Exact een maand geleden behaalde de Duitse bondskanselier
Angela Merkel een eclatant verkiezingssucces. Haar christen-democratische unie
verzamelde 41,5% van de stemmen, 7,7% meer dan bij de vorige
parlementsverkiezingen. Merkel haalde ook persoonlijke een indrukwekkende
score. Voor- en tegenstanders feliciteerden haar, analisten hadden het onmiddellijk
over de voortzetting van het beleid, waarnemers voorspelden een snelle
regeringsvorming.
Het kan opschepperig klinken, maar ik had toen al mijn
bedenkingen over die snelle en in mijn ogen veel te voorbarige conclusie. De
feiten geven me nu gelijk. Merkel strandde op vijf zetels van een absolute
meerderheid in de Bundestag: 311 telt ze er, 316 had ze nodig. Maar vooral:
haar geprefereerde coalitiepartner FDP, met wie ze prettig had bestuurd de
afgelopen jaren, geraakte niet over de kiesdrempel. De liberale partij bleef
steken op 4,8%, tegenover 9,8% vorige keer. Sterker nog: naast de Union van de
christen-democraten wordt het parlement alleen nog bezet door linkse partijen:
de sociaal-democratische SPD, de extreem-linkse Die Linke en Die Grünen.
Dat maakt, in theorie, coalities mogelijk tussen
christen-democraten en sociaal-democraten, christen-democraten en groenen,
christen-democraten en extreem-links, of een grote linkse coalitie.
Mogelijkheden twee en drie zijn onrealistisch: tussen de partijprogramma’s
gaapt een hele diepe, onoverbrugbare kloof. Mogelijkheid vier is eveneens niet
aan de orde: het zou indruisen tegen de wens van de kiezer (SPD won wel
lichtjes, maar Die Linke en Die Grünen incasseerden verhoudingsgewijs rake
klappen), wat in Duitsland gevoeliger ligt dan bij ons. Bovendien is er,
behoudens dat nietzeggende woordje ‘links’, nauwelijks iets wat SPD en Die Linke
bindt. En vier zetels op overschot is allesbehalve een comfortabele marge voor
drie partijen van wie het programma behoorlijk ver uit elkaar ligt.
Dus blijft die ’traditionele’ coalitie van christen- en
sociaal-democraten over. In zetels opgeteld heeft die een ruim overschot: 508
op 631 zetels, daarmee drum je de linksere partijen gewoon in de hoek. Maar dan
wordt het spelletje stratego pas duidelijk. De verkiezingen ruim winnen, maar
geen absolute meerderheid behalen, is eigenlijk een ‘overwinningsnederlaag’,
een oxymoron dat werd geïntroduceerd na gelijkaardige voorvallen in het
buitenland. Denk aan Leo Tindemans in 1978 of Yves Leterme in 2007. Winnaars
die verliezers werden, omdat de verliezers hen de zege niet gunden.
Dat laatste is zelfs begrijpelijk. De SPD ziet ook wel wat
er met de FDP is gebeurd: mee in een rechts-liberale regering gestapt, loyaal
geweest aan het regeerprogramma, maar aan het eind met lege handen, omdat ze
zich vastklonken aan Merkel. Voor de kiezer was dat een duidelijk signaal: als
de FDP zo pro-Merkel is, kan je net zo goed voor Merkel zelf stemmen. Wat ook
massaal gebeurde. Mensen verkiezen het origineel boven de kopie.
De SPD weet dat het voldoende eigen accenten in een
regeerprogramma moet kunnen leggen. Anders zal de achterban haar dat nooit
vergeven, terwijl de kritiek vanuit linkse hoek luid zal weerklinken. Daarom
maakt de SPD van een hoger minimumloon een breekpunt. Het is een thema waarop
de partij nog kan scoren bij haar traditionele kiezers en, bij uitbreiding, bij
links-Duitsland. Voor minder zal men de stap niet wagen.
Anderzijds moet SPD uitkijken dat er geen nieuwe
verkiezingen van komen. In de staat van gratie waarin Merkel nu leeft, zal een
mislukking van een regeringsformatie de SPD worden aangerekend, niet de Union.
Wie zich in crisistijden meer bezig houdt met politieke spelletjes dan met ‘s
lands belang, zal de rekening geprestenteerd krijgen.
Bovendien zouden nieuwe verkiezingen wel eens kunnen
betekenen dat én Merkel wint, én dat de FDP opnieuw de kiesdrempel
overschrijdt. In dat geval staat niets het voortzetten van de huidige
regeringscoalitie in de weg. Merkel moet dus positief zijn en zich constructief
opstellen bij het onderhandelen, maar ze kan ook een stukje de kat uit de boom
kijken, wetende dat haar favoriete regeringscoalitie momenteel in lopende zaken
het land mag blijven leiden. De SPD moet veeleisend zijn, maar moet opletten
dat een té strakke houding niet tot een negatieve reactie in de stembus leidt.
Wie het eerst met de ogen knippert, verliest. Dat soort
spel is het geworden. Wie van stratego houdt, zal smullen van het bestuderen
van de plaatsing van de pionnen op het bord. Welke verkenners worden er
afgestuurd op de tegenpartij? Waar staan de bommen? Waar houdt de spion zich
schuil? De maarschalk, Merkel zelf, staat redelijk veilig geparkeerd. Maar ze
is er nog lang niet. En zo is dit Duitse laboratorium ook interessant met het
oog op wat ons te wachten staat na 25 mei 2014.