De Vlaamse televisie bestaat vandaag exact zestig jaar. Denk
daar even aan wanneer u om vijf voor half acht vanavond aan het kijken bent. Op
dat tijdstip, maar dus in 1953, weerklonk voor het eerst de stem van een
omroepster, die dan nog begon met een kanjer van een verspreking: ‘Goedenavond,
dames en heren. Hier de proefuitzendingen van de Belgische televisie. We
beginnen ons panorama met ‘Programma’.’ Kan gebeuren, zelfs op historische
momenten.

Panorama is dus zo
oud als de televisiestraat. Het programma dat tegenwoordig op donderdagavond op
Canvas wordt uitgezonden heeft in de loop van de jaren heel wat zender- en
gedaantewijzigingen ondergaan, maar de naam is al die tijd gebleven. Een naam
die trouwens geleend was van het gelijknamige BBC-programma, maar laat dat de
pret niet drukken.

Mijn persoonlijke vroegste herinnering aan televisie dateert
van 23 november 1963. Mijn moeder werd tweeëndertig die dag. Zelf was ik twee
maanden verwijderd van mijn vijfde verjaardag. Maar de tv ratelde de hele tijd
door over iemand die de dag voordien vermoord was, in Dallas, heel ver weg. En
er waren eindelijk beelden van het evenement, in zwart/wit, beelden die mijn ouders ontsteld deden toekijken. Mij
deden ze niet veel. Fictie en realiteit waren voor mij nog één pot nat.

Bewust kijken deed ik pas een paar jaar later, toen ik kon
lezen en schrijven, en in staat was de ondertitels te ontcijferen van populaire
series als The Beverly Hillbillies, Car 54, Where Are You? en Bonanza. In die laatste reeks gebeurde
heel weinig, maar toch keek iedereen. Er was ook geen keuze. We hadden Brussel
Vlaams en Brussel Frans, kort daarna gevolgd door Hilversum en Rijsel. In de
huiskamer raadden we in welke volgorde de hoofdrolspelers zouden verschijnen op
de generiek van Bonanza. Daar waren
namelijk vier versies van gedraaid. Budgetten reikten nog tot in de hemel in
Hollywood en New York.

En natuurlijk waren er Tante Terry, Kraakje, Nonkel Bob, Kapitein Zeppos, Axel Nort, Johan en de
Alverman
, allemaal sympathieke verschijningen of liefdevol gemaakte producten uit de toen hoog
ingeschatte afdeling Jeugd van de Belgische Radio en Televisie. Als jongen van
zes, zeven, acht verslond ik ze allemaal, van begin tot einde. Zelfs vandaag
kan ik naar die oude series kijken. De verwondering van destijds heeft plaats
geruimd voor nostalgie. Uitzonderlijk ook voor dédain: vond ik dat écht goed in die
tijd?

De wereldbeker voetbal in Engeland, in 1966, nog altijd in
zwart en wit, is me bijgebleven als mijn eerste intensieve kennismaking met
sport op televisie. Commentatoren moesten nog zeggen dat het ene team in
donkere shirts speelde en de andere in lichte. Of dat Engeland van links naar
rechts speelde. Kleur, dat was voor later. En ik was blij dat de Engelsen de
finale wonnen. De Duitsers haten, dat kreeg je met de paplepel mee.

Televisie was niet alleen beperkt tot minder dan een handvol
zenders, het ‘venster op de wereld’, zoals het bij de lancering genoemd werd,
ging pas open om 18 uur en werd alweer gesloten rond de klok van elven. Alleen
op woensdag werd er in de namiddag uitgezonden, voor de kinderen. En op zondag,
voor wie geïnteresseerd was in politiek en zo.

Ik ben een absolute nostalgicus, kan uren kijken naar oude
programma’s, maar ik vind niet dat het vroeger per se beter was. De kijker werd
paternalistisch behandeld door programmamakers die wel eens vanuit de hoogte op
de massa neerkeken. De toon was er nog één van ‘Wij weten het beter’,
overdreven respect voor de politicus, de pastoor, de dokter en de notaris,
vrouwen aan de haard, zorg dat het volk zich gedeisd houdt. Wat aardig lukte.
Mei ’68 volgde hier met enkele maanden vertraging en was in het Brave België slechts
een flauwe afspiegeling van de revolte die in Parijs had plaatsgevonden.

Televisie bestaat zestig jaar, moeten we daar wel zo blij om
zijn? Jààààà. Het is dan wel een bewasemend venster op de wereld geworden, de
nobele bedoeling om aan volksverheffing te doen werd ergens in de jaren
zeventig losgelaten, het paternalisme werd verdrongen door hedendaagse
uitlachtelevisie, de plaats van de schaarse vedetten van weleer werd ingenomen
door veel te veel leeghoofdige BV’s en soms heb je zo’n gevoel van ’57 Channels and Nothin’ On’, zoals Bruce
Springsteen het ooit treffend verwoordde. Dat klopt allemaal wel. Maar we
blijven wel kijken. En er is nog steeds voldoende te zien. Zeker wat tv-series betreft: daar valt tegenwoordig meer kwaliteit te rapen dan in de bioscoopzaal. Dankuwel, HBO!

Toch zou het mooi zijn als we opnieuw naar zo’n typisch
tijdsschema van de jaren zestig zouden terugkeren. Beginnen om 18 uur, eindigen
om 23 uur. Less is more. Schrap alle
flauwekul, ga alleen voor kwaliteit. Misschien moet één van onze zenders maar
eens die proef op de som nemen.

Hallo, Televisie? Proficiat hé!