De honderdste Ronde van Frankrijk is in meer dan één opzicht
historisch. Er is om te beginnen dat gegeven van die centième, er is het prettige vooruitzicht op de eerste
(half-)Afrikaanse eindwinnaar én voor het eerst sinds mensenheugenis viel er
geen dopinggeval vlak vóór of tijdens de Tour te noteren. Nou ja,
mensenheugenis, in 1999, 2000, 2001 en 2009 werd er ook niemand betrapt en
uitgesloten, maar we weten allemaal wie er oorspronkelijk drie keer op rij won tussen
’99 en ’01 en de winnaar van de editie ’09, Alberto Contador, heeft ook al geen
vlekkeloos verleden.
Paradoxaal genoeg werd er zelden meer over doping gepraat
dan tijdens deze, voorlopig, dopingvrije Tour. Dat de prestaties van
Christopher Froome vragen oproepen, is goed. Het bewijst dat we niet zomaar meer
accepteren dat een wielrenner het uitzonderlijk goed doet. Maar waar
wielerliefhebbers in het verleden al te vaak een oogje dichtknepen, is de
slinger nu helemaal de andere kant opgeslagen.
De teneur op sociale media en in lezersreacties is: Froome
is schuldig. De teneur in traditionele media is: Froome is verdacht. De
algemene teneur is: Wie gelooft die
renners nog?, om de titel van een recent boek van sportauteur Hans
Vandeweghe te citeren. Waar we voorheen té tolerant en nonchalant waren, zijn
coureurs de jongste jaren opgejaagd wild geworden. Terwijl er voldoende
indicaties zijn – lees het boek van Vandeweghe, lees de recente interviews met
David Walsh (de man die al heel vroeg Lance Armstrong ontmaskerde), lees de
trainingsanalyses van een specialist als Paul Van den Bosch – om Froome tenminste
het voordeel van de twijfel te gunnen.
Nauwelijks tien jaar geleden werd de Ierse journalist David
Walsh nog uitgespuwd omwille van zijn geruchtmakende werk L.A. Confidential. Niet alleen door Armstrong, diens collega’s en
ploegleiders, maar ook door de andere sportjournalisten. Er was een beruchte
persconferentie waarin Armstrong ongestraft Walsh mocht kleineren. Amper één
Nederlandse reporter stelde een vraag over het D-woord, waarop de gele trui
probleemloos kon wegdribbelen. Het wielerjournaille keek boos toe: het
onderwerp van hun woede was niet Armstrong, maar die ene collega die de sfeer
van dat gezellig personderonsje bedierf en Walsh, die zich prominent op de
eerste rij had gezet, maar door zijn soortgenoten als nestbevuiler werd
bestempeld. U weet hoe het klokkenluiders vergaat.
***
De tijden zijn veranderd. Anno 2013 werd de toekomstige
Tourwinnaar op een persconferentie op de tweede rustdag overstelpt met
dopingvragen. Dat heeft met drie dingen te maken. Eén: wielerjournalisten
voelen zich vandaag geroepen om strenger dan streng te zijn, omdat hun
kijkers/luisteraars/lezers hen de medeplichtigheid aan de omertà van jaren
terug nog altijd zwaar aanrekenen. Dus gaan ze overcompenseren. Twéé: de
renners hebben deze kritische aanpak vooral aan zichzelf te danken. Wie
jarenlang vals speelt en dan betrapt wordt, hoeft niet op al te veel clementie
te rekenen. Drié: Chris Froome heeft niet het charisma en het gezag van
Armstrong (die niet voor niets ’the boss’ werd genoemd) en is daardoor een
makkelijker prooi. Eén strenge blik van Armstrong deed journalisten
terugdeinzen. Een blik van Froome zegt niets. Hij kijkt liever naar het asfalt.
Maar net als in het Armstrong-era of in vroegere tijden
geven wielerjournalisten geen overdreven blijk van kennis van zaken. Dat ze
over doping móeten berichten, nemen ze er ongaarne bij, maar studeren op dit
moeilijke onderwerp zit er voorlopig nog niet in. Het gevolg: weinig deskundige
bijdragen die allerlei richtingen uitwaaieren. En, omdat een beetje
menselijkheid hen niet vreemd is, en een klein beetje wraak bij dat beetje
menselijkheid hoort, wordt er nog altijd gretig afgerekend met David Walsh, die
deze Tour meemaakt als ‘embedded
journalist‘ in Team Sky van… Chris Froome. Jammer, zéér jammer. En weinig
professioneel ook.
Het zou trouwens wel eens kunnen dat het wielrennen
inderdaad properder is geworden. Of, anders gesteld: dat de boswachter de
stropers heeft bijgehaald. Want heiligen zullen die coureurs natuurlijk nooit
worden. Opgejaagd als ze worden door het publiek – die hen dwingt tot citius, altius, fortius -, het grote
geldgewin en die onzichtbare drijfveer die Prestige heet, zal de neiging om de regels
te omzeilen altijd blijven bestaan. Brood en vals spelen, het zit diep in ons
allen. Dus: hou hen toch maar in het oog. Maar ook: hou op met valse
beschuldigingen!
En net wanneer het wielrennen bezoedeld wordt door allerlei
loze beschuldigingen en verdachtmakingen, maar er vooralsnog geen
dopinggevallen zijn, werden er vorig weekend in de atletiekwereld namen van enkele
opvallende dopingzondaars opgetekend. Tyson Gay en Asafa Powell,
respectievelijk de tweede en de vierde snelste man aller tijden, werden
betrapt, net als enkele andere Jamaicanen. Of specifieker: ‘Ze liepen tegen de
dopinglamp’, zoals de meeste kranten en sites titelden, een beeldspraak die mij
onmiddellijk aan een verlichtingswinkel met laag hangende lampen deed denken,
maar dit geheel terzijde. De verboden producten zaten in voedingssupplementen
en worden in de jacht op doping beschouwd als pekelzonden, wellicht goed voor
een minnelijke schikking of een beperkte schorsing.
De meeste atletiekjournalisten reageren al even terughoudend
op de feiten als hun wielercollega’s destijds. Alsof er in het verleden geen
Ben Johnsons of Florence Griffith-Joyners zijn geweest. Toegegeven, de op haar
38ste plots overleden Griffith-Joyner werd nooit betrapt, maar haar
onwezenlijke wereldrecords op de 100 en de 200 meter zijn na een kwarteeuw nog
altijd onbereikbaar (en daardoor alleen al verdacht).
De hallucinantste reactie kwam verrassend genoeg van
Memorial-organisator Wilfried Meert, die nota bene zelf ex-sportjournalist is
en bekend staat als een beredeneerde prater. Hij relativeerde het dopingnieuws
in De Standaard met een misplaatste
oneliner: ‘Hoeveel mensen gaan er niet naar festivals waar bands stijf staan
van de drugs?’ Hoe wereldvreemd kan je zijn? Waar Meert wel gelijk in heeft:
het is fout om de snelste man ter wereld, de ongenaakbare Usain Bolt, meteen
maar bij de andere gedopeerden te klasseren. Misschien is hij écht wel
onwezenlijk snel.
***
Doping. Het D-woord. We hebben nog altijd geen volwassen
manier gevonden om ermee om te gaan. Sporters blijven de dunne scheidslijn
tussen het toelaatbare en het verbodene bewandelen. Sportjournalisten proberen
zich ofwel afzijdig te houden, ofwel springen ze mee op de kar van de
hardroepers die iedereen schuldig verklaren. En ook sportliefhebbers vertonen
twee zeer uiteenlopende gedragspatronen: ze liggen er niet wakker van óf ze
heulen mee met de massa en schreeuwen ‘Ze zitten allemaal aan het spul!’
(waardoor ze er niet meer van wakker hoeven te liggen en gewoon kunnen verder
supporteren). Ook in het debat over het D-woord zou Nuance, met hoofdletter N,
wonderen kunnen doen.