Luid
gestommel in een overvolle rechtszaal. Toeschouwers verdringen zich om toch
maar iets op te vangen van wat er gezegd wordt. Iemand roept: “Aan de
galg!” Gejuich. Applaus. Goedkeurend geknik. Een ander vult aan:
“Vreemd gespuis!”

VOORZITTER:
“Orde in de zaal. Orde! Meneer de openbare aanklager, het woord is aan
u.”

OPENBARE
AANKLAGER: “Dankuwel, meneer de voorzitter. Beklaagde staat terecht voor
uitspraken in het verle…”

“Weg
met haar!” “Verraadster van het volk!” “Ze hoort hier niet
thuis!” “Ga terug naar uw eigen land!”

VOORZITTER:
“Orde, of ik laat de zaal ontruimen!”

OPENBARE
AANKLAGER: “Uitspraken in het verleden, dus. Die waren, op z’n zachtst
gezegd, niet altijd even genuanceerd, meneer de voorzitter. Een overzicht vindt u in het dossier. Maar gezien de
jonge leeftijd van de beklaagde en haar intentie om het nooit meer te doen,
pleit ik voor een milde straf.”

“Milde
straf? Hangen zal ze!” “Ge hebt geen kloten aan uw lijf,
advocaatje!” “Alleen al haar naam betekent ‘Oorlog aan onze
beschaving’!”

VOORZITTER:
“Dit is mijn laatste verwittiging!”

OPENBARE
AANKLAGER: “Een milde straf, dus. Wij eisen verontschuldigingen voor haar
gedrag in het verleden en we zullen haar nauwlettend in de gaten houden vanaf
nu. Daarmee zouden we tevreden zijn.”

“Een
lachertje!” “Loser!” “En dat met ons belastinggeld!”

VOORZITTER:
“Orde!!! Heeft u daar als verdediging nog iets aan toe te voegen, meneer de
advocaat?”

VERDEDIGING:
“Onze cliënte is nog heel jong, ze beseft dat ze te ver is gegaan en wil
daar graag een streep onder trekken, meneer de voorzitter. Wij hebben dan ook
niets toe te voegen aan de woorden van de openbare aanklager en zouden kunnen
leven met die straf.”

“Straf?
Een beloning, ja!” “Bende lafaards!” “Dat ze verdomme een
hoofddoek opzet!”

VOORZITTER:
“Heeft u nog iets te zeggen, jongedame?”

BESCHULDIGDE:
“Euh, neen, meneer de rechter. Het spijt me erg, ik ga mijn best
doen!”

“Leugenares!”
“Hoer!” “Als wij even brutaal en ongenuanceerd zouden zijn als
die trut, zouden we opgesloten worden!”

VOORZITTER:
“Orde! In overweging nemende dat de beklaagde nog heel jong is, dat ze
beseft dat ze te ver is gegaan en dat de openbare aanklager geen strenge straf
eist…”

De meute
loopt onder luid gejoel tot vooraan in de rechtszaal, de beklaagde krijgt een
stevige por, wordt bespuwd. Anderen richten zich met priemende wijsvinger rechtstreeks
tot de rechter. “Dood door de kogel!” “Hang haar op!”
“Gerechtigheid voor Vlaanderen!” “We weten u te vinden als ge
haar niet veroordeelt, wereldvreemd mannetje!”

VOORZITTER:
“… veroordeel ik de beklaagde tot de dood door ophanging op het
dorpsplein en wel nu meteen!”

Stampvoetend
gejuich. Advocaten bekijken elkaar onbegrijpend. Beklaagde valt flauw en wordt
door twee bewakers afgevoerd. “Naar het plein!” “Hangen zal
ze!” “Gerechtigheid is geschied!”