Vergeet de
tegenstelling links-rechts. Of beter: vergeet ze niet, parkeer ze even langs de
kant van de weg, u mag zelf bepalen of het de linker- dan wel de rechterzijde
van de politieke straat wordt. Vergeet, in België, ook even de tegenstelling
Vlaanderen-Wallonië, ook al valt er op basis van talloze feiten te concluderen
dat dit een tweesporenland is. De schisma’s van vandaag hebben weinig te maken
met ideologie en dat is waar ideologen, sociologen, culturologen, politicologen
en allerlei andere -logen zich voortdurend op miskijken. Ze proberen
verkiezingsuitslagen en polls te verklaren aan de hand van inhoud en concrete
gebeurtenissen, en daar gaat het nauwelijks nog over.
***
Enter: het schisma steden versus platteland. De
kloof tussen burgers die leven in (middelgrote tot grote) steden en burgers die
wonen op wat gemakshalve als ‘de buiten’ wordt aangeduid, wordt steeds groter.
Zie: brexit, presidentsverkiezingen in Amerika, referendum in Turkije. In de
steden werd doorgaans gestemd op basis van redelijkheid, op het platteland
telde het buikgevoel. (Ik vat het even kort door de bocht en arrogant samen.) Dus
stemden mensen die niet in de steden woonden extreem conservatief: tegen het
lidmaatschap van de Europese Unie, tegen het ‘establishment’ (wat dat verder
ook moge betekenen, met een presidentskandidaat die stinkend rijk was en zich
fiscaal inciviek gedroeg), tegen democratische verworvenheden. Maar wel vóór
isolationisme, protectionisme en een dictatoriaal leiderschap, hoe
contradictorisch dat ook mag lijken en klinken in een wereld die steeds kleiner
lijkt te komen.
Kiezers op
het platteland kiezen liever voor wat ze in het verleden kenden en waar ze een vaak
vals nostalgisch gevoel aan overhielden, dan dat ze een blik in de toekomst werpen.
Liever een sterk leiderschap dan twijfel. Liever luide roepers dan stille
werkers. Liever doeners dan denkers. Politieke ideeën worden bedisseld in machtscentra,
niet bij hen in de buurt, op de buiten. Misschien moeten we hen voortaan wel buitenlanders
noemen. Dat schept een band met andere uitgeslotenen.
***
Interludium.
In Vlaanderen speelt die tegenstelling steden-platteland minder, vanwege twee
redenen: stedelingen werden in een niet zo ver verleden naar het platteland
gejaagd (daarbij geholpen door een gebrek aan ruimtelijke ordening) en brachten
hun stedelijke mentaliteit mee, én de aloude verzuiling. Zeg maar: de
CVP-staat, die mensen van de wieg tot het graf aan zich probeerde te binden en
daar meer dan veertig jaar vlekkeloos in slaagde. Dus wordt er bij ons op het
platteland voorlopig nog minder extreem gestemd dan elders in de wereld.
Ik ben
geboren in Merksem, toen nog een gemeente die apart van Antwerpen
functioneerde, maar woon al zesentwintig jaar in het Pajottenland. Op de
buiten. In de vorige gemeente waar we resideerden kwam er op zeker moment een
houten barak op een kleine parking naast ons huis te staan. Een frituur, zo
bleek. Zonder vergunning. Zonder de buurt te consulteren. Zonder toestemming te
vragen. Na de eerste avond dat het ding open was, vonden we een halve
curryworst in de brievenbus. Er piste al eens een zatlap tegen de zijgevel.
Auto’s stationeerden voor onze garage en als je in het frietkot aanschuivende
chauffeurs daarop attent maakte, bekeken ze je vies en maakten ze pas na drie —
steeds minder beleefd wordende — aanmaningen aanstalten om hun auto vijf meter
te verplaatsen. Maar de burgemeester, al jaren aan het hoofd van een volstrekte
meerderheid (en twintig jaar later nog altijd), greep niet in en probeerde te
verzoenen, onder het motto: iedere kiezer is er één. “Och, ge kunt toch
niets hebben tegen een kleine, lokale zelfstandige die een frituur wil
beginnen?” Nee, maar je kunt wel iets hebben tegen mensen die zonder
toestemming overlast beginnen te veroorzaken. Dan maar een brief gestuurd naar
de nationale voorzitter van die partij, die — o voorspelbaarheid — aanraadde om
de zaak uit te praten met… de burgemeester. Kastje. Muur. Dat is Vlaanderen
ten voeten uit: dienstbetoon voorop, iedereen proberen tevreden te houden, maar
als het moet toch de kant kiezen van een plaatselijke neringdoener en de
inwijkeling op zijn plaats te zetten. Ik voelde me toen als een migrant:
assimileren zult gij, inclusief het aanvaarden van pesterijtjes en corruptie op
lokale schaal. Onze waarden en normen en zo. Wat ik wil zeggen: de mentaliteit
tussen stedelingen en buitenmensen verschilt enorm. En zal dat ook blijven
doen, hoeveel stedelingen ook migreren naar de buiten. Of omgekeerd, al gebeurt
dat zelden.
***
Enter: het schisma jong versus oud. Opnieuw: dat
nostalgisch stemgedrag. Met oogkleppen terugkijken op hoe het vroeger was.
Ouderen zijn al snel geneigd om ‘Vroeger was het beter’ te zeggen, waarbij ze
al wat fout liep met de mantel der vergane liefde bedekken. Jongeren krijsen
‘Nu is het aan ons!’ en dat schrikt die ouderen dan weer af. De tijd dat
jongeren aan tafel hun mond moesten houden en vooral geen dwarse standpunten
mochten innemen, ligt al een poos achter ons, maar heel wat ouderen kijken daar
met enige nostalgische verlangens op terug. Die goede ouwe tijd, de tijd van
toen, toen ze het nog voor het zeggen hadden. Groot-Brittannië uit de Europese
Unie stemmen is als een oude ezel die met zijn allerlaatste krachten de jonge
ezel een stamp geeft, om hem op afstand te houden en een levenslesje te leren.
Hé, ik ben er nog. En ge zult naar mij luisteren!
***
Enter: het schisma elite versus plebs. U moet
vandaag het interview met Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten in Het Laatste Nieuws maar eens lezen.
Daarin zegt ze onder meer dat ons, westers, denken superieur is aan dat van de
rest van de wereld. Los van het zelfgenoegzame dat hieruit blijkt, geeft dit
perfect weer hoe al wie niet denkt zoals de zogeheten westerse elite hier
gecatalogeerd wordt: als een stel minkukels. Boeren, zeg maar. Als weinig
geïnformeerde, nauwelijks geïnteresseerde burger zou je voor minder je kar
keren en je afzetten tegen het politieke establishment. Wat denkt die Rutten
wel? Wat dacht die Clinton wel? En die Cameron? Natuurlijk is Gwendolyn Rutten
pakken intelligenter dan de doorsnee Vlaming, maar door precies dit te benadrukken
doet ze iets wat bijzonder onintelligent is: ze kakt op de mensen. In eerste
instantie op al wie pro andere ideologieën en religies is, maar het gaat veel
verder dan dat. Wellicht dacht ze: ik moet ook iets zeggen in het opbod tegen
de vreemdelingen, stel je maar eens voor dat zo’n pittige tante de Open VLD in
een zondagsblad een moslimpartij zou noemen.
Ik zag deze
week een cartoon waarop je twee verplaatsbare toiletten bovenop elkaar
gemonteerd ziet. Op de bovenste stond er ‘Politicians’ op de deur, op de
onderste ‘Voters’. De (grote) boodschap is duidelijk: politici kakken op
kiezers. Ze doen beloften die ze in de verste verte niet kunnen waarmaken. Ze
kondigen grootse plannen aan waarvan ze weten dat die geen schijn van kans
maken. Ze roepen A en denken tegelijk B. Burgers zijn niet altijd even slim,
soms zelfs ronduit dom, als ze tegen hun eigen belangen in stemmen bijvoorbeeld,
maar Abraham Lincoln indachtig kun je niet de hele tijd doen alsof ze
achterlijk zijn. Dat wreekt zich uiteindelijk, in het stemhokje. Ik herhaal:
brexit, presidentsverkiezingen in Amerika, het stemgedrag van de Turkse Belgen
(of Belgische Turken, zo u wil).
Niets of
niemand is superieur, dat zou de basis van het liberalisme moeten zijn, dacht
ik zo.
***
Enter: het schisma ’the winner takes it all’ versus
representatieve democratie. Brexit en Trump waren alleen maar mogelijk in samenlevingen die hebben
gekozen voor het ’the winner takes it all’-principe. Zo’n samenleving dreigt
Turkije op korte termijn te worden, nu Erdogan een nipte ‘Ja’ heeft gekregen op
zijn referendumvragen. Dat voordeel hebben wij tenminste: hier is dat
ondenkbaar. Hier moeten partijen op zoek gaan naar raakvlakken. Tezelfdertijd
is dat ook de extreme zwakte van ons democratische systeem. Door de verregaande
versnippering — zie ook: Nederland na de verkiezingen — wordt het steeds
moeilijker om raakvlakken te vinden. Tussen twee partijen gaat dat nog. Met
drie is dat lastiger, met vier quasi onmogelijk. Terwijl ’the winner takes it all’
het risico inhoudt dat één leider of één partij onherstelbare schade aanbrengt
aan het sociale en economische weefsel, houdt ons systeem het risico in dat er
niet meer geregeerd kán worden. Ook dit heeft niets met de
links-rechts-tegenstelling te maken. Kijk maar naar het gekibbel in de
(centrum)rechtse regeringen die wij vandaag hebben.
De
representatieve democratie hikt tegen haar beperkingen aan. Maar als we
morgenavond de uitslag van de Franse verkiezingen te horen krijgen en over
veertien dagen de winnaar van de tweede ronde bekend is, zullen we ons gelukkig
prijzen dat we zo’n ingewikkeld systeem hebben. Churchill had gelijk:
democratie is een slecht systeem, maar er is niets beters. Politiek zit met een
constructiefout. ’t Is als een Ikea-kast die je moet ineenschroeven terwijl er
een paar vijzen ontbreken. Helaas kun je met de politiek niet terug naar de
winkel om haar om te ruilen. Dus blijf je maar luidop vloeken. (En op je handen
timmeren.)
***
Een paar
dingen kun je wel al heel snel bijsturen. Eén: schaf de opkomstplicht af. Ik
schreef het hier eerder al (ooit vormde het de kern van mijn eerste blogpost op
deze plek): zorg ervoor dat mensen gemotiveerd gaan stemmen. Niet dat dit per
se de uitslag zal bewerkstelligen die u of ik het liefst zouden zien: daar gaat
het niet om. Het gaat erom dat kiezers met goesting naar het stemhokje moeten trekken,
gemotiveerd, liefst ook een beetje geïnformeerd. Niet vanuit een misplaatste
burgerplicht of omdat het nu eenmaal moet, maar omdat ze dat zelf willen. Als
er dan een regering totstandkomt die een beleid voert dat haaks staat op mijn
ideeën, zou ik daar veel beter mee kunnen leven. Dan weet ik pas écht dat ik tot
de minderheid behoor.
Twéé: voer
stemrecht in vanaf zestien jaar. Er bestaat geen pensioenleeftijd voor kiezers,
waarom is er dan wel een minimumleeftijd? Waarom zouden jongeren niet mee over
hún toekomst mogen beslissen? Iemand die op 25 mei 2014 17 jaar en 364 dagen
oud was, mocht toen niet gaan stemmen. Maar diezelfde jongeling zal bij de
volgende verkiezingen, normaal in mei 2019, bijna drieëntwintig zijn en
geconfronteerd geweest zijn met beslissingen die zijn toekomst mede zullen bepalen.
Als we senioren, terecht, laten meekiezen, dan moeten we junioren ook bij het democratische
proces betrekken, hen het recht geven om over hun toekomst te stemmen.
***
Bescheidenheid
en vastberadenheid zijn schone deugden, ook in de politiek. Politici moeten
ideeën hebben, een ideologie verdedigen, consequent handelen, maar ze vergeten
al te vaak dat de burger niet zit te wachten op verbaal spektakel, gehakketak
of betweterigheid. Politici zijn geen superieure wezens, noch uitverkorenen.
Het zijn net mensen, met hun kwaliteiten en hun gebreken. Alleen dringt dat
besef te zelden door. Gaan ze zich niet alleen superieur voelen, maar zich ook
zo gedragen. En zo worden ze brutaal geconfronteerd met hun eigen onvermogen en
vervelend stemgedrag. Zo wordt Het Volk volksvijand nummer één.
Als sossen ‘stemrecht vanaf zestien jaar’ willen invoeren, heeft dat uiteraard alles te maken met het mee laten beslissen over hun toekomst en niets met de linkse indoctrinatie op de middelbare schoolbanken, die de bevoorrechte partijen terug in het zadel kunnen helpen… Het adagium ‘Wie jong is en niet links heeft geen hart, wie oud is en niet rechts heeft geen verstand’ klopt inderdaad. Vanuit die optiek is uw (ongeschreven) derde ‘dingetje’ hoogstwaarschijnlijk het afschaffen van het stemrecht van de oude ezels, u weet wel, die met dat verdomde nostalgische stemgedrag.