‘N-VA boert achteruit’ (demorgen.be). ‘N-VA over hoogtepunt
heen’ (De Morgen). ‘N-VA verliest in
peiling VTM’ (vtm.be). De Morgen en
VTM waren de opdrachtgevers van de recente Ipsos-peiling waarvan de resultaten
zondag bekend werden gemaakt. Dat heeft centen gekost, dus pakken ze er ook
flink mee uit via al hun informatiekanalen. Zin voor nuance is dan niet aan de
orde.
In andere media was de toon rustiger. ‘N-VA verliest pluimen
maar blijft grootste partij’ (hln.be), ‘N-VA blijft grootste maar verliest pluimen’
(gva.be), ‘N-VA blijft grootste maar verliest pluimen’ (nieuwsblad.be), ‘N-VA
lichtjes achteruit, maar blijft grootste’ (standaard.be), ‘N-VA over zijn
hoogtepunt heen, vertrouwen in Di Rupo stijgt’ (knack.be). De reden van deze
terughoudendheid is simpel: als je niet zelf de opdrachtgever bent van zo’n
opiniepeiling, dan probeer je die zoveel mogelijk te minimaliseren.
Zeker wanneer je zelf geregeld uitpakt met een concurrerende
peiling, zoals De Standaard en VRT
doen in samenwerking met TNS Media. O ja, op deredactie.be vond ik van deze
peiling alleen maar terug dat Maggie De Block momenteel de populairste politica is, maar
niets over de resultaten van de partijen. Beetje kleintjes, toch, niet?!
Wat opvalt (buiten het opmerkelijke feit dat de bedenkers
van koppen boven de redactionele bijdragen van weinig originaliteit getuigen)
is dat een peiling – wat sowieso een relatieve momentopname is en geen
vaststaand feit – opnieuw wordt misbruikt om verregaande conclusies te trekken.
Het ‘achteruit boeren’ en over ‘haar hoogtepunt heen zijn’
van de N-VA slaat immers op de vorige peiling, niet op de verkiezingsuitslag
van 2010, niet eens drie jaar geleden. Als we daarmee vergelijken gaat de N-VA
zelfs 5,4% procent vooruit (van 28,2 naar 33,6%). In vergelijking met de peiling
van november zakt de N-VA inderdaad van 36,6 naar 33,6 procent.
Een daling van drie procent wanneer de foutenmarge 3,1%
bedraagt, moet je daar zoveel heisa rond maken? Statistisch gezien kun je geen
enkele conclusie verbinden aan deze peiling, want rekening houdend met de
foutenmarge kan de N-VA zowel status-quo zijn gebleven als zes procent gedaald
zijn. Het resultaat van deze peiling is dus verwaarloosbaar, veel herrie om
niets, hoogstens een kolommetje op pagina 4 van de krant waard.
De verklaring? De één-tegen-allensituatie waar de N-VA zo
over klaagt, maar die ze zelf voortdurend in stand houdt, vertaalt zich ook in
de media, waar Bart De Wever ook hardnekkige believers en nog net iets meer non-believers
heeft. Die laatsten hebben die drie procent ‘verlies’ gretig aangegrepen om te
onderstrepen dat de teruggang ingezet was. Terwijl ze de voorbije dagen voldoende
munitie aangereikt kregen door de N-VA zelf om die partij inhoudelijk op haar
inconsequenties te wijzen. Want als de N-VA al iets verloren heeft de jongste dagen, dan is het geloofwaardigheid.
***
Na de ronkende verklaringen van Geert Bourgeois in De Standaard, amper anderhalve week
geleden, is de schier onoverwinnelijk gewaande Nieuw-Vlaamse Alliantie het
communicatieve spoor bijster. Bourgeois eiste in dat interview ‘volledige
autonomie’ voor Vlaanderen, zoniet zou de N-VA zelfs niet eens beginnen aan federale
onderhandelingen.
De geest was uit de fles. Een hele week lang hebben andere prominente N-VA’ers vruchteloos gepoogd om die geest – eentje in geel en zwart die de
contouren van een leeuw aannam – er terug in te duwen, maar dat is niet gelukt.
Jan Peumans, voorzitter van het Vlaams Parlement, riep in Servië dat dat
Belgische federalisme niet eens zo slecht is, een uitspraak die vrolijk tot bij
ons echode. Ben Weyts, ondervoorzitter van de partij, wilde de gemoederen bedaren
door vooral niemand te bruuskeren, ook de zo verfoeide Walen niet. Bourgeois probeerde het via een beproefde methode: de verdachtmaking van de journalist, die hem misbegrepen zou hebben. En Bart De Wever,
voorzitter-burgemeester-onbetwistbaar kopstuk, rondde het weekje damage control af door te zeggen dat op
de N-VA stemmen niet wil zeggen dat je daarom tégen België bent.
Als je dit allemaal moet geloven, dan is de N-VA op een week
tijd van separatisme geëvolueerd naar een vreemdsoortig belgicisme. Il faut le faire! Terwijl artikel 1 van
de statuten van de Vlaams-nationalistische partij nog altijd ondubbelzinnig een
onafhankelijk Vlaanderen propageert. Alleen… dat is niet wat zowat de helft
van de N-VA-kiezers wil, dus wordt er nu zodanig met de kont gedraaid dat
straks de politieke zedenbrigade nog zal moeten optreden.
Tijdens De Zevende Dag
ging het zondag over het fameuze containerbegrip ‘confederalisme’, maar de N-VA
wenste niet aan dat debat deel te nemen. Nochtans was parlementair jonkie Peter
Dedecker in de buurt, want die werd even later in de uitzending ondervraagd over de ACW-affaire,
waarna Ivan De Vadder hem toch nog een vervelend slotvraagje over het C-woord
voor de voeten wierp. Dedecker hakkelde en struikelde en verwees ten overvloede
naar het partijcongres van februari volgend jaar, waar Everything you always wanted to know about Confederalism but were
afraid to ask het hoofdthema moet worden.
Merkwaardig toch: de N-VA die weigert te debatteren over
confederalisme, dat is zoals een voetbalploeg die weigert om thuiswedstrijden
te spelen. Maar het is anderzijds ook begrijpelijk: als grootste Vlaamse partij
van het ogenblik, wil de N-VA vooral zo weinig mogelijk (potentiële) kiezers
schofferen. Net door die strategisch ingefluisterde onduidelijkheid, zeg
gerust: lafheid, begint ze steeds meer te lijken op die andere grote volkspartij
van weleer, de CVP. Ook die nam zelden of nooit kristalheldere standpunten in,
uit vrees om een deel van het kiespubliek af te stoten. Wat N-VA nu doet is dus
niet meer of niet minder dan tsjevennationalisme.