Als u niet van karaktermoorden houdt, raad ik
u aan de volgende paragrafen over te slaan. Begin dan met lezen onder de drie
sterretjes.
***
Nee, niet deze drie sterretjes, de volgende,
want hier begint die karaktermoord pas.
Was het nu ’96, ’97 of ’98? Dat ben ik rats
vergeten. Wat ik me nog wel als de dag van gisteren herinner: ik stond op de
tweede verdieping van het spuuglelijke betonnen gedrocht aan de Reyerslaan 52
te wachten op een lift die maar niet kwam, zoals honderden medewerkers van de
openbare omroep elke dag een flink deel van hun kostbare werktijd verprutsen
door te wachten op een lift die maar niet komt.
Zeggen dat ik stond te schilderen zou de
waarheid oneer aandoen zijn, want schilderen is een veel te nuttige bezigheid
in vergelijking met liftwachten. Ik kreeg het gezelschap
van een gedrongen mannetje met een onafgewerkt ogende snor. Vriendelijk knikte
ik goedendag en murmelde iets in de trant van ‘Het zou nog even kunnen duren,
vrees ik’. Het mannetje monsterde mij even van kop tot teen, zei niets en keek
dan nors naar de vloer, een beetje zoals genodigden in een voetballoge
neerkijken op het plebs onder hen. Een loge, de loge, ach, wat is het verschil
soms nog?
Mijn eerste kortbij-ontmoeting met de
eerbiedwaardige politieke journalist Siegfried Bracke, notoir logebroeder,
maker van bijzonder begrijpelijke en in een feilloos dribbelend Nederlands
verpakte journaalitems over de moeilijkere onderwerpen des Politieke Levens,
gevatte interviewer, linkse tiep, dacht ik, iemand waar ik wel naar opkeek,
eigenlijk. Behalve dan aan die lift, omdat hij nu eenmaal een paar koppen
kleiner was dan ik. En hooghartig bleek.
Later maakten we allebei carrière, ieder aan
een kant van de liften. Ik werd eindredacteur en daarna hoofdredacteur op de
tv-sportredactie, hij werd baas van de politieke verslaggeving en daarna van de
duiding. De heer Bracke heeft de moeilijkere onderwerpen des Politieke Levens
teruggebracht op mensenmaat: verstaanbaar en hapklaar. Hulde daarvoor. Maar hij
is tegelijkertijd verantwoordelijk voor de verkleutering van het politieke
interview. Wie promoveerde Freya Van den Bossche Valère Descherp-gewijs tot the next big thing in de Vlaamse
politiek en degradeerde haar zo in één beweging tot hersenloze babe: Bracke! Wie heeft er onrechtstreeks voor gezorgd dat de
heren Leterme en Vande Lanotte met een opgeplakte baard onnozel deden in de
travestieshow van Debbie & Nancy? Bracke! Wie zorgde er vanop afstand voor
dat de N-VA-voorzitter wekenlang mocht uitblinken in een populaire tv-quiz?
Bracke! Wie gaf de aanzet tot het in formats, subformats en geformatteerde onderdelen van die formats gieten van zowat alle tv-programma’s waar een beetje bij nagedacht moet worden? Bracke!
Ik hou niet van het mannetje en zijn
logemaniertjes, al zou ik hem – gesteld dat ik in de teletijdmachine
verkeerdelijk zou worden terug gekatapulteerd naar die dag en die lift, maar
wetende wat ik nu weet – nog altijd vriendelijk een goedendag wensen. Dag,
meneer Bracke. Hoe gaat het met u? Het zou nog even kunnen duren, vrees ik.
***
Als die vorige besnorde Kamervoorzitter al
eens een gekleurde mening uitte, stond de hele Vlaams-nationalistische
delegatie in het federale parlement op haar achterste poten, en terecht. De
voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers moet zich zo neutraal
mogelijk opstellen, moustache netjes gekamd, dat wel, maar voor de rest vooral
niet opvallend.
Blijkbaar zit er iets in die snorren, een kriebelend insect of zo, want ook
de huidige ‘eerste burger van het land’, de reeds genoemde en geportretteerde
heer Bracke, laat zich in zijn eerste half jaar op die troon elke week wel
betrappen op een mondeling opiniestuk.
Deze week was het weer raak. Heer Bracke mocht
zowel in Knack als in De Morgen zijn ex-werkgever kapittelen.
Excuus, schrap die ‘ex’ maar, want om carrière te kunnen maken aan de andere
kant van de barrière, mocht hij ‘politiek verlof’ nemen, zodat hij in geval van
mislukking nog altijd kan terugkeren naar het Huis van Vertrouwen. Veilig zat,
toch, zo’n politieke move? Niet
alleen luie werklozen hebben een vangnet, hoor, ook luid roepende, vuil
spuitende politici. Alleen weten de meeste brave burgers dat niet. (Ze weten evenmin dat de meeste werklozen niet echt lui zijn.)
Volgens heer Bracke bestaat er een lijst met
honderden namen van VRT-medewerkers die niet meer renderen. Hij had dat, zo
beweerde ie, vernomen in de coulissen, waar hij nog wel eens durft te vertoeven.
Hij vertelde er niet bij of het de coulissen van de VRT dan wel die van de loge
waren. De vakbonden ontkenden dadelijk het bestaan van die ‘zwarte lijst’, op
Facebook werd semi-spontaan de groep ‘Wij willen dat Siegfried Bracke ontslag
neemt als personeelslid van de VRT’ gestart. Op dit eigenste ogenblik zijn er
al 1.276 leden.
Nee, ik niet, trouwe lezers weten dat ik het
gezegde van Groucho Marx huldig dat ik geen lid wil worden van een club die mij
aanvaardt als lid. Bovendien hou ik niet van goedkope stemmingmakerij. Maar ik
vind wel dat Bracke best ontslag neemt. Mocht ik hem aan de lift tegenkomen, ik
zou zeggen: ‘Heer Bracke, u heeft drie maanden geleden uw tweeënzestigste
verjaardag gevierd, de volgende verkiezingen komen er pas over vier jaar aan,
dan bent u officieel met pensioen, zou u niet beter de eer aan uzelf houden als
u die hele VRT zo slecht geleid en zo ondermaats presterend vindt?’
De formulering zou zelfs nog iets langer
kunnen zijn, tijd zat immers aan die liften. Wie zo’n gebrek aan loyaliteit
tegenover zijn broodheer etaleert moet eruit of moet zelf opstappen, zo
eenvoudig is dat voor mij.
***
Heer Bracke is er ondertussen wel in geslaagd
om een zoveelste publiek debat over de werking van de openbare omroep op gang
te brengen. Dat is op zich niet slecht – hoe ons belastinggeld besteed wordt
mag best kritisch bekeken worden, zelf draai ik ook elke euro om alvorens ik
hem uitgeef aan iets volstrekt nutteloos, maar dat gaat u verder niet aan! – en
de VRT veegt die goedbedoelde opmerkingen best niet onmiddellijk onder het
kamerbreed tapijt van het kantoor van de gedelegeerd bestuurder.
Ja, er liepen destijds al heel wat slecht
presterende medewerkers rond op de Reyerslaan 52. Je herkende hen aan hun
gelukzalige glimlach wanneer die liften weer ergens op een hoge verdieping
bleven hangen, dat scheelde wat werktijd. Ja, ik heb in mijn tien jaar in dat
Huis heel wat mensen fluks achter hun computer zien duiken wanneer je hun bureau
passeerde in de gangen, angstig dat ze waren dat iemand hen nog zou opmerken in
hun schuilhol. Ja, het zou kunnen dat er een lijst bestaat van medewerkers die
een negatieve evaluatie hebben gekregen, maar die omwille van hun vaste
benoeming met geen stokken buiten te krijgen zijn.
Maar dat bestaat overal. Hoe groter het
bedrijf, hoe groter het aantal underachievers.
Dat is een statistische wetmatigheid. Waarom wordt dat alleen voor een
(semi-)overheidsbedrijf zo uitgelicht? Als losse medewerker heb ik heel wat zondagochtenden
binnensmonds gevloekt omdat ik vol goede ideeën zat voor een fijne reportage in
Sportweekend – ik had er speciaal in
het gat van de nacht passende muziek voor uitgezocht, verdorie! – en ik in de
montagecel merkte dat men mij een onbekwame monteur had toegewezen, zo eentje die
nog zijn zaterdagse kleren aanhad, stinkend naar drank en sigaretten, dédain
voor Meneertje de Sportjournalist uitstralend. Maar ik heb ook veelvuldig gejuicht
omdat ik mocht samenwerken met vingervlugge, mee-denkende monteurs die mijn
muzikale inbreng wel konden verwerken in een dynamisch stukje televisie waar ik
achteraf een schouderklopje voor kreeg.
Wat ik wil zeggen: in de privé beantwoordt de gemiddelde medewerker netjes aan de vooropgestelde kwaliteitsnormen, bij de VRT lopen er
tussen die veel hoger of veel lager scoren dan die normen. Dat laatste weten ze
onder die toren ook wel, maar dat kan je niet in één-twee-drie oplossen. Ik
weiger echter mee te spelen in dit spelletje ‘Kind met het badwater weggooien’.
Dat hebben al die capabele, hardwerkende, oprecht het grote publiek dienende
medewerkers niet verdiend, verdomme.
***
Rancune is een slechte raadgever. De man die
jarenlang in strikte anonimiteit hand- en spandiensten leverde aan de Vlaamse sociaal-democratische
partij en die op een zijspoor dreigde te belanden in het instituut dat hij met
steun van zijn logebroeders stapsgewijs wilde veroveren tot hij er op de allerhoogste
troon zat, toont dat elke dag opnieuw, door de grofgebekte eerste criticus te
zijn van sp.a en PS, én de werkgever die hem toestond politiek verlof te nemen waardoor ie nu op een andere troon kon plaatsnemen.
Zielig schouwspel. Nogal eerloos. Vraag is of
zo iemand wel in staat is om de eer aan zichzelf te houden.