We zijn ziek in ons hoofd, beste lezer. Niet
iedereen en niet altijd en niet allemaal even heftig en niet noodzakelijk
ongeneeslijk, maar we zijn ziek. We zijn voyeurs van ons eigen leven geworden,
piepend door het sleutelgat. We staan in de kijkfile. We rijden tegen vijf
kilometer per uur voorbij een plek waar aan de overzijde een ongeval gebeurd
is. Misschien zien we nog wel net iemand kermend afvoeren of kunnen we ons
vergapen aan een over een lijk gedrapeerd wit laken. Als het tegenvalt, is er
alleen maar blikschade. Boring! We
willen elk detail kennen, ook al hebben we in wezen niets te maken met wat er
gebeurd is.

Soms vraagt een mens zich af waarom dat zo
moet, minder dan 48 uur na de dood van een geliefde zanger. Een man van het
volk, een held zonder kapsones, iemand die zijn jeugd geboetseerd heeft voor de
ene of die met de juiste zin op het juiste moment binnenkwam bij de andere. Een
doodgewone mens, zoals wij allemaal, al weigeren velen dat halsstarrig in te
zien, dat ze ‘doodgewoon’ zijn. En nu is hij gewoon dood, die schone vent uit
Gent. “En bij het afscheid / Wou ik zeggen/ Het was fijn hier bij jullie,
lieverdjes” zong hij in Straks komt
het onheil
uit de derde cd van Gorki, Monstertje.

Ik moest even gaan zitten. Tweeënvijftig is zo
jong nog. Als je zelf intussen een paar jaar ouder bent, komt ook je eigen
sterfelijkheid heel even in beeld. Ik kende Luc De Vos niet persoonlijk, heb hem
wel een paar keer vluchtig ontmoet, toen hij iets kwam doen op de VRT. Een
artiest zonder streken, vriendelijk, bedeesd, maar altijd met een kwinkslag in
de achterzak. Iemand die ironisch knipoogde zonder zijn ogen te bewegen. Hij
pakte gezelschappen in met zijn ontwapenende humor. Ik luisterde en genoot.
Anderen, omhooggevallen vedetten, tafelspringers in een wereld van
haantjes-de-voorste, pathetische patsertjes die altijd en overal het hoogste en
laatste woord wilden voeren, zwegen heel even. Niemand had iets tegen hem. Hij
dwong respect af zonder ‘Hier ben ik! Respecteer mij nu maar!’ te moeten
uitstralen. Schone vent uit Gent.

***

Acht van de elf Gorki-cd’s staan te pronken in
mijn collectie. Ik ben afgehaakt bij Plan
B
omdat het op de duur allemaal zo op elkaar begon te gelijken. Behalve de
teksten, want die blijven uniek. Zo Vlaams (de eeuwige schlemiel als
hoofdpersonage) en toch zo on-Vlaams eerlijk. Zo teder en toch zo chirurgisch
precies. Zo herkenbaar en toch zo ver van je bed (hoop je dan maar). Van zielig naar zalig.
De Vos kon in enkele pennentrekken een herkenbaar universum creëren. Ik denk
dat je dat kunst mag noemen, ja. Of toch in elk geval een kunst.

***

Ja, ik stond zaterdag mee in de kijkfile. Ik
wilde alles weten over zijn dood en tegelijk wilde ik er niets over weten. Geef
me de details/bespaar me de details, die tweespalt. Ik heb me kwaad gemaakt,
beste lezer. Kwaad ben ik een halve man maar klink ik dubbel zo hard, u weet
hoe dat gaat met lieden die even de controle verliezen. In die kijkfile is dat
minder erg, je rijdt toch maar tegen vijf per uur en niemand merkt het op. In
de grote boze wereld van de sociale media ligt dat een pak gevoeliger.

Ik was kwaad omdat ik op een paar minuten tijd
twee berichten zag passeren die ik hoogst ongepast vond. De Morgen herdacht de overleden zanger met een integrale weergave
van zijn laatste interview met de krant, begin september, ter gelegenheid van
zijn nieuwe roman Paddenkoppenland.
‘De hel, dat is het paddenkoppenland van De Wever’, stond er destijds als kop
boven het artikel in de krant. De verkiezingen zaten nog vers in het geheugen,
de Vlaamse regering was al gevormd, de federale in de maak, niet de middenstand
maar Bart De Wever regeerde het land. In de context van dat moment: perfecte
titel. In de context van zaterdagavond: nodeloos polariserend en de zanger
reducerend tot politiek commentator, wat hij niet was.

Ik tweette: “Een zalm die niet alleen
tegen de stroom in zwemt, maar ook haat zaait en lijken pikt, knap, @demorgen.
#RIPLucDeVos”. Als ik dat teruglees, denk ik: zó hard, Van Laeken. Verpak
kritiek toch iets zachter, man. Wees behoedzamer in uw bewoordingen. Al blijf ik
erbij dat De Morgen de verkeerde
keuze had gemaakt: uiteraard is het prima om een laatste gesprek met een pas
gestorven dierbare zanger integraal te publiceren, inclusief de passage over De
Wever, maar gebruik dan toch een kop die warmer is, die veel meer aansluit bij
het beeld dat bij de ongedwongen volksjongen past, kies een oneliner die als famous last words kan klinken. Lees het
interview en je kunt er zo tien bruikbare passages uit pikken. Dat deed De Morgen kort daarna trouwens, wat erop
wijst dat het een faux pas was en
geen bewuste poging tot polariseren. Dat vond ik dan weer knap. Ik vind dat
geen censuur of zelfcensuur, zoals sommigen dadelijk opmerkten, maar het
getuigt juist van inzicht en wijsheid. Alleen koppigaards geven nooit hun
ongelijk toe.

***

Excuus, lezer, excuus, krant, zo cru had ik
het niet bedoeld. En plots, voor je dat goed en wel beseft, ben je voor een
paar uur de chouchou van ranzig rechts en de pispaal van luid links en dat
wil ik helemaal niet zijn. Omgekeerd ook niet, al zou ik daar gevoelsmatig
minder bezwaar tegen hebben. Mijn tweet werd gerecupereerd door de piranha’s van
de sociale media. Ze zwemmen met bloeddorstige ogen rond in de virtuele oceaan
en ze zijn niet lief, noch klein. Ze willen je verscheuren.

***

Ik was daarnaast ook kwaad, neen: rázend was ik,
omwille van een tweet van VTM Nieuws: “Dit zijn de eerste beelden van de
plaats waar Luc De Vos is overleden”. “De winnende aasgieren zijn
bekend”, repliceerde ik. Alweer, bijzonder hard voor mijn doen, maar over
die woorden heb ik niet de minste spijt. Ook VTM verwijderde de tweet na
‘luidruchtig’ protest. De beelden werden later wel overgenomen door
verschillende andere nieuwssites, zij het discreter, al was het om te zeggen:
‘Kom eens bij ons kijken, wij hebben die beelden ook, maar hou het onder ons en
vertel het niet voort’. De mensen in de kijkfile moeten vermaakt worden, weet u
wel.

Wie zichzelf journalist noemt en op
familiefeestjes graag pronkt met die maatschappelijke passe-partout genaamd
perskaart, zou moeten weten dat je niet zomaar ongestraft eender wat op het
internet pleurt. Dat zouden ze in hun opleiding moeten mee krijgen, maar net zo
goed is dat een stukje gezond verstand. Het nieuws correct, zo volledig
mogelijk en zo snel als dat kan brengen is heden gereduceerd tot: snel. Als in:
‘onmiddellijk’. Zonder nadenken. Zonder pardon. Eens te meer pleit ik voor slow journalism. Maar zelfs voor de
snelle jongens is de boodschap: er zijn grenzen. Er zijn dingen die je niet
doet. Een beetje meer pudeur, graag. Quid beroepseer?

***

Gewoon bedroefd zijn kan tegenwoordig niet
meer. Daar word ik een beetje droevig van.

***

“Punk is dood maar wij leven nog / We
komen altijd veel te laat / Maar er is hoop voor ons / Want wij leven nog”
(uit: Punk is dood). Hij lééft, laten
we ’t daarop houden.