Het is die stem. Als die uit de luidsprekers weergalmt
word ik altijd warm vanbinnen, een tikkeltje weemoedig ook en vertoon ik
uiterlijke tekenen van opwinding, zij het dat die doorgaans netjes verborgen
blijven voor de glurende buitenwereld. Kippenvel. Stijve tepels. Een plots
intens gevoel van genot dat opweegt tegen dagelijkse sleur, ochtend- en
avondfiles, landerigheid of andere dagelijkse besognes van dat gedrocht dat
Leven heet.
Dat is wat Van Morrison met mij doet. Telkens
opnieuw. Oh The Warm Feeling. Op 31
augustus wordt ‘The Belfast Cowboy’ zeventig en in dit feestelijke jaar
grasduinde hij in zijn immense œuvre om er zestien niet voor de hand liggende
en op geen enkele verzamel-cd van hem prijkende songs uit te pikken voor
duetten met collega-artiesten.
Ach, duetten, het D-woord, de
Laat-Me-Nog-Snel-Wat-Munt-Uit-Mijn-Carrière-Slaan voor gevestigde waarden op de
terugweg. Vluggertjes zijn het meestal, op cd en vinyl geperste afdankertjes,
waarbij de gastzanger of -zangeres doorgaans niet eens de moeite doet om naar
de studio te komen. Even een bandje inzingen en dat wordt dan wel gemixt met de
originele artiest. Makkelijk zat. Ik hield dan ook mijn hart met beide handen
vast toen ik vernam dat mijn favoriete artiest – die nota bene al bijna dertig
jaar geen meesterwerk heeft gemaakt en wiens jongste cd’s verdienstelijke
doorslagjes van mekaar waren, keurig opgebouwde copy-paste-composities zonder
de magie van weleer – zich ook aan zo’n duet-retteketet-project zou wagen.
Duets:
Re-working The Catalogue heet die cd en ook die titel
duidt niet onmiddellijk op een overdosis originaliteit of lef. De opnamen
werden gespreid over meer dan een jaar, wat maakt dat de vorig jaar bij het
begin van de zomer overleden Bobby Womack toch nog postuum de openingstrack
voor zijn rekening mag nemen. Grote namen uit de soul (naast Womack ook Mavis
Staples, Joss Stone en Mick Hucknall), de jazz (George Benson, Gregory Porter
en Michael Bublé) en de rock (Mark Knopfler en Steve Winwood) mogen meedoen.
Het resultaat is bij momenten verbluffend
sterk, zelden ongeïnspireerd en voorspelbaar, en voegt daadwerkelijk iets toe
aan die bestaande nummers, waarbij het feit dat het om minder voor de hand
liggende songkeuzes gaat (geen Gloria,
Brown Eyed Girl, Bright Side Of The Road of Have
I Told You Lately?) een extra pluspunt vormt. Zo doet de betreurde Bobby
Womack wonderen bij de opsmuk van Some
Peace Of Mind en is George Benson de geknipte figuur om middels de van hem
bekende, vlot in het gehoor klinkende snaarplukmethode van Higher Than The World een onverwachte hymne van de Goede Smaak te
maken. PJ Proby mag bij wijze van knipoog meezingen op Whatever Happened to PJ Proby. Mick Hucknall blinkt het pareltje Streets of Arklow (uit het onovertroffen
Veedon Fleece) op en drijft ook Van
the Man tot het uiterste van zijn vocale capaciteiten. Bijna zeventig, maar still going strong.
Zelfs Michael Bublé, een soort Sinatra van den
Aldi, weet in de uptempo versie van Real
Real Gone zijn mannetje te staan. Minder geslaagd zijn de jazzy passages The Eternal Kansas City (van de vergeten
elpee A Period Of Transition uit
1977, met Gregory Porter) en Get On With
The Show (van de al even verwaarloosbare cd What’s Wrong With This Picture? uit 2003, met Georgie Fame).
Dertien-in-een-dozijn-songs die op een dertien-in-een-dozijnmanier vertolkt
worden. Niet slecht, maar in se overbodig.
Neen, dan Chris Farlowe, met die unieke
bluesstem van ‘m, die van een weinig opzienbarend nummer als Born To Sing iets moois maakt, of de in
blueskringen legendarische en in alle andere kringen nagenoeg onbekende of compleet
vergeten Taj Mahal, die het slotnummer How
Can A Poor Boy? netjes inkleurt met streepjes harmonica en heel veel grain op de stem. Ook dochter Shana
Morrison valt niet uit de toon in Rough
God Goes Riding. Maar het pièce de
résistance is het zeseneenhalve minuut durende Wild Honey, sowieso al een parel van de verbluffende cd Common One, maar hier ook nog eens zo
subtiel en toch intens gebracht, dat mijn weinige haren er uren over hebben
gedaan om weer netjes te gaan liggen. Van Morrison meets Joss Stone, de souldiva van de jaren Nu. Koestermoment.
Verbazen zal Van Morrison wellicht niemand
meer in de tijd die hem nog rest in het hiernumaals, mooie muziek maken
hopelijk nog wel af en toe, maar mij heeft hij in positieve zin verrast op deze
Duets. Een kleinood waarvan de meeste
van de zestien tracks er zich uitstekend toe lenen om aperitiefgewijs op
smaakvolle gasten te worden losgelaten. Meer moet dat soms niet zijn.