Café De Raaf nog
steeds gesloten. U moet dat boek ooit toch ’s lezen. Zoals u trouwens zowat
het volledige œuvre van J.M.H. Berckmans tot u moet nemen. Liefst in kleine
dosissen en chronologisch, want op het einde van zijn veel te vroeg afgebroken
hectische en intrieste leven klonk de genaamde Jean-Marie Henri Berckmans
steeds meer verbitterd over zijn uitzichtloze situatie. Neen, begin best bij Vergeet niet wat de zevenslaper zei uit 1989, waarin de dan
36-jarige gewezen schoenenverkoper voor het eerst kond doet van zijn huwelijksproblemen.
Of, begin nog vroeger, bij Geschiedenis
van de revolutie en Tranen voor
Coltrane, zijn eerste twee literaire worpen, toen het privé nog goed zat.
Berckmans is amper 55 geworden, was compleet uitgeleefd, verzopen, versmacht door
de zelfkant van de maatschappij. ‘Neg’, mocht u dat precies nu nodig hebben
voor uw kruiswoordraadsel.
Ik dacht aan Café De
Raaf nog steeds gesloten toen ik het idee kreeg om een stukje te schrijven
over Twitter en daarbij onmiddellijk de titel die nu hierboven prijkt in
gedachten had. Twitter is een café dat 24 uur op 24 open is en dat
kameleongewijs voortdurend van interieur verandert: nu eens bruine kroeg, dan
weer uitzuipkot, daarna chique bar,
soms ook jeugdhuis, meestal brasserie. Je gaat er graag naartoe, om je je achteraf af te vragen waarom
je nu weer eens een hele avond en een halve nacht je tijd hebt verscheten. Je
drinkt er te veel. Je kleren stinken achteraf naar die penetrante menggeur van
verschaalde alcohol en sigarettenrook, héél véél sigarettenrook (neen, ze
serveren er geen eten die naam waardig en de eigenaar veegt vierkant zijn voeten aan het
rookverbod!).
Je verliest veel tijd in Café Twitter, maar het is en blijft
de interessantste kroeg van de buurt. Dus ga je er toch maar weer naartoe. En
opnieuw. En opnieuw. Af en toe denk je: hé, da’s een interessante opmerking.
Of: ha, da’s een fijne grap. En ook wel: dat ziet er mij een toffe pee uit, met hem of haar wil ik wel eens doorbomen over het leven zoals het is. De humor
is er niet altijd van een even hoog niveau (zelf sla je ook wel eens de bal mis,
dus vergeef je ’t je mede-tooghangers) en het is wel eens moeilijk om tussen al
het getier en tafelgespring Geert Hoste van Nigel Williams te onderscheiden.
Een decibelmeter installeren zou geen slecht idee zijn.
In Café Twitter vind je meer mensen die het Grote Gelijk in
petto hebben dan in een hele jaargang De
Zevende Dag. Sexisten en racisten vertellen om beurt een gore bak,
feministen en multiculturalisten
riposteren heftig. Debat, zo lijkt het wel. Pokkenherrie, dat is het. En vaak
heeft het iets Shakespeariaans, zo’n typisch Twitterdispuut. Veel herrie om niets, bedoel ik dan,
niet één van de koningsstukken van de Britse bard. Intussen speelt de jukebox
fijne muziek, maar die wordt de hele tijd overstemd door de veel te
heetgebakerde gesprekken.
Ach, Café Twitter, ik vind het een vreemde, soms zelfs
afstotende plek, maar ik kom er nog graag. Al blijf ik er tegenwoordig minder lang
hangen. Elke ochtend met hoofdpijn wakker worden en als eerste zintuiglijke
ervaring die vreselijke stank van je kleren te moeten ondergaan, neen, dank u. Zo uitgebreid is mijn garderobe nu ook weer niet en ik wil een goede indruk maken op het werk.
Café Twitter blijft mijn favoriete pleisterplek omdat het er nog
altijd prettiger vertoeven is dan in de Facebook, de veel te burgerlijke en
brave tearoom aan de overkant van de straat, de LinkedIn, een businessclub om de hoek, waar
je alleen welkom bent als je je een peperdure lidkaart aanschaft, of de
Instagram, het alternatieve eethuis een eind verderop in de straat, waar je betaalt met kunstzinnig bedoelde foto’s
van voedsel en huisdieren.
En als u me nu wil verontschuldigen: ik ga even iets
drinken. Café Twitter is nog steeds open, zie ik. Eentje, maar, one for the road.