Een
flipperkast. En een boksbal. Een stapel sudoku’s. Ik overloop even mijn eisen bovenop
het interessante basisloon mocht ik morgen gevraagd worden om
luchtverkeersleider te worden. Een fantasietje, quoi, want a) ze zullen mij niet vragen als je ziet dat er tien
‘gelukkigen’ uit enkele duizenden kandidaten op het examen komen, en b) ik wil
die job nooit doen. Ik hou van stress, van de adrenaline die door mijn journalistieke
lijf stroomt, van een deadline die mij dwingt om in overdrive te gaan, maar ik zie mij geen job uitoefenen waarbij
letterlijk mensenlevens op het spel staan.
Daarom ben
ik geen luchtverkeersleider en heb ik er absoluut geen probleem mee dat die een
pak meer verdienen dan andere stervelingen. Gooi er gerust nog wat andere
voordelen bovenop, kan me echt niet schelen. Laat hen vooral in alle nodige
comfort hun werk doen. Daarom ben ik geen chirurg, een beslissing waarmee ik onrechtstreeks
al heel wat levens gered heb. En laat zo’n specialisten het vijf- of
tienvoudige verdienen van de gemiddelde bediende, ik gun het ze. Als ik op die
operatietafel lig, wil ik er vooral levend en wel weer kunnen afstappen, en die
man of vrouw die iets kan wat ik niet kan daarvoor hartelijk danken. Daarom ben ik geen
brandweerman, omdat de neiging om mijn eigen leven te wagen om een wildvreemde
te redden uit een brandend huis dat niet het mijne is en niet eens in mijn
straat staat, mij vreemd is. Noem het laf, u doet maar. Een brandweerman zou
veel meer moeten verdienen dan wat hij nu heeft. Onbetaalbare job, figuurlijk
dan, net als verpleger of onderwijzer (telkens te lezen met ‘m/v’ erachteraan),
en zo zijn er nog wel wat andere. Diep respect heb ik voor die mensen.
Deemoedig buig ik mijn hoofd voor wat ze dag in dag uit presteren.
Ik kan me
er iets bij voorstellen dat de luchtverkeersleiders ongerust/verontwaardigd/boos
(schrappen wat niet past) zijn, omdat hun op het eerste gezicht begrijpelijke
en wellicht terechte eisen niet ingewilligd worden. Twaalf dagen werken, één
dag thuis, opnieuw dagen of nachten aan een stuk gaan werken, dan heb je geen
leven buiten het werk en eigenlijk ook geen leven op het werk. En dan riskeer je in die functie mensenlevens, als werknemer
én als bedrijf.
Ik kan me
er iets bij voorstellen dat de luchtverkeersleiders woedend zijn omdat de CEO
van Belgocontrol net nu een sociaal akkoord dat met haken en ogen aaneenhangt
er wil doordrukken, met het welwillen van slechts één vakbond, wetende dat dit
een slimmigheid is, in de nadagen van de terroristische aanslagen en in de veronderstelling
dat er nu toch geen actie zal gevoerd worden. CEO’s zijn passanten, ze komen
voor te veel centen een tijdje een bedrijf reorganiseren en vertrekken dan op
weg naar een nieuw lucratief avontuur, vaak via de achterdeur, meestal op een
sociaal dieptepunt. Laten we hen vooral met een gezond wantrouwen blijven
bejegenen.
Ik kan me
er iets bij voorstellen dat de luchtverkeersleiders een signaal naar de buitenwereld moesten sturen, omdat er intern
niet of onvoldoende naar hen geluisterd wordt. Als hun gevoel is dat ze ooit
fatale fouten zullen maken, dan moet er naar hen geluisterd worden, oplossingen
gezocht, het principe werkbaar werk toegepast.
Ik kan me
er iets bij voorstellen dat dat signaal een actie is, desnoods een staking. Maar
niet nu, niet daar, niet op deze manier. Zoals de bonden bij de NMBS dat altijd
opnieuw doen — de kleine, obscure vakorganisaties op kop —, presteert de Gilde
van Luchtverkeersleiders het om zonder aankondiging de boel plat te leggen,
daarmee weer duizenden gewone burgers treffend. Misschien hadden ze ’s nachts
de boel kunnen platleggen: een week geen nachtvluchten meer op Zaventem, bijvoorbeeld,
economische impact gegarandeerd, want het gaat om commerciële activiteiten die
veel geld opbrengen. Daarmee tref je uiteindelijk óók de man in de straat, maar
veel minder erg. Met wat nadenken zijn er ongetwijfeld nog alternatieve
(re)acties te bedenken. En als allerlaatste strohalm: een aangekondigde staking
over een maand of zo, als het echt niet anders kan. Vervelend, maar je kan je
er als reiziger op voorbereiden.
Niet nu,
niet daar, niet op deze manier. Wie nu naar Zaventem rijdt, doet dat met een
bang hart. Er zou maar eens een man met een hoedje met een bomgordel in de geïmproviseerde
vertrekhal moeten staan wachten. Als je die mensen dan ook nog eens aan de
grond houdt, waardoor ze niet met vakantie kunnen vertrekken of voor het werk
naar het buitenland reizen, dan ben je wel heel egoïstisch en kortzichtig bezig.
Dan ben je heel ver weg, daar in je ivoren verkeerstoren. Dat is nog een pak
vreemder dan wereldvreemd.
Los daarvan
is het ook strategisch dom. Op welke goodwill
hopen die heren en dames nog te kunnen rekenen? Als links en rechts sámen het
collectieve egoïsme van een groep hekelen, zoals maandag op de sociale media
gebeurde, dan ben je wel heel slecht bezig.
De
oplossing zit er nu niet in — zoals in sommige kringen te horen is — om er met
de botte bijl door te gaan, zoals Ronald Reagan dat in 1981 deed, door
elfduizend luchtverkeersleiders in één keer te ontslaan, want dat zou
stoerdoenerij zijn van de ergste soort. Het signaal, hoe verkeerd ook!, is
uitgestuurd, nu moet er gepraat worden. Een bemiddelaar namens de regering zou
een eerste stap kunnen zijn, een onafhankelijke audit een tweede, en er moeten
toch voldoende internationale benchmarks
zijn om de situatie in ons land mee te vergelijken? En doe alstublieft onmiddellijk
iets aan de concrete werkomstandigheden, want twaalf dagen ononderbroken werken
— zelfs al staat er een flipperkast, hangt er een boksbal en ligt er een stapel
sudoku’s te wachten — en dat na een dag rust nog eens overdoen, is waanzinnig,
onverantwoord, verontrustend.