Welkom
in deze zomerrubriek, waarin ik elke week in mijn collectie elpees duik
(“I love the smell of vinyl in the morning!”) en er een exemplaar
opduik dat in mijn ogen ten onrechte onderschat of negatief gerecenseerd werd.
In deel 6: Lifes Rich Pageant
van R.E.M. uit 1986.
Er is enerzijds de supergroep
R.E.M., die na het megasucces van de single Losing
My Religion en de cd Out Of Time
uit 1991 plots razend populair werd bij fans over de hele wereld, veelal mensen die de
band die op dat ogenblik al elf jaar actief was voordien van haar noch pluim
kenden en zich van de ene op de andere dag naar voren wrongen voor een plekje
dichtbij het podium. Succesfans, ze bestaan ook in de muziek. Vier keer sloot R.E.M. in latere jaren Rock Werchter af als headliner. Mocht de band er in 2011 niet mee opgehouden zijn, zou dat intussen ongetwijfeld vijf of zes keer zijn.
En er is anderzijds de
indie-rockband R.E.M. die tot het begin van de jaren negentig aan de weg
timmerde met eigenzinnige rock met folky invloeden en cryptische teksten van
frontman Michael Stipe, een zingende kameleon die iedereen tegenwoordig als
charismatisch en energiek bestempelt, maar die in de beginjaren van de groep
eerder verlegen en statisch op het podium stond. Een muurbloempje dat bijna
abusievelijk achter een microfoon was neergepoot en dan maar met het grootste deel van de tijd gesloten ogen lichtelijk hemels begon te zingen. Al was dat na een paar jaar al verholpen: Stipe slingerde zich rond de microfoon, maakte wat stuntelige danspasjes en hees zich zo alsnog in het centrum van de belangstelling.
Vóór de toch nog
enigszins verrassende commerciële doorbraak – Losing My Religion lag dan wel bijzonder goed in het gehoor en
kreeg ook een MTV-vriendelijke videoclip mee, maar was toch allesbehalve een
typisch hitparadenummer – genoot de band van Michael Stipe, Peter Buck, Mike
Mills en (toen nog) Bill Berry veel bijval bij een relatief kleine, maar
fanatieke aanhang en bij de verzamelde rockpers.
Het begon allemaal met
de veelbelovende EP Chronic Town uit
1982, waarna de eerste volwaardige elpee, Murmur,
met daarop de catchy single Radio Free
Europe, op de mensheid werd losgelaten. Ook de daaropvolgende platen, Reckoning (met o.m. de heerlijke singles
So. Central Rain (I’m Sorry) en (Don’t Go Back To) Rockville) en Fables of the Reconstruction, raakten
niet verder dan het predikaat ‘beloftevol’, wat in die tijd ook gold voor de concerten
die de groep in 1985 bracht op Rock Torhout/Werchter en in de Gentse Vooruit.
Lifes Rich Pageant ging verder op de ingeslagen weg en toch weer niet, maar daarover zo
dadelijk meer. Een deel van het grote publiek ging al overstag bij Document (met bekende radiohits als Finest Worksong, The One I Love en It’s the
End of the World As We Know It (And I Feel Fine)) en Green (bekend van o.m. Pop
Song 89, Stand en Orange Crush), die de groep in 1989 een
plekje net onder de headliners opleverde op het bloeiende dubbelfestival in Torhout
en Werchter, waar is de tijd?
Maar dus Lifes Rich Pageant, daarover ging ik het
hebben. Een elpee uit 1986 waarop R.E.M. het heilige onafhankelijkheidsvuur al
koppelt aan meer toegankelijke popsongs. Waar de zweverigheid van de zang van
Stipe prima past bij de vlammende gitaartechniek van Buck. Waar Begin the Begin al vanaf het, jawel,
begin de toehoorder bij het nekvel grijpt. Hier staat iets te gebeuren, folks!
Hyena geeft je vervolgens een dreun om de oren. “The only thing to fear is
fearlessness” zingt Michael Stipe. Het zijn de Reaganjaren, dat voelen ze
ook in Athens, Georgia. De Koude Oorlog woedt. “The bigger the weapon, the
greater the fear”. Een dijk van een song die ook live goed tot zijn recht kwam.
De ongebreidelde boosheid
gaat nog even verder in Just A Touch,
waarin Stipe zich alweer van zijn angry young
man-zijde laat bewonderen. “A day in the life, well, nobody
laughed” sneert hij naar het Beatlesnummer op Sgt. Pepper’s (met daarin de zinssnede: “And though the news was
rather sad / Well I just had to laugh / I saw the photograph”). “I
can’t see where to worship Popeye, love Al Green / I can’t see, I’m so young,
I’m so goddamn young”, schreeuwt de dan 26-jarige zanger, toch niet meer zo
piep.
De volgende track, I Believe, begint vreemd genoeg met de
zin “When I was young and full of grace, and spirited a rattlesnake”.
Je hoort een twintiger aan het werk die sarcastischer wordt met de jaren, maar toch
nog blijft dromen van een betere wereld. “Trust in your calling, make sure
your calling’s true / Think of others, the others think of you”. De frase “Change
is what I believe in” verwijst opnieuw naar de duistere jaren tachtig,
waarin rechtse politici het voor het zeggen hadden in de wereld. (Tussen
haakjes: het zou mooi zijn om te weten hoe Stipe het huidige tijdsgewricht zou
verwoorden. Zou hij, zoals in These Days,
het volgende nummer, positivistisch blijven en “We are concern, we are
hope despite the times” blijven zingen? Ik betwijfel het, gelouterd als ie nu wel zal zijn. Weer zo’n rechttoe rechtaan rocksong, trouwens, die These Days.)
Omdraaien die handel,
waar The Flowers of Guatemala de
dromerige opener van kant B is. Meerstemmige zang, een psychedelisch
gitaarriedeltje en een onbegrijpelijke tekst. Is dit werkelijk een ode aan een
paddestoel (“Amanita is the name”)?
Cuyahoga is een hommage aan de oorspronkelijke bewoners van Amerika, de indianen.
Cuyahoga is zowel de naam van de rivier die doorheen de staat Ohio kronkelt,
als de benaming van een natuurpark in diezelfde staat. “This is where they
walked, swam / Hunted, danced and sang / Take a picture here / Take a
souvenir”. Cynischer wordt het niet. Stipe hekelt het brutale verdrijven
van de indianen en hun cultuur, en de ziekelijke poging om er dan nog munt uit te slaan
ook. “Cuyahoga, gone” klinkt het op het einde. Dit is het politieke
R.E.M. op zijn best: links, progressief, maar met veel respect voor de
traditionele waarden en cultuur van de Verenigde Staten. Een groep met het hart
op de juiste plaats.
Ook in What If We Give It Away? valt op hoe de groep lekkere melodieën brouwt rond de poëtische uitstapjes van Stipe. Eentje om bij weg te dromen. Gelukkig is er dan Fall On Me om je bij de les te houden. Een briljante single die alle kenmerken
vertoont van een geslaagde R.E.M.-song: een heerlijke kringelende gitaar, Stipe
die daar met hoge stem tussen meandert, subtiele achtergrondzang.
In Swan Swan H neemt Peter Buck de
akoestische gitaar ter hand voor een song die op Automatic for the People had kunnen staan, ware het niet dat die
succes-cd pas zes jaar later zou uitkomen. Noem het gerust een voorloper (en zeker geen demo).
Het is het tiende en
laatste nummer dat op de hoes vermeld wordt, maar op de plaat zelf staat er nog
een elfde: Superman. Hierop klinkt de
band uit Georgia als een Californische groep uit de jaren zestig, compleet met denkbeeldige
bloemen in hun haar. “I am Superman and I know what’s happening / I am
Superman and I can do anything”. Als Michael Stipe die woorden in de mond
neemt, is de zelfrelativering nooit veraf. De bewondering van R.E.M. voor dit
soort muziek was in hun beginjaren ook op het podium te merken. Tijdens hun
vierde optreden in België, op 5 oktober 1985 in een niet eens volgestouwde
Vooruit, strooiden ze kwistig met liefde- en respectvol gespeelde covers van Have You Ever Seen the Rain?
(Creedence), In the Year 2525 (Zager
& Evans), California Dreamin’ (The
Mamas & the Papas), Wild Thing
(The Troggs) en Louie Louie (The
Kingsmen). (Ja, ik was er toen bij en ben daar nog altijd verheugd om.)
Lifes Rich Pageant toont een grote groep in de maak, al is dat achteraf
bekeken natuurlijk makkelijk praten: de gebaren zijn nog niet groots, maar je
voelt aan alles dat het een kwestie van tijd is voor R.E.M. de top zal
bereiken. Deze plaat markeert het einde van hun beginperiode en het begin van hun tocht richting Roem en Glorie. In dat opzicht is dit een belangrijke plaat. Bovendien ook een hele
goeie, wellicht zelfs één van hun allerbeste. En ze duurt ook maar een dik halfuur, dat vliegt zo voorbij. Wat houdt u
tegen?