Verbazingwekkend is het niet, dat Barack Obama voor de
tweede keer verkozen werd tot ‘Person of the Year’ van het Amerikaanse weekblad
Time. Het is al de zevende keer in de 85-jarige geschiedenis van deze
symbolische bekroning dat een pas (her)verkozen president ‘Man of the Year’ of,
sinds 1999, ‘Person of the Year’ wordt. Het overkwam Obama al in 2008, net
zoals George W. Bush in 2000 en 2004 op de cover van Time mocht pronken.
De “persoon van het jaar” is de mens die het
afgelopen jaar het meest is opgevallen, al dan niet in positieve zin. Af en toe
zijn er uitschieters: vorig jaar werd ‘The Protester’ uitgeroepen tot ‘Person
of the Year’, eerder ging de prijs naar ‘The Good Samaritans’ (2005), ‘The
Whistleblowers’ (2002), ‘The Peacemakers’ (1993), de bedreigde aarde (1988) en
de computer (1982). In 1999 werd Albert Einstein uitgeroepen tot ‘Person of the
Century’, naar het schijnt na verhitte redactionele discussies over de vraag of
Adolf Hitler hiervoor in aanmerking kwam.
Barack Obama verdient deze eretitel. Hij probeert oprecht om
de president van alle Amerikanen te zijn. Verkozen worden tot eerste zwarte
president was al onwaarschijnlijk, herverkozen geraken was een minstens even
groot huzarenstuk. En voor de wereld is het goed dat er een beheerste democraat
in het Witte Huis woont en geen door een agressieve achterban opgefokte
republikein. Obama is niet de imperialist die zijn voorgangers wel waren en streeft
globale vrede na.
Toch stelt Obama me ook teleur. De democraten mogen dan wel
geen meerderheid hebben in het Congress, het Amerikaanse Huis van
Volksvertegenwoordigers, waardoor de regering aan handen en voeten gebonden is
en nieuwe wetten slechts bij mondjesmaat en meestal zwaar geamendeerd worden
goedgekeurd, maar normaal probeert een president in zijn tweede ambtstermijn
echt een doctrine uit te werken. Zich een definitieve plaats in de
geschiedenisboeken te verwerven. Hij hoeft zich immers geen zorgen meer te
maken over een eventuele herverkiezing.
Na het drama van Newtown had ik verwacht dat Obama zich
fermer zou opstellen tegen de machtige wapenlobby en ander schorremorrie. Dit
was het uitgelezen moment om een statement te maken en te eisen dat er
hervormingen zouden komen, tegen de wil van de machtige wapenindustrie, de meerderheid
van de republikeinen en een aantal conservatieve democraten in.
Hij klonk weliswaar feller dan bij vorige, vergelijkbare gelegenheden en in
de pers werd zijn speech zelfs vergeleken met de toespraak waarmee Lincoln de
afschaffing van de slavernij aankondigde, maar het bleef al bij al nogal vaag.
‘In de komende weken zal ik alles doen wat binnen mijn macht ligt om mijn
medeburgers, van justitie tot psychische zorg, van ouders tot leerkrachten, aan
te zetten tot het voorkomen van meer tragedies als deze. Want welke andere
keuze hebben we nog? We kunnen gebeurtenissen als deze niet voor
vanzelfsprekend gaan aannemen.’
Verder in zijn best wel emotionele speech zei ie: ‘Geen
enkele wet kan het kwaad elimineren of elke zinloze daad van geweld in onze
samenleving voorkomen. Maar dat mag tegelijkertijd geen excuus zijn om niets te
doen. Ongetwijfeld kunnen we het beter doen dan nu.’
Daarmee moesten we het stellen. Terwijl je op zo’n moment
van iemand met zijn geloofwaardige uitstraling en unieke verbale kracht zou
verwachten, of noem het: hopen, dat hij een aanpassing zou eisen van de Second Amendment en dat de vrije wapenverkoop aan
banden zou worden gelegd. Wat Obama heeft gedaan, is het equivalent van tegen
je kind zeggen dat hij iets nooit meer mag doen, of anders…, zonder die
“of anders” vervolgens klaar en duidelijk te omschrijven. Die vaagheid
en onduidelijkheid maakt het zijn tegenstanders makkelijk om het Vlaamse
spreekwoord ‘Ze dronken nog een glas, ze deden nog een plas en alles bleef
zoals het was’ in de Amerikaanse praktijk om te zetten. Jammer, doodjammer. Een
historische kans gemist.
Niet dat een straffere houding van Obama er onmiddellijk voor gezorgd zou hebben dat de wapenverkoop beter zou worden geregeld; er is nu eenmaal de vervelende meerderheid van die andere partij. Een strengere wetgeving ligt allesbehalve voor de hand. Maar je moet als president en als weldenkend mens durven ingaan tegen deze logica. Het grote publiek verwacht dat hij een moreel kompas voor hen is. Dat kompas wijst vandaag in verschillende windrichtingen.
Door de weifelende houding van Obama en zijn entourage
dreigt de National Rifle Association, NRA, het momentum nu aan te grijpen om
net het tegenovergestelde te bewerkstelligen. De eerste reactie van de NRA na
de bloederige doortocht van Adam Lanza op de Sandy Hook Elementary School in
Newtown, Connecticut, was: ‘No comment’. Een week na de feiten is er wel een
standpunt bekendgemaakt. Hou u vast: ‘The only thing that stops a bad guy with
a gun is a good guy with a gun.’
Het doel van de wapenlobby is duidelijk: nóg meer wapens
verkopen. Het gevolg zal zijn: nóg meer Newtown-achtige drama’s. Tijd om daar
een welgemeende ‘Yes, we can’ tegenover te zetten en het omgekeerde van wat de
moordindustrie wil in waterdichte wetten proberen te gieten, meneer de
president. Dan mag je wat mij betreft nu al op de shortlist staan voor ‘Person
of the Year’ van 2013.