Ik schrijf
dit terwijl ik op de radio de warme, diepe stem van Paul Beloy hoor, met wie ik
samen Vuile zwarte. Racisme in het
Belgische voetbal schreef. In Touché
heeft hij het bij Fried’l Lesage over integratie, racisme, opvoeding, kortom:
de samenleving zoals die is. Ik laat me graag afleiden door wat hij zegt en
door zijn uitstekende muziekkeuze (Curtis Mayfield! David Bowie!! Steely Dan!!!
Stevie Wonder!!!!). En toch moet er me weer iets van het hart. Daarvoor neem ik
u, alweer, mee naar het universum van Vuile
zwarte. Meer bepaald: naar 1958.
***
Zo lang is het
nu ook weer niet geleden. in dat jaar werd in Brussel de Wereldtentoonstelling
georganiseerd, kortweg Expo 58. Jaren na datum zagen we blauwwitte broodzakken
op tafel liggen met het logo van het evenement erop. Expo-brood heette het
witte brood dan ook dat de tentoonstelling zou overleven. Racisme bestond
uiteraard al wel, maar het werd zelden zo benoemd. En zo kon het dat op het
grondgebied Laken, op de plek waar nu de Primerose tennisclub ligt, het
paviljoen van de koloniën werd ondergebracht: de 100% kolonie Congo en het
mandaatgebied Ruanda-Urundi. Wisten de bezoekers veel dat Congo twee jaar later
onafhankelijk zou worden en dat Rwanda en Burundi twee aparte staten werden in
1962.
Wat de
bezoekers van Expo 58 wel zagen waren nagebootste Afrikaanse dorpen, waar de
nadruk moest liggen op de technische en menselijke vooruitgang die wij, Belgen,
daar gebracht hadden, maar die vooral de aandacht trokken omdat er heuse
Afrikaanse gezinnen woonden in simpele lemen hutten. Primitieve omstandigheden
die onze ouders en grootouders alleen maar kenden van het actualiteitenmagazine
dat ze ’s zondags in de bioscoop te zien kregen vóór de hoofdfilm begon. Nu
konden ze die ‘zwartjes’ in levenden lijve bezig zien. Een soort safari, op
zoek naar inboorlingen. Racisme, jazeker, maar niemand zag er, euh, Expo-brood
in, tot brutale bezoekers de zwartjes begonnen te voederen. Toen werd het
Congolese dorp prompt gesloten, want dat vonden zelfs de organisatoren te ver
gaan. Dat ze de Afrikanen eerst op een walgelijke manier hadden tentoongesteld
voor het grote publiek ontging hen daarbij even: niet voor niets wordt op de
Engelstalige Wikipediapagina van de expo benadrukt dat sommigen dit ‘a human
zoo’ vonden, een bewering die merkwaardig genoeg niet terug te vinden is op de
Nederlandstalige Wikipediapagina.
Achtenvijftig
jaar later discussiëren we over Zwarte Piet. Of beter: we discussiëren er niet over. De ene groep vindt dat Zwarte
Piet traditie is en van tradities moet je afblijven. De andere groep vindt
Zwarte Piet — met zijn zwartgeschminkte gezicht, z’n kroeshaarpruik en z’n rode
lippen — een overblijfsel uit racistische, koloniale tijden. Een derde groep,
de zwijgende meerderheid, vindt de discussie maar niets. Er is nu een
‘pietenpact’, een overeenkomst waarbij Piet in de toekomst wordt afgebeeld als
roetveegpiet, dus zonder dat kroeshaar en die rode lippenstift. Want, daar is
ongeveer iedereen het over eens: dat zwart komt van de schoorsteen waardoor
Piet naar beneden glijdt om cadeautjes in schoentjes te leggen. Wat eigenlijk
zoveel wil zeggen als: die volledig zwarte Piet bestaat eigenlijk niet.
Of was dat
een noodzakelijke verbale bijsturing om er het meest racistische kantje af
te vijlen en de traditie te laten overleven?
***
Ik las
eergisteren het opiniestuk van radiopresentator Tom De Cock in De Morgen. De Cock, homo, adopteerde
samen met zijn man een zwart kindje. (U weet wel, het soort waarvan de
onderbuik van onze samenleving zegt: “Amaai,
da’s nen homo, oekandie na een kind maken? O, ’t is een negerke, z’emme d’r
ientje g’adopteerd!”) Hij stelde vast dat het aanbod aan
andersgekleurde poppen miniem is. En als er dan toch eentje in de etalage ligt,
staat er ‘Ethnic’ op de doos. Etnisch: volkenkundig, betrekking hebbend op een
volk. Niet ons volk, maar een ander volk. Vreemdelingen, dus.
Wat De Cock
deed is haarfijn aantonen dat we als samenleving niet evolueren. Het gaat niet
goed met de multiculturele samenleving, omdat velen unicultureel willen blijven
en weigeren de realiteit onder ogen te zien. Dus vind je in de winkel een
zwarte pop die wordt gebrandmerkt als ‘etnisch’, niet een van ons, kijk-eens-ze-kan-ook-lachen-en-wenen-o-zo-schattig-hé.
Die pop geeft aan dat we in 1958 zijn blijven steken: wij, witte mensen,
bekijken hen, andersgekleurde medemensen, als primitievelingen, die we bij
voorkeur niet naar hier halen en als het dan toch niet anders kan, liefst
ergens achter een omheining steken, als bezienswaardigheid. Die pop, dat is
xenofobie ten voeten uit. Angst voor de en het vreemde. En ook wel: racisme.
***
Van mij
moet Zwarte Piet niet verdwijnen. Maar we moeten er wel over durven te praten.
We moeten het gesprek met de nieuwe Belgen durven aan te gaan. Dat Piet een
restant is van het koloniale, uitgesproken racistische denken wordt niet
ontkend. Dat Piet in de loop van de decennia werd bijgestuurd tot een eerder
onschuldig lijkend symbool is onmiskenbaar zo. Maar er worden blijkbaar
kinderen gepest op school, omdat ze bruin of zwart zijn. Klasgenootjes noemen
hen ‘Zwarte Piet’.
Iemand
schreef gisteren ergens: “Ja maar, dat is niet racistisch bedoeld!”
Kan zijn, maar het komt wel zo over. En de vraag bij racisme is in de eerste
plaats niet ‘Is dat racistisch bedoeld?’ (want dan verzeilen we al snel in uitspraken
als ‘Ik ben geen racist maar…’), maar ‘Wordt dit als racistisch
gepercipieerd?’
Bij racisme
moet je niet uitgaan van de dader, maar van het slachtoffer. Hoe voelt hij of
zij zich bij de opmerkingen of daden? Hetzelfde geldt trouwens voor andere
misdaden: we moeten eerst naar het slachtoffer kijken. Meestal doen we dat ook.
Behalve dus bij racisme. Want dan verkrampen we en vinden we dat de ander zich
maar moet aanpassen aan onze onderlinge afspraken en gebruiken, inclusief
aangebrande moppen, het benadrukken van onze raciale superioriteit en
oerwoudgeluiden.
Als we het
over Zwarte Piet willen hebben, zullen we dus de moed moeten opbrengen om de
discussie los te weken van blanke traditionalisten versus voornamelijk blanke
cultuurrelativisten, en gaan luisteren naar die groeiende groep met een andere
huidskleur. Hoe voelen zij zich bij dat Sinterklaasfeest? Hoe interpreteren zij
die Zwarte Pietmythe? Misschien vinden ze het écht wel niet erg en dan moeten
we niets doen. Zelfs geen pietenpact. Misschien vinden ze het wél erg en dan
moeten we vooral die traditie aanpassen. Maar eerst moeten we gaan luisteren.
Samenlevingen
evolueren, tradities ook. Ze krijgen een andere invulling of worden afgeschaft.
Dat gebeurt. Dat is niet erg. Daarmee haal je de bodem niet weg vanonder onze
samenleving. In Geraardsbergen drinken ze op de laatste zondag van februari een
glas wijn met een levend visje in. Ik vind dat een barbaarse traditie en de
visjes zullen er geen breed maatschappelijk debat over starten, dus blijft het
gewoon bestaan. Jaar na jaar. Als teken van feestvreugde en verbroedering. Wie
zijn dan de primitievelingen?
***
Staan we
vandaag veel verder dan in 1958? Soms twijfel ik daaraan. Als we tradities niet
in vraag stellen, als we geen rekening houden met de veranderende realiteit
(letterlijk: méér kleur op straat), als we het gesprek uit de weg gaan: dan
zijn we gewoon een stel koppige betweters. Dat ligt zeer zeker ook aan die
mensen met dat andere kleurtje, die vaak te weinig inspanningen doen om zich te
integreren, maar integratie wordt ook zéér moeilijk om niet te zeggen
onmogelijk als dat wordt belemmerd. De multiculturele samenleving is al enkele
decennia een feit. Nu moeten we dat nog inzien.