‘Ik heb bij toeval nog een kaart over voor
morgen tegen pelt. Interesse? :-)’, zo floepte er vrijdagavond om klokslag 21u08 een
privé-berichtje op Twitter. De smiley
duidde er al op dat het vermoeden bij mijn fijne Twittervriend heel groot was
dat ik wel eens interesse zou kunnen hebben. ‘O yes, graag’, antwoordde ik. Op
zulke momenten is een standvastig taalgebruik niet echt noodzakelijk, zeker
niet in een conversatie die zich afspeelt in de achterafkamertjes van de
sociale media.
Zo kwam het dat ik zaterdagavond geheel
onverwacht en blij als een kind de auto op twintig minuten stappen van de
heilige voetbalgrond mocht parkeren. Hoe dichter ik bij dat Olympisch Stadion
kwam – ‘olympisch’ in gedachten, want op een bescheiden monumentje na herinnert
niets nog aan de Spelen van 1920 -, hoe meer ik werd meegezogen in een atmosfeer
die heerlijk en verslavend is en die alleen voetballiefhebbers begrijpen. Het
was tien voor zeven: een uur en tien minuten voor de aftrap van de
wereldberoemde affiche KFCO Beerschot-Wilrijk – Esperanza Pelt stonden
paarswitte supporters in dichte drommen semi-gedisciplineerd aan te schuiven
voor de toegangspoorten, zo van die moderne draaibarelen die je elke keer met
een bang hart doen hopen dat de ticketlezer de barcode goed kan aflezen.
Een prettige kennismaking en drie pilsjes
later zat ik met mijn gelukzalige kont op een paars zeteltje tussen duizenden
andere gelukkige bezitters van een abonnement of een dagticket. Het was een
kille avond, maar die kilte verdween in het niets bij het warme gevoel dat ik
kreeg. Nog een half uur te gaan en de tribunes zaten al voor driekwart vol.
Antwerpse liederen die al vele jaren tekstueel waren omgevormd tot
supportershymnes schalden door de luidsprekers. Iedereen zong mee. Ik beken:
zelfs ik, notoire sarcast, deed vrolijk mee (neen, er bestaan geen opnamen
van!), maar misschien werd die tijdelijke hooggevoeligheid wel aangewakkerd
door twee extra pilsjes. Wie zal het zeggen?
***
Even een journalistieke en afstandelijke paragraaf
inlassen. Elfduizend vijfhonderd toeschouwers waren er. Neen, in Camp Nou, op
Old Trafford en in het Signal Iduna Park lachen ze daar eens mee. Je zou hen
daar niet eens zien zitten tussen de massa. Maar in België is dat best wel veel
volk. Voor de liefhebbers van statistieken: het gemiddelde aantal toeschouwers
in de Jupiler Pro League bedraagt dit seizoen 11.393. Minder dan er zaterdag op
het Kiel aanwezig waren dus. Slechts zeven eersteklassers mochten dit seizoen al meer dan
11.500 verwelkomen: de G5, uiteraard (in volgorde: Club Brugge, Standard, Anderlecht, KRC
Genk en KAA Gent), die dat bij elke thuiswedstrijd presteren, en ook Cercle Brugge, Sporting
Charleroi en KV Mechelen, die een of meerdere keren meer toeschouwers lokten dan bij Beerschot-Wilrijk – Pelt. 11.500 is
volstrekt uniek in de vierde klasse, zoals een vol huis bij de
kampioenenwedstrijd van vorig seizoen in eerste provinciale ook al nooit gezien
was. Engelse toestanden.
***
Na een seconde of twintig maakte
Beerschot-Wilrijk er één-nul van. In de wijk Antwerpen-Kiel werd een aardschok
met een kracht van zeven op de schaal van Richter vastgesteld. Naschokken
volgden in de tiende en de veertiende minuut. In de drieëntwintigste werd de
jarige en helaas toch ook weer niet echt jarige François Sterchele luidkeels
toegezongen.
De volgende zevenenzestig minuten waren,
eerlijk gezegd, saai en ondermaats. Er werd nog één keer gescoord, helemaal op het eind, 4-0,
waardoor de titel in vierde klasse C heel dichtbij is gekomen voor mijn clubje.
Derde klasse wenkt en wie weet wat er daarna nog volgt, maar laat de toekomst
even de toekomst zijn: wat ik zaterdag aan den lijve ondervond is dat het Beerschot-gevoel, de
onvoorwaardelijke identificatie met een club van het hart, sterker dan ooit
aanwezig is in het Olympisch Stadion. Ondanks het verdwijnen van stamnummer 13
in 1999. Ondanks het mislukken van het fusieproject Germinal Beerschot
Antwerpen. Ondanks het faillissement van het door een Leuvense fantast in recordtempo naar de financiële
dieperik begeleide Beerschot AC. Purple
white army, een kwartier aan een stuk, dat zweept een mens op, zelfs iemand
die zijn gevoelens in grote gezelschappen doorgaans in een gewatteerde omslag
met zich meedraagt en probeert te doen alsof het hem niet raakt. We do what we want.
Kippenvel en tranen zijn geen gebruikelijke
ingrediënten in een voetbalstadion, en al zeker niet in de lagere regionen van
ons voetbal, maar er waren er in overvloed, ook bij deze jongen. Wat KFCO
Beerschot-Wilrijk op dat voorlopig nog on-Antwerps bescheiden niveau presteert
is ongezien in het vaderlandse voetbal. Het is buitengewoon hartverwarmend en het
onderstreept mijn stelling dat supporters de ziel van een club vormen, niet
bestuurders, trainers of spelers, want dat zijn allemaal passanten.
***
De pilsjes zijn inmiddels verteerd, een
heerlijk avondje voetbal blijft nog nazinderen, over een kleine twee weken zit
ik er gegarandeerd weer, om dit ongelooflijke mooie verhaal mee te mogen maken. Maar
tegelijkertijd vrees ik voor wat er komen gaat. Ik ken mijn stad, ik ken mijn
club: straks kloppen er weer wat patsers aan bij het clubbestuur, om hen de hemel
op aarde en flink wat centen te beloven. Dat gebeurde in het verleden ongeveer
elk jaar. Uiteindelijk bleek het onveranderlijk steeds over een habbekrats en
loze beloften te gaan. Het zou onwaarschijnlijk zonde zijn mocht het huidige
bestuur van KFCO Beerschot-Wilrijk zich laten verleiden door opportunisten die enkel op hun kans loeren om mee
op de groepsfoto te mogen staan. Wijlen Piet Theys zei het veertig jaar geleden al: ‘Verenig u met het
succes van de succesvollen op het ogenblik dat ze succes hebben en een deel van
dat succes zal op u afstralen’. Wie wint heeft veel vrienden.
Als je ziet wat er aan de andere kant van de
stad nu gebeurt, is mijn vrees reëel. Het zieltogende Antwerp wordt
wel/niet/waarschijnlijk/misschien (schrappen wat niet past) gered door een
groep rond Patrick Decuyper, maar de supporters mogen geen deel uitmaken van
het bestuur. De groep ‘Act as One’ doet amechtige pogingen om de club te helpen
redden en supportersparticipatie te bewerkstelligen, en wil nu via crowdfunding – de bedelstaf van deze
moderne tijd – één miljoen euro ophalen. Dat is sympathiek, zeer zeker, maar
vooral zeer onrealistisch. Twintigduizend mensen die elk vijftig euro storten,
echt? Of tienduizend van honderd? Gaat niet gebeuren, vrees ik. En dan nog: 1
miljoen stelt niets voor als je op heel korte termijn 3,3 miljoen euro moet
ophoesten.
Het is niet dank zij figuren als Vanoppen,
Verhaegen, Hofmans en Decuyper dat het Antwerpse voetbal gered zal worden. Als
het al gebeurt, dan zal dat dank zij de supporters zijn. In roodwitte en
paarswitte sjaals getooide lieden mogen elkaar dan diep verachten en in een
aantal gevallen zelfs haten, in realiteit staan ze veel dichter bij mekaar dan
ze zelf durven vermoeden. Die Antwerpse Entente van supporters zou best wat meer aandacht mogen krijgen, in de eerste plaats vanuit de respectieve bestuurskamers. En neen, we gaan het niet over een fusie hebben, laat dat potje maar gedekt.
***
Op wolken lopen wordt zwaar onderschat. We
zouden dat wat vaker moeten doen. Op zaterdagavond of zondagnamiddag,
bijvoorbeeld.