De Tour van 2002 startte later dan gebruikelijk. Dat had
alles te maken met het WK voetbal in Japan en Zuid-Korea, waarvan de finale op
30 juni werd gespeeld. De chauvinistische Fransen dachten ongetwijfeld dat hun
land, uittredend wereldkampioen toch, tot op het eind zou meedraaien op dat
wereldkampioenschap, maar dat viel even tegen. Al na één ronde stonden les bleus met het schaamrood op de
wangen terug op Charles de Gaulle. Afgedroogd door Senegal en Denemarken, in
bedwang gehouden door Uruguay. Zéro buts
gemaakt. Adieu la France!
En zo kwam het dat de tweede rit in lijn van de Tour 2002
pas op maandag 8 juli werd gereden. Lance Armstrong had twee dagen voordien de
proloog gewonnen in Luxemburg-stad, de Zwitser Rubens Bertogliati was de
verrassende winnaar van de eerste rit, van Luxemburg naar Luxemburg, in
realiteit een afstand van 0 kilometer, in die Tour toch 192,5 kilometer waard.
En dus mocht die Bertogliati, die in zijn carrière nog slechts bij drie andere
gelegenheden omringd werd door podiummissen, die 8ste juli in het geel van
Luxemburg naar Saarbrücken rijden, een zo goed als vlakke rit over 181
kilometer.
Ik mocht mee. Als hoofdredacteur van de sportredactie
Televisie van de openbare omroep kreeg je af en toe zulke fijne trip
toegeworpen, snoepreisjes die zo zeldzaam waren dat ik er toch maar van
profiteerde. Mijn enige inspanning bestond erin om van Gooik, waar ik toen
woonde, naar Luxemburg te rijden, want thuis komen ophalen deed ASO niet. (U
lacht, maar ik ben ooit door Edgar Sorgeloos, meesterknecht in de rode garde
van Rik Van Looy, in opdracht van de NOS heen en weer gevoerd van Brussel naar
Hilversum om tien minuten op te draven in een sportpraatprogramma van de
Nederlandse televisie. Da’s pas luxe! En geldverspilling vanwege de openbare omroep,
hoor ik u tandenknarsend opmerken.)
In Luxemburg heerste een drukte van jewelste vóór de start.
In het journalistendorp, waar de expresso niet smaakte naar espresso (Franse en
Italiaanse koffie, het zijn twee werelden apart!) en de L’Equipe van die dag haast naar je hoofd werd geslingerd,
overlegden journalisten van concurrerende kranten met mekaar. Ook in de harde
strijd om de hoogste oplage werden er afspraken gemaakt. Er werd met veel
bewondering en ontzag over de renners gesproken. (Hé, dit was 2002, de
Festina-Tour lag al vier jaar achter ons, en ongetwijfeld werd er nu zuiver
gereden. Lance Armstrong zou die Tour winnen voor Beloki en Rumsas, het ONCE
van Manolo Saiz won het ploegenklassement voor US Postal van Johan Bruyneel en
CSC-Tiscali van Bjarne Riis, Ivan Basso zegevierde in het jongerenklassement,
Laurent Jalabert was de beste klimmer, kortom: een zéér zuivere Tour.)
De chauffeur die me de hele dag zou rondrijden stond,
lurkend aan zijn koffie, netjes op tijd op de afgesproken plek. Een bruingebrande
man met achteruit gekamd haar, veel jonger ogend dan de bijna achtenveertig jaar die hij toen was. U kent hem
misschien nog wel: Gilbert Duclos-Lassalle, bijgenaamd: Gibus. Die had
negentien seizoenen in het profpeloton rondgereden, van 1977 tot en met 1995. Af en toe won hij wel een wedstrijd,
op het WK 1981 in Praag werd hij vierde en greep hij net naast een medaille
(Freddy Maertens won), maar al bij al was hij zeker geen topper. Tot hij in
1992 op zijn 37ste Parijs-Roubaix won. Een trucje dat hij het jaar nadien nog
eens overdeed. En plots was die erelijst wel meer dan behoorlijk gestoffeerd.
Nu werd Duclos-Lassalle ingeschakeld als chauffeur voor de
VIPs in de Ronde: meestal snobs die niet eens beseften wie ze voor zich hadden,
occasioneel zat er iemand tussen zoals ik, die wel respect betoonde voor zijn
carrière. Er zat nog iemand van een Frans tv-station in de wagen, ik ben
vergeten welke zender, en die zoog alle aandacht naar zich toe. Fransen onder
elkaar, daar krijg je geen speld, laat staan een woord, tussen. Ach, kon het
mij schelen dat ik er voor spek en bonen bij zat, nu kon ik me tenminste
honderd procent op de koers concentreren.
Gibus laveerde behendig langs de renners, reed dan een
eindje voorop om hen weer te laten passeren, baande zich een weg langs de sportbestuurders
om een tijdelijke kopgroep te monsteren, toeterde de hele tijd om opdringerige
toeschouwers uit de weg te jagen, vloekte af en toe om het agressieve gedrag
van zijn collega-chauffeurs. Als u ooit moet kiezen tussen een gewezen Formule
1-rijder en een ex-coureur om u in drukke omstandigheden veilig van punt A naar
punt B te loodsen, ga dan voor de coureur. Geloof me, die mannen zijn
uitstekend in millimeterwerk! (Af en toe wordt er een renner in het prikkeldraad gekatapulteerd, akkoord, maar dat is hoogst uitzonderlijk. En als er een journalist van de baan wordt gereden, gebeurt dat doorgaans met opzet.)
Op het middaguur gaf Gibus plankgas, spoedde zich een eind
voor het peloton uit, parkeerde de auto ergens in de schaduw onder een boom
en haalde vervolgens een luxueuze picknickmand uit de koffer. Lunch! Sandwiches
met duur beleg, Franse kaas als toetje, rode wijn om de keel te spoelen. Alles
om de gasten zich een halve dag lang God in Frankrijk te laten wanen. Na de snelle
lunch – we moesten zien te vertrekken vóór we door de renners werden
bijgehaald! – reed Gibus door. Een eind verderop werden we in een wei gedropt,
waar een helikopter vertrekkensklaar stond. Vanuit de lucht mochten we dan ook
even het spektakel bewonderen: een sliert onherkenbare renners die zich langs
de smalle wegen in de dorpen op de Frans-Duitse grens slingerden. Je kreeg een stijve
nek van het voortdurend om je heen kijken, in de hoop toch maar een stipje op
de grond te kunnen herkennen.
De helikopter vloog een half uurtje en zette zijn passagiers
dan netjes af op een afgesproken punt, een vijftigtal kilometer verderop, waar
Gibus alweer netjes stond te wachten. Renners kregen we dan niet meer te zien,
want we moesten vliegensvlug naar de aankomstplaats in Saarbrücken. Daar wachtte een glas
bubbels in een VIP-container, een vijftigtal meter vóór de aankomststreep.
Allerlei bonzen van allerlei tv-zenders en van sponsorende bedrijven, plus enkele regionale
gezagsdragers, deden er gewichtig. Zo gaat dat in die kringen.
De verwachte massaspurt kwam er. De hele VIP-meute snelde
naar het venster om de renners te zien voorbij flitsen. Dat gaf mij de kans om
in mijn eentje naar het tv-toestel te stappen en daar te zien hoe Oscar Freire
nipt Robbie McEwen en Erik Zabel voorbleef. Voor mij het zoveelste bewijs dat
je de koers nergens beter kan volgen dan op televisie. Een uurtje later reed
Gilbert Duclos-Lassalle zijn gasten terug naar Luxemburg, waar intussen
nauwelijks nog te merken was dat het Tourcircus hier vijf uur eerder zijn
tenten had opgeslagen. Merci, Gibus!