Precies honderd jaar geleden werd de
Oostenrijkse aartshertog en troonopvolger Franz Ferdinand samen met zijn
echtgenote Sophie in Sarajevo neergeknald. Het was elf uur in de voormiddag,
niet eens the dark of the matinee. De
moord werd beraamd door Servische nationalisten, boos als die waren omdat Franz
Ferdinand weigerde rekening te houden met hun verzuchtingen om alle Slavische
volkeren onder te brengen in één Balkanstaat.
Do you
want to?, werd aan een aantal Bosnisch-Servische
studenten gevraagd en drie ervan knikten uitbundig ja. Die Franz Ferdinand
moest en zou eraan gaan tijdens zijn geplande bezoek aan Sarajevo, op 28 juni
1914. Boze plannen werden gesmeed.
De eerste die het probeerde was ene Nedeljko
Čabrinović, zo kunnen we aflezen op Wikipedia. Een grappig verhaal, eigenlijk,
want die jongeman smeet een granaat in de open wagen van de Oostenrijkse
kroonprins, die het ding doodleuk terug op straat gooide, waar de ontploffing
drie officieren verwondde. Čabrinović dronk zoals afgesproken een flesje cyaankali
in één teug leeg, maar de houdbaarheidsdatum bleek verstreken. Dan mij maar
verdrinken in de rivier, dacht hij, wat ook niet lukte: een diepte van twintig
centimeter is weinig effectief om jezelf van kant te maken. Hij werd
gearresteerd.
Uiteindelijk zouden de fatale schoten enkele
uren later worden afgevuurd door de bijna twintigjarige Gavrilo Princip, iemand
die wel weg wist met principskwesties, al hebben we aan hem niet het woord
‘principe’ te danken, zelfs niet aan ‘Il Principe’ van Niccolò Machiavelli, die
van het doel en de middelen, inspiratiebron van de bondscoaches van Nederland
én België, maar we dwalen af.
***
We kunnen er een beetje woordspelerig over
doen, maar Princip zette daarmee een mechanisme in gang dat exact een maand
later zou leiden tot het begin van de Eerste Wereldoorlog en meer dan vier jaar
van doffe ellende en miljoenen doden. Zelf zou hij niet de hele oorlog meemaken,
want in april 1918 stierf Princip in de gevangenis aan de gevolgen van
tuberculose. Ongetwijfeld niet echt het heldhaftige einde dat hij voor ogen had.
Dat de Groote Oorlog honderd jaar geleden
begonnen is, zal u niet ontgaan zijn. Al heel vroeg in dit gezegende jaar 2014,
het jaar dat de Rode Duivels voor het eerst wereldkampioen voetbal zullen
worden, begonnen de herdenkingen. En dat gaat zo maar door. Eigenlijk ben ik de
hele Eerste Wereldoorlog al grondig beu op het ogenblik dat de échte
herdenkingen, honderd jaar na de feiten, nog moeten beginnen. Er is ook niemand
die het nog kan navertellen, want de laatste veterane overleed ruim twee jaar
geleden.
De historische gebeurtenis is nu al helemaal
uitgemolken en dat is jammer, want deze duistere periode in de geschiedenis van
de mensheid heeft ook onze levens beïnvloed en verdient onze blijvende
aandacht. Er kwam modern wapentuig, nóg dodelijker dan voordien, met nóg
gruwelijker gevolgen, en de domme, kortzichtige afwikkeling via het Verdrag van Versailles – ik
maak even een tijdssprongetje van vijf jaar – leidde dan weer tot Duits
revanchisme, Mein Kampf, de plotse
populariteit van een ziekelijk ventje met een snorretje en de onvermijdelijke
Tweede Wereldoorlog die nóg dodelijker en gruwelijker was dan zijn illustere voorganger.
***
1914 is een scharnierjaar geworden in de
moderne geschiedenis en niet omdat Daring Club de Bruxelles kampioen werd in
het voetbal of omdat Philippe Thys voor de tweede opeenvolgende keer de Tour
won. De aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog leert ons dat extremistisch nationalisme
gevaarlijk is. Het begin van de Groote Oorlog toont ons aan dat oorlogszuchtige
krijgsheren vaak meer in de pap te brokken hebben dan gecultiveerde, beheerste
staatsmannen. En de afwikkeling van de oorlog bewijst dat geen enkel dier zo
onmenselijk is als de mens. (U moet maar eens de films Paths of Glory van Stanley Kubrick, Gallipoli van Peter Weir en All
Quiet On The Western Front van Lewis Milestone bekijken of de talloze
boeken over het onderwerp lezen, fictie en non-fictie, te beginnen met Sophie
De Schaepdrijvers standaardwerk De Groote
Oorlog).
Ook al zijn we al die herdenkingen beu, het is
toch zeer gepast om even stil te staan bij de strijd die onze voorouders
voerden, het leed dat ze leden, de ontberingen waarmee ze vier jaar lang te
maken kregen. Hulde!