‘Ik heb mijn borrel niet uitgedronken, maar de jenever op de
stenen gegoten, waar hij, na een korte zilveren schittering in het licht van de
straatlampen, met de klammigheid van de kasseien versmolt.’ Zo klinkt de
slotzin uit Beloken dagen, het derde
deel van het prachtig geschreven dagboek van Wannes Van de Velde, waarin zijn
strijd tegen leukemie centraal staat. Het fragment dateert van 26 december
2003. Het boek werd uitgegeven in 2007, een jaar vóór hij zijn strijd tegen de
lelijke ziekte met de lafhartig vrolijke naam verloor.
Wannes was gisteravond ook onderwerp en lijdend voorwerp in Belpop. Vrienden en collega’s vertelden
uitgebreid over De Man, De Mens en De Mythe. Af en toe kwam de muzikant zelf
aan het woord. Helaas kan dat tegenwoordig alleen nog maar in zwart/wit archieffragmenten. We kwamen te weten dat Wannes een authentieke kunstenaar
was, wars van alle commercie (hij vond Ik
wil deze nacht in de straten verdwalen een te grote commerciële toegeving
en weigerde het dan ook live te spelen), een koppigaard, een bonkige mens met
een groot hart en een heldere boodschap, een eeuwige zoeker naar waarheid en oprechtheid. Een communist voor de ene, een
ambetanterik voor de andere, een groot artiest voor een derde. Omdat alleen die
laatste categorie aan het woord kwam in deze Belpop-aflevering, werd het een beetje een hagiografie, maar het
weze de makers vergeven. Wanklanken zouden ongepast geweest zijn in dit
bijzonder waardige en serene eerbetoon.
Wannes is voor mij de grootste kunstenaar die Moeder
Antwerpen ooit gebaard heeft en dat wil wat zeggen in de stad van Jordaens, Van
Dyck, Elsschot, Coppens en Barman. Zijn poëtische teksten zijn ontroerend,
meesterlijk, met een kennersoog uit het dagelijkse leven gegrepen. Zijn
gitaarspel is virtuoos; het maakte van hem een tot in Andalusië gevierd flamenco-gitarist.
Maar zijn vlijmscherpe aanklachten beklijven het meest. Wat zouden we de
sociale commentator Van de Velde vandaag kunnen gebruiken! De man die zowel
opkwam tegen het flamingantisme (‘De flamingant ne me traitez; être Flamand,
c’est dur assez’ uit De flamingant ne me
traitez) als tegen het neerkijken op de Vlaamse taal (‘De lesten tijd staat
het wel fijn / zo een cultuurmodel te zijn / door ABN te spreken. / Wie géren
schijncultuur verwekt / spreekt nu een Hollands dialect, / verkoopt oranje streken.
/ Zo krijgt ons volk een twee drij / een splinternieuw complexke bij, / want
volgens de groten / betekent Vlaams geen kloten.’ uit ’t Is Vlaams, ’t trekt op geen kloten).
Net zo fel reageerde hij zich af tegen stedelijke verloedering en
urbanisatie. In Bokrijk klonkt dat
als: ‘Zwijgt me van urbanisatie; da’s in België een klucht / waardat menigeen
al jaren / over nadenkt met ne zucht. / ’t Is een feest van stomme kuren / in
de culturele nacht, / tot vermaak van ons geburen / en tot schand van ons
geslacht.’ Wannes, de linkse, zette zich af tegen de beslissing van het
Antwerpse stadsbestuur dat toen, in de jaren zestig, geleid werd door een
socialistische burgemeester. Dat was al dertig jaar zo en dat zou nog bijna
vijftig jaar zo blijven. Het kon Wannes niet schelen. Elke wantoestand deed hem
in de pen kruipen, wie er ook verantwoordelijk voor was. Ik zou er geld voor
geven om te weten hoe Wannes vandaag zou reageren op de beslissingen van het huidige stadsbestuur.
Zijn meest vileine schotschriften richtte Wannes tegen het
militarisme. Geboren in april 1937 was hij acht op het eind van de oorlog. Dat
snijdt dwars door jeugdjaren heen, zeker wanneer je als bij toeval aan enkele moordende V2-bombardementen ontsnapt. In Von Braun
mikt hij een muzikale raket op de uitvinder van de rakettechnologie van
nazi-Duitsland. ‘Ge vindt zijne naam in de grote Larousse, / geklemd tussen
dichter en clown, / maar niemand die weet dat ‘m mij heeft gemist, / die grote
geleerde von Braun.’ In 1976 componeerde hij Kerstmis is dien dag…, met dat bijtende, cynische refrein:
‘Kerstmis is dien dag dat ze niet schieten / dat er geen bommen uit de lucht
worden gestrooid / Dat mitrailleuzen hun verdiende rust genieten / En de
kanonnen met ne kerstboom zijn getooid.’
En dan is er nog dat onovertroffen Oorlogsgeleerden, Wannes’ eigen interpretatie van Masters of War van die andere grote
muzikale poëet, Bob Dylan. Nobody sings
Dylan like Dylan, luidt het spreekwoord dat een of andere promotiejongen van diens platenfirma ooit lanceerde. Maar in dit geval geldt: niemand zingt Dylan beter dan Van de
Velde. Volgt de tekst aanvankelijk nog trouw die van Dylan, dan gaat Van de
Velde vanaf de derde strofe zijn eigen weg. De melodie wordt gerespecteerd, het
thema blijft een aanklacht tegen de oorlogsindustrie, maar bij Wannes worden de
producenten van wapens en bedenkers van oorlogsstrategieën op het eind zonder
pardon met de grond gelijk gemaakt. ‘Crepeert voor mijn paart, / en liefst nog
vandaag, / en ik volg uw kist, / liever rap als te traag, / en ik zal u zien
zakken / in de vredige grond, / en ik schrijf op uw graven: / ‘gevaarlijken
hond’.’ Subtiel is dit niet meer; dit is een keiharde aanklacht van een man die
oprecht boos en verdrietig is.
Roland Van Campenhout, de zielsgenoot van Wannes, vertelde er smakelijk over. In 1999
zetten de twee Vlaamse reuzen – erkend door journalisten en collega-muzikanten, miskend
door het grote publiek – hun muzikale meningsverschillen opzij voor een
magistrale theatertournee: De nomaden van
de muziek. Er werd blues gespeeld (Roland) en traditionele volksmuziek (Wannes), maar die o zo
diverse muziekstijlen vloeiden harmonieus in elkaar over. En we kwamen in Belpop eindelijk te weten dat de idee om Dr. Hooks Baby
Makes Her Blue Jeans Talk in het programma te smokkelen, van Wannes was.
Hij, de man die zo stevig inhakte op de Angelsaksische popcultuur, speelde nu met zichtbaar plezier een muzikaal niemendalletje.
En dan was er nog die come-back. Hij was genezen. In de maat van de seizoenen, een cd en
een tournee, moest dat in 2006 onderstrepen. Wannes klonk fragieler dan
voorheen, maar daarom niet minder scherp. Hier
is em terug deed acteurs Lucas Van den Eynde, Gène Bervoets en Bob De Moor
een traan wegpinken en niet alleen hen. Ik zat toen ook met een mengeling van
blijdschap en emotie in een volle AB te genieten van deze terugkeer, deze
overwinning op die lelijke ziekte met die lafhartig vrolijke naam. Helaas, twee jaar
later won de leukemie het. Wannes Van de Velde stierf op 10 november 2008,
alsof hij in een allerlaatste kwinkslag wilde vermijden dat hij de wereld zou
verlaten op de dag dat de wapens stil staan. Hij stierf in het harnas van de verontwaardiging. Meestal lees je dan ‘na een moedige strijd’ op doodsprentjes. Voor Wannes geldt dat hij zijn hele leven lang moedig gestreden heeft, tegen alles wat er fout loopt in de samenleving en dat is nogal wat. Als een Don Quichot vocht hij tegen waanzinnig grote windmolens. Wat mis ik die chroniqueur van de alledaagse waanzin, de man die in vier à vijf strofen zijn gedacht kon zeggen.
Wat u van Wannes in huis moet hebben? Alles! Maar het is een
aardig begin mocht ude compilatie-box Wannes Van de Velde,
drie cd’s en één dvd, uit 2009 in huis halen. Zijn voornaamste werk staat daar
op, netjes thematisch geklasseerd onder ‘België’, ‘Stad’, ‘Oorlog’, ‘Poëtisch’,
‘De zee’, ‘Beschouwelijk’ en ‘Ironisch en absurd’. Als toemaatje zijn er nog
wat live-opnamen en een dvd met een oud portret van de zanger uit het
BRT-beeldarchief.
Meester Wannes, kom maar binnen / in de lichten van de kroeg
/ Laat de wereld nu maar slapen; / zet uw eigen bij de ploeg.