Het 35ste studio-album van Van Morrison liet een tijdje op
zich wachten. Vier jaar na het middelmatige en vooral weinig geïnspireerde Keep It Simple is er nu Born To Sing: No Plan B. Tussendoor
maakte Van the Man nog wel de ronduit fantastische live-cd Astral Weeks: Live at the Hollywood Bowl, met daarop de integrale
live-uitvoering van zijn legendarische tweede solo-elpee uit 1968, met de
muzikanten van toen (voor zover nog in leven, uiteraard).
Morrison heeft nooit echt slechte platen gemaakt, maar de
laatste kwarteeuw waren het toch vooral doorslagjes van ouder werk, zo
herkenbaar dat je je telkens afvroeg: waar ken ik dit ook alweer van?! Ook Born To Sing: No Plan B is zeker geen
meesterwerk à la Common One of No Guru, No Method, No Teacher, maar je
hebt gelukkig wel de hele tijd het gevoel dat de Ierse bard zich weer helemaal
gééft en bij de les blijft.
Morrison maakt nog altijd muziek die in geen enkel vakje
thuishoort: hij laat zich flink inspireren door de blues, heeft veel naar jazz
geluisterd, is niet vies van een streepje rock, maar bovenal blijft het altijd
Van Morrison-muziek, met als voornaamste instrumenten piano, sax en die
verrukkelijke stem, die nog altijd in staat is om koude winteravonden onder te
dompelen in een warme gloed.
Opener Open the Door
(To Your Heart), ook de eerste single, is een lichtvoetige, poppy song, met
een cynische tekst. Want dat valt op bij Van Morrison anno 2012: de lyrics zijn
een pak harder en minder gesloten dan in het verleden. De economische crisis
heeft hem geraakt. Het kapitalisme, de hebzucht, het egoïsme en de domheid van de
mens krijgen ervan langs. ‘Money doesn’t make you fulfilled / Money’s just to
pay the bills / It’s need not greed / Open the door to your heart’ klinkt het
in niet mis te verstane termen. In End of
the Rainbow wordt dat: ‘So much for capitalism, so much for materialism /
Every penny now has got to be earned’. In Educating
Archie zingt hij: ‘You’re a slave to the capitalist system / Which is ruled
by the global elite / What happened to, the individual / What happened to, the
working class white’. En in If In Money
We Trust vraagt hij zich waar God is gebleven nu de mensheid hoofdzakelijk
in geld geïnteresseerd is en zijn vertrouwen meer stelt in een bankbiljet dan
in een opperwezen.
Een plaat met een boodschap, dus. Maar de muziek blijft zeer
herkenbaar. Rechttoe rechtaan blues krijg je in de afsluitende tracks Pagan Heart en Educating Archie. Uitgesproken jazzy klinken Close Enough For Jazz (een nummer dat hij al jaren live bracht, als
instrumental, en dat nu een speelse tekst heeft gekregen) en If In Money We Trust. De esoterische,
moeilijk toegankelijke Morrison geeft dan weer present in End of the Rainbow en Retreat
and View. Het sleutelnummer van Born
to Sing is echter Goin’ Down To Monte
Carlo, het soort zweverige, lang uitgesponnen, muzikaal bijzonder rijke
ballad waarop Morrison het patent heeft.
Kortom, voor elke Morrison-fan wat wils, geen opzienbarende
cd, maar toch één met veel lichtpunten. De artiest staat met zijn twee voeten
in de hedendaagse wereld, schreeuwt van zich af en schuwt elke vorm van
vrijblijvendheid. Een cd waar je kunt naar blijven luisteren: dat was al
geleden van eind jaren negentig, met het
drieluik The Healing Game, The Philosopher’s Stone (een verzameling
outtakes van vorige elpees) en Back on Top. Welkom in de 21ste eeuw,
Van!