Welkom
in deze zomerrubriek, waarin ik elke week in mijn collectie elpees duik
(“I love the smell of vinyl in the morning!”) en er een exemplaar
opduik dat in mijn ogen ten onrechte onderschat of negatief gerecenseerd werd.
In deel 4:
Naked van Talking Heads
uit 1988.

In de serie ‘Dingen
die ik betreur’, afdeling Muziek, staat helemaal bovenaan dat ik nooit een
live-optreden van Talking Heads heb gezien. Dat had nochtans gekund. Zowel in
1979 als 1982 stonden ze op de affiche van Torhout/Werchter, toen nog een
dubbelfestival, en in 1980 speelden ze in Vorst Nationaal, maar op dat ogenblik
was deze prille twintiger, een jammerlijke laatbloeier op het vlak van live concerten, nog niet naar een festival geweest en Vorst lag vierendertig jaar
geleden wel héél ver van Merksem.

Telkens ik naar Stop Making Sense kijk, de registratie
van een serie live-optredens door Jonathan Demme, vervloek ik het feit dat ik
nooit zelf in de zaal aanwezig was, waarna ik me weer anderhalf uur laat
onderdompelen in die wondere wereld van David Byrne (zang, gitaar), Chris
Frantz (drums), Tina Weymouth (bas) en Jerry Harrison (keyboards).
Muziektheater op de top van hun kunnen. Kunst, maar met voldoende
zelfrelativering, energie en onweerstaanbare klanken om er een feestje van te
maken. Een film waarbij je niet kunt stilzitten.

De vier ontmoetten
elkaar oorspronkelijk op de Rhode Island School of Design, wat meteen al
duidelijk maakt dat dit niet zomaar jonkies waren die een gitaar omgordden en
vervolgens wat begonnen te rotzooien met op muziek lijkende klanken. Ze waren
geïnteresseerd in moderne kunst, hadden een eclectische smaak, wilden iets
ongeziens en vooral ongehoords maken.

In 1977 volgde de
eerste worp, Talking Heads: 77, een
plaat die met de voeten vooruit het huis betreedt. Hoekige sound, kunstzinnige
muzikale uitstapjes, abstracte teksten, zang die elke emotie probeert te
schuwen. En de radiohit Psycho Killer,
natuurlijk. Muziek die volstrekt uniek was in een tijdperk van hitfabrieken,
hard rock, punk en schlagers. Muziek die zowel aanvaard werd in de New Yorkse arthouses en andere arty farty plekken over de hele wereld, als in ordinaire
discotheken. Muziek waar je intellectueel kon van genieten, maar waar je ook ongeneerd
kon op dansen tot een gat in de nacht. Muziek die je niet in één vakje kon stoppen in de platenzaak: rock, pop, world en nog wat invloeden.

Die kenmerken hield
Talking Heads ook de volgende zeven studio-elpees, één live-album (het reeds
vernoemde Stop Making Sense) en één
soundtrack (voor de geflopte film True Stories)
vol. Tussen 1977 en 1988 maakte de groep geen enkele ondermaatse plaat, met als
absolute hoogtepunten Remain In Light
en Speaking In Tongues: de eerste uit
1980, gedurfd, eigenzinnig, maar ook ontzettend dansbaar, de tweede uit 1983,
meer poppy en toegankelijk, aanstekelijk, met tracks die overal ter wereld het
huis in brand zetten. Meesterwerken.

Speaking In Tongues was een commercieel hoogtepunt, maar zette ook The Road to Nowhere (een track die op het volgende
studio-album, Little Creatures,
staat) in. Tijdens het maken van Naked,
hun zwanenzang, waren de muzikale meningsverschillen niet uit de lucht. Frantz,
Weymouth en Harrison wilden terugkeren naar de basis: het opzoeken van de grens
tussen moeilijkdoenerij, artistiek verantwoord en makkelijk in het gehoor
klinkend. Byrne was toen al bezig met andere projecten, die hem binnen de
wereldmuziek hadden gebracht.

Naked is een plaat die niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk twee
aparte kanten heeft. Op de voorzijde staan dansbare tracks, met veel Afrikaanse
en Zuid-Amerikaanse invloeden, die handig door elkaar worden gemixt. Het
openingsnummer, de single Blind, zet
de toon: soul en funk meet Afrika.
Ook Mr. Jones is nog een typisch
Talking Heads-nummer, met Byrne die tegen het ritme in staat te zingen. De rest
van kant 1 klinkt opzwepend en gaat steeds verder weg van de rock om ergens
tussen verschillende continenten te belanden. Iets tussen enerverend en
ontzettend vrolijk in, typisch Talking Heads quoi!

Op kant 2 daalt het
tempo aanzienlijk. De muziek klinkt experimenteler, diepzinniger, zoals je dat
van de vroege Talking Heads gewoon was. Geen rechttoe rechtaan muziek, maar een
sound met een hoek af. Slepend en toch mee-slepend. Behalve dan The Facts Of Life, want dat is 6 minuten
en 26 seconden gezeur. De enige miskleun.

In Big Daddy schurken de Heads zich tegen
de blues aan. Het slotnummer, Cool Water,
een vlijmscherpe aanklacht tegen racisme, had op Remain In Light kunnen staan. En hoewel je zelden een touw kunt vastknopen aan de teksten van David Byrne, blijven ze je wel intrigeren en gaan ze na een tijdje in je hersenen spoken. Ook dat is typisch Talking Heads: ze werken tegelijk in op je hersenen, je hart en je heupen (en, als je een beetje soepel bent, op je dancing feet).

Binnenin de hoes staat
een intrigerend Chinees gezegde: “Als er geen tijger is in de bergen, zal
de aap koning zijn.” Een geschilderde aap kijkt de luisteraar dan ook
stout aan vanaf de hoes. Naked
behoort niet tot het beste werk van Talking Heads, maar wie deze plaat in huis
haalt zal zeker niet het gevoel hebben dat hij muzikaal in de aap gelogeerd is.