Stel: ik
kom vannacht thuis na een glorieuze overwinning op de jaarlijkse #twitterquiz
(hou het resultaat van ploeg-De Onbezoldigde Mandaten in het oog!), het regent oude
wijven en ik merk bij het oprijden van mijn oprit het silhouet van een bekend
figuur. Ik herken hem aan het ultrakorte haar, de rijzige gestalte en de doffe
blik in de wat ingezakte ogen. Eerst denk ik nog: een inbreker, een getuige van
Jehova, de nachtburgemeester van het ingeslapen dorp T.? Maar nee, het is wie
ik denk dat het is: een verzopen staatssecretaris, met smekende blik. Wat doet
díe aan mijn voordeur? Hij is tachtig kilometer van huis, kon hij dan niet
aankloppen bij de buren of in een gemeente vlakbij? Ik geef toe: die gedachte
doemt in mijn hoofd op. Ik stap uit, schud hem beleefd de hand en zeg alsnog:
kom binnen. Staat u hier al lang? Ga zitten. Hier, een kopje warme thee, zal u
goed doen. Wat is er gebeurd? Pas dan, na een half uur ontdooiend gesprek, zou
ik durven te vragen: vindt u het niet vreemd dat u in een afgelegen dorp moet
aankloppen om onderdak te krijgen? En… (maar dan moet ik het over politiek
hebben met u, en daar heb ik even geen zin in).
Ik bedoel
maar: een mens in nood laat je niet in de kou staan. Of in de regen. Ook al
geeft ie zelf zelden blijk van mededogen. Is ie stoer op sociale media.
Schoffeert ie al eens een internationale hulporganisatie. Zo’n man laat ik toch
in mijn huis. Dat heet: menselijk zijn. Empathisch vermogen tonen. Moreel overwicht
hebben.
***
Ik weet
niet of hij dinsdag ook in de regen stond te wachten voor een gesloten deur.
Als ik de berichten mag geloven, niet. Werd hij vooraf al verwittigd dat er
studentenprotest was en dat extreemlinkse jongens en meisjes hem wilden
beletten de zaal te betreden. Op de foto te zien, waren ze met een stuk of
dertig, maar ja: als er maar één ingang is, hoef je geen massa te mobiliseren
om iemand tegen te houden. Tien man had al volstaan. Dan blijf je beter weg,
staatssecretaris zijnde. Maar ik weet niet of ik de berichten wel mág geloven:
de ene site had het over ‘debat geannuleerd’, de andere over ‘lezing
geannuleerd’. Er is nochtans een grondig verschil: bij een debat kan de spreker
al op het podium tegengesproken worden, bij een lezing niet. Debat of lezing,
dat is niet hetzelfde als ‘potato’/’potatoe’. Het verschil is visueel merkbaar:
je ziet het aan het aantal figuren dat op een verhoogje staat. Eén = lezing.
Meer = debat.
De rector was
boos. ‘Ik betreur dat het debat met @FranckenTheo geannuleerd werd’, tweette
ze. ‘Vub staat voor vrij onderzoek. Voor woord en wederwoord. Onaanvaardbaar’.
Ha, toch een ‘debat’, dus, al werd die tweet dan weer gepubliceerd op een site
die het over een ‘lezing’ had. Verwarrende tijden in de Vlaamse media.
***
Vrijheid
van meningsuiting, daar ging het in de nasleep over. De staatssecretaris
hekelde de oproerkraaiers, waarop dan weer reacties opdoken van journalisten
die vertelden dat ze tijdens een van zijn vorige lezingen nog vóór aanvang uit
de zaal verwijderd waren. Anderen (velen!) hadden het over zijn gedrag op Twitter,
waar de staatssecretaris zowat iedereen met een ander gedacht afblokt. Nogal
vreemd om het dan zelf over vrijheid van meningsuiting te hebben, maar soit.
Ik ben het
fundamenteel oneens met de actie van die Brusselse studenten. Hoffelijkheid
betekent: luisteren naar wat ie te zeggen heeft en dan kritische vragen stellen
of bedenkingen maken. Of wegblijven, als je écht niet wil horen wat ie te
zeggen heeft. U kent dat aapje wel dat zijn twee oren bedekt houdt. Niet
willen luisteren is één ding. Een ander niet laten spreken is nog van een
andere orde. Het is erger, bedoel ik.
Een man monddood
maken omdat hij volgens jou anderen het spreken belet of niet naar je wil
luisteren, is oliedom en kortzichtig. Als je de staatssecretaris verwijt dat
hij niet luistert naar andere meningen en hem vervolgens belemmert om zijn eigen
mening te geven, dan ben je niet beter dan hij. Dan wórd je hem. Dan zit je op
het niveau van “Hij is begonnen, meester!” In een beschaving als de
onze laat je ook andere meningen dan die van jezelf aan bod komen. Waarna je
kan riposteren. Dat heet debat. Of: lezing, gevolgd door de mogelijkheid om vragen
te stellen.
***
Mocht de
staatssecretaris mij niet preventief geblokkeerd hebben op Twitter, dan had ik
zijn reactie kunnen lezen op de studenten die hém geblokkeerd hadden. Helaas. Maar
als hij vannacht voor de deur staat, laat ik hem toch binnen. Ik ben niet zoals
hij.