(Deze bijdrage verscheen gisteren al op deredactie.be. Dit is een licht geactualiseerde versie.)
Gisteravond en vanavond worden de terugwedstrijden in
de halve finales van de Champions League gespeeld: Bayern München ontving Real
Madrid (heen: 1-0 voor Real), Chelsea neemt het op tegen Atlético Madrid (heen:
0-0). Alle scenario’s zijn nog mogelijk, behalve dat van positief en aanvallend
voetbal, vrees ik. Behoudsgezindheid en cynisme regeren momenteel in het
voetbalwereldje. Met als boegbeeld de onvermijdelijke José Mourinho, ‘The
Special One’.
Vaststelling: balbezit is stilaan out. Nadat FC Barcelona
het voorbije decennium domineerde met positief aanvallend voetbal, gebaseerd op
het voortdurende bezit van de bal (60 tot 70 procent), snelle en korte passes
(600 tot 800 per wedstrijd) en het onmiddellijk onder druk zetten van de
tegenstander wanneer die dan toch eens de bal had – iets wat Real Madrid in de
jaren vijftig, Ajax in de jaren zeventig, de Nederlanders met hun totaalvoetbal
uit diezelfde periode en Anderlecht, op bescheidener niveau, bij ons hen in het
verleden hadden voorgedaan – is nu de periode aangebroken van het
reactievoetbal. Loeren op de counter, zoals dat in het vakjargon heet.
Natuurlijk is er nog Bayern München dat met technisch
uitermate vaardige spelers en een snelle balcirculatie de tegenstander murw
probeert te spelen, niet toevallig gecoacht door gewezen Barça-trainer Pep
Guardiola, maar dat is een uitzondering. De macht is aan de counterploegen. Dat
bewezen Real, dat thuis tegen Bayern al dan niet vrijwillig voor het eigen
strafschopgebied kampeerde, en Chelsea, dat in Madrid opteerde voor de meest
cynische tactiek die je in het hedendaagse voetbal kunt bedenken, in de
heenwedstrijden van de halve finales.
Mourinho
De tactiek van Chelsea werd bedacht door de Portugese
manager José Mourinho, een man met een indrukwekkende erelijst. Champions
League gewonnen met FC Porto en Inter Milaan, meerdere keren kampioen geworden en
de beker veroverd met diezelfde clubs en ook met Chelsea en Real Madrid, maar
bovenal een onverbeterlijke cynicus.
Noemde zichzelf tien jaar geleden ‘The Special One’ toen hij
arriveerde in Londen, provoceert de hele tijd, kleineert managers en trainers
van de concurrentie, gaat in de contramine met scheidsrechters en andere
officials, leeft in een permanente haat/liefde-verhouding met de pers. En laat
zich na zijn terugkeer in Londen ‘The Happy One’ noemen.
Om het met een Engelstalige boutade te zeggen: Mourinho is
‘a man you love to hate’. Hij laat geen enkele voetballiefhebber onberoerd,
doet je lachen of naar de haren grijpen, maakt je boos of trots (als je Chelsea-supporter
bent), heeft zijn eigen imago zorgvuldig gecreëerd en onderhoudt dat met verve.
Hij weet dat hij in het middelpunt van de belangstelling staat en houdt daar
intens van.
In deze wereld van scorebordjournalistiek en naäperij is
Mourinho er de afgelopen tien jaar in geslaagd om de personencultus rond
zichzelf alleen nog maar te versterken. En toch, hoewel zijn erelijst enkel
maar wordt benaderd of overtroffen door de gepensioneerde Sir Alex Ferguson en
Pep Guardiola, verdient hij veel minder respect voor de manier waarop hij zijn
teams laat voetballen: laf en opportunistisch.
Een trainer van een kleinere club kan je dit nog vergeven
(pakweg René Vandereycken destijds bij RWDM): die probeert er met een
bescheiden spelerskern het beste van te maken. Mourinho heeft echter altijd met
de betere spelers van de wereld gewerkt. En toch kiest hij onveranderlijk voor
een defensieve aanpak. De Engelse pers noemt dat: de spelersbus voor het eigen
doel parkeren. Er zijn mooie cartoons van terug te vinden op het internet.
Catenaccio
‘De aanval is de beste verdediging’, zei de Duitse bondscoach
Sepp Herberger in de jaren vijftig. Hij werd er wereldkampioen mee, in een tijd
dat de Hongaren met sprankelend voetbal de wereld verbaasden en het naoorlogse
positivisme voor enthousiasme zorgden, ook op het voetbalveld. Begin jaren
zestig sloeg dat om en dat is allemaal de schuld van een Argentijnse trainer:
Helenio Herrera.
Herrera, zeg maar: de Mourinho van toen, introduceerde bij
Inter Milaan het zogeheten ‘catenaccio’ (Italiaans voor ‘grendel’), een
speelstijl die was gebaseerd op met zijn tienen verdedigen en één eenzame spits
die achter een zeldzaam voorwaarts getrapte bal aanholt, onverbiddelijke mandekking,
bikkelhard tackelen en onderuit schoffelen van de tegenstander, ballen in de
tribune keilen en die ene dodelijke tegenaanval die voor de 0-1 zorgde. (Voor de volledigheid: het was de Zwitserse bondscoach Kurt Rappan die deze extreem defensieve speelwijze in de jaren vijftig als eerste had geïntroduceerd, maar met minder succes dan Herrera, die op zijn beurt eind jaren vijftig het ‘one touch football’ had binnengebracht bij FC Barcelona.)
Het legde Internazionale geen windeieren: het won twee keer
de Europabeker voor Landskampioen, de toenmalige Champions League: in 1964 en
1965. Later zou het daar nog slechts één keer in slagen, in 2010, onder leiding
van, het kan geen toeval zijn!, … José Mourinho.
Voetbalromantici verwijzen naar die periode zoals
geschiedkundigen naar het nazi-regime: met een ietwat angstige blik in de ogen en
negatieve bewoordingen van pure verontwaardiging, hopend dat het nooit meer zal
gebeuren. Maar zoals de nazi-praktijken in kleinschaliger vormen op
verschillende plekken in de wereld zijn blijven voorkomen, is defensief voetbal
ook nooit verdwenen.
Diezelfde voetbalromantici, waartoe ik overigens behoor,
dwepen nog altijd met het Brazilië van Pelé (1970), het Oranje van speler
Cruijff (1974), het Barcelona van trainer Cruijff (jaren negentig), het
Barcelona van de afgelopen tien jaar of Bayern München nu, maar ze staan steeds
vaker aan de kant van de verliezers.
Realistisch voetbal
De legendarische radiojournalist Piet Theys zei ooit:
‘Verenig u met het succes van de succesvollen op het moment dat ze succes
hebben en een deel van dat succes zal op u afstralen’. Een fenomeen dat je wel
vaker tegenkomt in onze samenleving. Een voorbeeld: toen Clouseau doorbrak met
Nederlandstalige popmuziek, doken er plots uit het niets allerlei groepjes op
die het succes van de gebroeders Wauters dunnetjes (en liefst dik) wilden
overdoen. Ander voorbeeld: toen de Catalaanse chef Ferran Adrià in El Bulli de
nieuwste kooktechnieken introduceerde, wilden plots duizenden koks over de hele
wereld met schuimpjes gaan werken, overigens met wisselend succes.
Ook in het voetbal gebeurt dat frequent. Na een golf van
aanvallend voetbal, waarin trainers de speelstijl van succesvolle collega’s
proberen te kopiëren, krijg je een golf van defensief voetbal. Het ergste wat
het Europese voetbal op dit moment kan overkomen is een Champions League-finale
tussen Real Madrid en Chelsea. Dan krijg je een trainer die uit is op revanche
tegen de club waar hij vorig seizoen nog werd uitgespuwd (Mourinho bij Chelsea)
tegenover een trainer die onder druk staat om eindelijk de Barcelona-hegemonie
te doorbreken (Ancelotti bij Real). Dan zal de angst om te verliezen weer veel
groter zijn dan de durf om te winnen. En dan is zo’n wedstrijd niet om aan te
zien, behalve als je supporter bent van één van beide clubs of aanhanger van
Machiavelli. Zoals we gisteravond konden zien, is de helft van die voorwaarde al ingevuld.
Nog véél erger zou zijn dat Mourinho-adepten straks het WK
in Brazilië zullen aangrijpen om te opteren voor wat zij zelf graag omschrijven
als ‘realistisch’ voetbal: weg met de fantasietjes, weg met de aanval als beste
verdediging, weg met avontuur en individuele klasse. Dan wachten ons kadaverdiscipline,
op de eigen helft afwachten tot de tegenstander de bal verliest, aanvallers die
verplicht worden om hun voetballende capaciteiten op te offeren om de
tegenstander het spelen te beletten, ongenadig toeslaan wanneer die ene kans
zich aandient.
Leve de Rode Duivels!
Nogmaals: alle respect voor de erelijst van José Mourinho,
maar als dát de toekomst van het voetbal wordt, dan keren we gewoon terug naar
het verleden: dat van Helenio Herrera, die – terloops opgemerkt – de bijnaam
‘El Mago’ (de magiër) koesterde. Tussen de magiër en de speciale zit een halve
eeuw, maar het catenaccio is meer dan ooit springlevend.
Als het dat soort WK wordt, waarin de cynici het halen van
de romantici (denk aan de edities van 1982, 1990 en 1994), dan zal ik tussen
half juni en half juli meer op een voetballoos terras te vinden zijn dan voor
het tv-scherm, vrees ik.
Gelukkig zijn er nog de Rode Duivels!