Het leek me een stevig plan: wandelen – trein
– trein – wandelen – het SPORTA-congres in Mechelen bijwonen – wandelen – trein
– wandelen. (Op de terugweg was er een rechtstreekse verbinding en hoefde ik
niet in Brussel over te stappen, vandaar een ’trein’ minder). Het eerste deel ging nog, op die tien minuten
vertraging en die vervelende regen na. Deel twee liep hopeloos in de soep: het
werd wandelen – rechtstreekse trein missen – volgende trein nemen richting
Brussel Noord – daar constateren dat alle treinen afgeschaft of met een uur vertraging waren – tram – metro
– auto (dank zij een welwillende echtgenote die me in Anderlecht kwam
oppikken).
Er waren her en der storingen op de
verschillende treinlijnen, niet eens zo abnormaal bij de Nationale Maatschappij
voor Buurtstoringen. Dagelijkse kost. En er was die wilde staking van een
kransje militanten van een onbeduidende vakbond, niet gesteund maar ook niet
veroordeeld door de traditionele bonden, die zich linkser-dan-links voelen en
daarom een rechtser-dan-rechts procedé toepassen: de reiziger gijzelen. Ze
wilden achttien mannen en vrouwen treffen, verzameld in de (centrum)rechtse
regering-Michel I. Ze troffen in werkelijkheid vele tienduizenden gewone
mensen, pendelaars, sukkels die voor de zoveelste keer al met wijd opengesperde
mond en radeloze ogen naar borden met tijdsindicaties stonden te staren. Alles
in het rood. Vertraging. Of: afgeschaft.
Ik heb er begrip voor dat er onbegrip is over
het nieuwe regeerakkoord en de gevolgen daarvan. Ik heb er begrip voor dat er
protest rijst tegen toekomstige maatregelen die misschien niet direct onder
‘sociaal bloedbad’ mogen gecatalogeerd worden, maar toch wel onder ‘sociale
afbraak’. Ik heb er begrip voor dat het ongenoegen op één of andere manier moet
geventileerd worden.
Ik heb totaal geen begrip voor wilde stakingen
die altijd, zonder uitzondering, ten koste gaan van de kleine man, u weet wel,
de man waarvoor die linkse rakkers zeggen op te komen. Ik heb totaal geen
begrip voor een spelletje paintball voor het MR-hoofdkwartier, een machospel
voor verveelde bourgeois op ongeïnspireerde bedrijfsincentives. Ik heb totaal
geen begrip voor de leeghoofdige en harteloze op-de-borst-klopperij van een
handvol stoere individuën die er trots op zijn dat ze een deel van het land
kunnen lamleggen.
Kick ’n rush
“Ik wil me bezig houden met de problemen
van deze eeuw”, orakelde Hij Die Het Licht Zag In Shanghai En Singapore
zondag op televisie. Ik ben geneigd hem te volgen, tenminste: in wat hij zegt,
niet in wat hij en de zijnen doen. Eén van de grote problemen van ons land is
dat alle decision makers – om maar
even een vermaledijd modern woord te gebruiken – nog verstrikt zitten in
paradigma’s van meer dan een halve eeuw geleden.
De regering denkt dat je door onvoorwaardelijk
cadeaus uit te delen aan ondernemers meer jobs zult creëren. Overleg met het
middenveld wordt gewoon overgeslagen. Er wordt alleen nog geluisterd naar
mensen en organisaties die dezelfde mening zijn toegedaan. Het lijkt de top van
de katholieke kerk wel. Iedereen die een beetje van Engels voetbal kent weet
dat ‘het middenveld overslaan’ leidt tot kick
’n rush, het met een harde lel zo ver en zo hoog mogelijk trappen van de
bal, niet om aan te zien.
De ondernemers zijn alleen maar bezig met
kortetermijnwinsten, dat hebben hun raden van bestuur en hun aandeelhouders hen
geleerd, wat dan weer aansluit bij het extreme kortetermijndenken in de
politiek: hop, naar de volgende verkiezingen, après nous le déluge. Bij de meeste bedrijven wordt dat vertaald
als: hop, naar de volgende kwartaalresultaten. Al de rest is quantité négligeable geworden.
De vakbonden, die ooit zo onmisbaar waren om
alles wat sociaal was scheefgetrokken te herstellen en menswaardige arbeidsomstandigheden
te creëren voor den werkmensch, staan buitenspel en doen dan maar amechtige
pogingen om hun achterban te sussen met harde woorden en nog hardere acties.
Ook dat is contraproductief. De wilde stakingen van deze week, de regionale
acties van de volgende weken en de grote stakingsdag van 15 december lossen
niets op. Meer dan ‘We hebben ons toch maar weer eens laten zien en horen!’ zal
het uiteindelijk niet zijn.
Oplossingen voor iederéén
Patronaat en syndicaat, om twee haast vergeten
termen herop te vissen, leven nog in het verleden. In een gemondialiseerde
economie, waarin steeds meer jobs verhuizen naar lageloonlanden met hun
achterlijke en mensonwaardige werkvoorwaarden, waarin overambitieuze bankiers
met één druk op een symbolische knop miljarden dollars versluizen met alle
risico’s van dien en waarin de grote beslissingen internationaal genomen worden
met hooguit nog een minuscule lokale inbreng, hebben zij meer met elkaar gemeen dan
ze beseffen of durven toegeven.
De realiteit is, of zou moeten zijn, dat
Belgische werknemersorganisaties vandaag minder overeenkomsten hebben met buitenlandse
vakbonden dan met Belgische werkgeversorganisaties. Als er jobs naar het Verre
Oosten verhuizen, dan zouden regering, VBO en bonden gezamenlijk moeten
optreden tegen bedrijven die voor die goedkope en in vele opzichten
onmenselijke oplossing kiezen. Ze zouden vooral bedrijven die dat niet doen,
moeten ondersteunen, omdat dát goed is voor onze economie. Niet de notionele
interestaftrek, niet de fiscale tegemoetkomingen voor multinationals (die als
puntje bij paaltje komt niet eens ‘Dankuwel’ zeggen en als het hen goed uitkomt snel
de in hun ogen te dure Belgische afdelingen sluiten om elders hun heil te gaan zoeken).
Sociaal overleg zou daarover moeten gaan: hoe
vinden we oplossingen waar iederéén beter van wordt. Niet: laten we ons eigen
terreintje afbakenen door op de grens ervan te pissen. Niet: laten we elkaar
totterdood bekampen en dan zien wie the
last man standing is. Niet: laten we ons en de onzen koesteren en al de
rest haten. Ons kent ons heeft al veel kapot gemaakt in dit land.
Vraag is: wie brengt in deze gepolariseerde
samenleving de verschillende actoren weer rond de tafel en, veel moeilijker
nog, wie laat het tot hen doordringen dat het onderlinge geruzie en gestook
niemand vooruit helpt?