Soixante-huit te parafraseren – de verbeelding inderdaad aan de macht is.
Maar niet helemaal en soms zelfs helemaal niet zoals de bedenkers het toen
bedoelden en zoals de mythe en de overlevering het vandaag vaak willen.
Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden?,
Geert De Vriese & Frank Van Laeken, 400 pagina’s, uitgeverij Houtekiet,
24,99 euro.