Ik ben een no-lifer,
beste lezer. Bijna zesenvijftig jaar lang heb ik vruchteloos gezocht naar een
etiket dat ik op mezelf kon kleven, maar nu weet ik het, met dank aan een
onnozele uitsmijter van flapuit Rani De Coninck in een speciale Blokken­-aflevering voor Music For Life.
‘Een twitteraar is een no-lifer’, zei mevrouw de presentatrice, na een vraag waarop het antwoord ‘Twitter’ was. ‘Ik denk altijd
maar: lees nen boek’, repliceerde Ben
Crabbé.

Ja, u leest dat goed, de presentatrice van
hoogstaande intellectuele programma’s als De
Parenclub
en De Waarzeggers, die
naar eigen zeggen niet actief is op de sociale media, vindt al dat getwitter en gefacebook tijdverlies. De presentator van de tv-versie van Tetris,
wiens gezicht ook op de cover staat van het filosofisch traktaat 10.000 vragen uit 20 jaar Blokken,
propageert het lezen van boeken. Dat laatste vind ik overigens een gezond
alternatief voor het kijken naar domme tv-programma’s, vooral tussen zes en zeven
en zolang het licht niet uitgaat in die ons lang geleden beloofde black-out.
(Toffe tiep, overigens, die Crabbé, begenadigde reportagemaker ook, wat we dezer
weken elke maandagavond op Canvas mogen bewonderen in Karakters.)

Mogelijk ligt het aan het feit dat ik acht
kilo vermagerd ben en mijn riem onvoldoende aanspant, maar mijn broek zakte
weer eens af. Gelukkig overkomt me dat meestal in huiselijke kring en worden er
geen selfies of andere foto’s van verspreid op no-lifers-media. Ik verzeker u, ’t is
geen zicht.

Waar bemoeien mensen zich mee? Waarom flappen
BV’s er eender wat uit en wordt dat vervolgens op respectabele nieuwssites als
interessant weetje verpakt, waarna een lullige uitspraak een eigen kutleven
gaat leiden? Waarom schenken we überhaupt aandacht aan meninkjes van no-brainers? (Ik weet het: dat is ook
een verschrikkelijk vooroordeel, want ik weet dat namelijk niet, dat mevrouw De
Coninck geen hersenen zou hebben.)

Klinkt hard? Bedenk dan maar dat no-lifers
altijd in 140 tekens en sloganeske taal denken. Ik kijk niet naar de
programma’s van De Coninck, ik kijk bijna nooit naar Blokken, geeft dat mij het recht om die kijkers randdebielen te
noemen?

Zit ik te vaak op Twitter? Zou best kunnen, ik
maak me zelf soms die bedenking. Elke dag eigenlijk. Ben ik daarom een
no-lifer? Neen, want ik lees nog altijd veel boeken en luister naar muziek en schrijf
teksten voor mezelf en anderen en ga naar concerten, theatervoorstellingen en
tentoonstellingen en vermoed dat ik dat vaker doe dan Rani en Ben tezamen, en
zelfs als dat laatste niet zo is, so what?!

***

John Cale zat in Reyers Laat. John Cale is een van mijn muzikale helden. Over
tweeënhalve maand wordt de Welshman 73. Werkte mee aan de eerste twee platen
van de Velvet Underground, een groep die we nu legendarisch en invloedrijk
noemen, maar die in haar tijd de platen niet eens aan de New Yorkse straatstenen kwijt
raakte.

Als we ’s mans leven overschouwen zat hij niet
eens zeven procent van zijn bijna 73 jaren bij de Velvet. Als we zijn œuvre
overlopen beslaat de Velvet-periode amper 8 procent van zijn productie. En toch
ging het de helft van de tijd over Andy Warhol, de Velvet Underground en Lou
Reed, de poëet van het alledaagse en allenachtse
New York, waarmee Cale een haat/liefde-verhouding had. Hij bewonderde de
dichter in Reed en vocht tegelijkertijd menige ruzie uit omwille van muzikale
meningsverschillen. Of om een lief dat ze van elkaar afpakten.

‘Lou was niet de baas’, prevelde Cale
verveeld, na een onderonsje tussen Lieven Van Gils en andere gast Joost
Zwagerman, een kenner van Americana en Andy Warhol. Wie die eerste platen van
de Velvet intensief beluistert weet dat: de duistere, hoekige, tegenspartelende viola
van John Cale is even dominant aanwezig als de gitaar en de basstem van Lou
Reed. Ere wie ere toekomt. Velvet Underground was een Groep, geen
eenmansproject.

Er valt zoveel meer over Cale te vertellen dan
over die handvol jaren in de New Yorkse ondergrondse muziekscène. Dat hij tijdens
de woelige en door drank en drugs bezoedelde jaren zeventig levende kippen de
strot afbeet op het podium, bijvoorbeeld. Dat hij samenwerkte met grote namen
als Phil Manzanera, Robert Wyatt en Mike Oldfield. Of dat hij de debuutplaten
van Patti Smith, The Stooges en Jonathan Richman and his Modern Lovers
produceerde. Dat hij Heartbreak Hotel van
Elvis Presley binnenstebuiten keerde en er een hartverscheurende versie van
maakte. Dat hij aan de universiteit van Antwerpen een eredoctoraat ontving voor
zijn ‘invloedrijk en grensverleggend werk in de eigentijdse muziek’.

Cale staat bekend als een nukkige man,
moeilijk te interviewen, gesloten, allesbehalve praatziek. Ik kan me
voorstellen dat je zo wordt als je zesenveertig jaar na het afsluiten van het
hoofdstuk Velvet Underground nog altijd vragen krijgt voorgeschoteld over die
periode en verondersteld wordt om domweg ja te knikken op de vraag of Lou Reed een
genie was.

Er zijn nog tickets voor een uniek concert dat
Cale zaterdag 20 december geeft in een vredestent in Mesen, waar hij een
persoonlijke evocatie van de waanzin van de Eerste Wereldoorlog geeft en een
nieuwe interpretatie van zijn meesterwerk Paris
1919
uit 1973, zo kwamen we nog te weten. Doe er uw voordeel mee. Of
luister naar een van de talrijke parels uit zijn solocarrière. Of lees een goed
boek.

***

No-lifers: get a life!