Precies veertig jaar geleden werd het muffe
Eurovisiesongfestival – het jaarlijkse festijn van de wansmaak waarin kleffe
ballades en halfslachtige uptempo-songs
elkaar afwisselen – opgeschrikt en opgeschud door twee Zweedse koppels.
Agnetha, Björn, Benny en Frida, die we verder omwille van het acroniem dan maar
Anni Frid zullen noemen, om hen ging het. Heren met halflange haren en op plateauzolen, een sexy brunette en een wulpse blondine (voor de petite histoire, mijn favoriete was de
blonde).
Abba, Waterloo, voor
de wereldvreemden onder u. Het was het begin van een grote commerciële
carrière, want de voorgaande singles, Ring
Ring en People Need Love, waren
slechts bescheiden succesjes. In oktober 2005 werd Waterloo uitgeroepen tot allerbeste Eurovisiesong-song ooit. Bij
gebrek aan alternatieven, wellicht.
Abba triomfeerde in de Brighton Dome, een grote
evenementenhal die er aan de buitenkant uitziet als een Indisch paleis en die aan
de binnenkant veel art deco-elementen bevat. Geen anonieme, spuuglelijke betonnen
expohal, dus, zoals gebruikelijk. Ik durf het u zeggen omdat ik twee weken
geleden in Brighton ben geweest, het Oostende voor de Britten, hun favoriete
kustplaats in het zuiden, waar een microklimaat heerst en je hier en daar zelfs
een palmboom tussen de struiken ziet opdoemen.
Pronkstuk van deze relatief kleine stad, met zijn amper 160.000
inwoners, is het Royal Pavilion, een landhuis dat eind achttiende eeuw in
handen kwam van de toenmalige prins van Wales, George, die enkele jaren later
koning George IV van Groot-Brittannië zou worden. George gebruikte het huis als
buitenverblijf, onder meer om er zijn maîtresse te entertainen. Maar in al zijn
pronkzucht liet hij het al snel ombouwen tot een paleis waar Indische en Europese
stijlelementen elkaar verdrongen. U zocht overdaad? U heeft het gevonden!
Onze gids, de overigens zeer bevallige blondine Jody East
(maar dit uiteraard geheel terzijde en puur om u volledige informatie te bieden),
wees ons, leden van een groep journalisten die waren uitgenodigd op een
perstrip naar Zuid-Oost-Engeland, erop dat koningin Victoria, één van de
opvolgsters van George IV, dat decadente gebouw met zijn exuberante eetkamer en
die over the top muziekzaal liever
kwijt dan rijk was (om precies te zijn zei Jody: ‘She hated it!’). Victoria
plunderde de inhoud en verkocht het gebouw voor welgeteld 53.000 pond aan de
stad Brighton. Koopje. Vandaag is het Royal Pavilion één van de voornaamste toeristische
attracties in het Verenigd Koninkrijk. KOOPJE!
Logeren deden we die nacht in The Grand, een grondig
gerestaureerd Victoriaans hotel met zicht op zee. Ik kreeg er kamer 523
toegewezen, een uit de kluiten gewassen suite-achtige ruimte. En ik dook
spontaan dertig jaar terug in de tijd, omdat ik me bewust was van het
historische belang van deze plek. In de nacht van 11 op 12 oktober 1984, om zes
voor drie ’s nachts, scheurde een zware bomontploffing het prachtige gebouw
doormidden. Vijf aanwezigen overleefden de aanslag niet, maar het doelwit, de
door velen gehate Britse premier Margaret Thatcher, liep niet eens een
schrammetje op. Zelfs haar legendarische zelfvertrouwen was niet gedeukt. ’s Anderendaags was ze combattiever dan ooit op het partijcongres van de Conservative Party.
De dader, Patrick Magee, lid van het Provisional IRA, laten
we zeggen: een nog fanatiekere versie van de Irish Republican Army, had zich
enkele dagen voordien onder een schuilnaam ingecheckt in kamer 629. Een dertien
kilogram wegende bom was zowat zijn enige bagage.
629. 523. Het voelde even alsof Magee zich boven mijn hoofd
bevond en opnieuw die bom onder de badkuip monteerde.
Ondanks de vijf dodelijke slachtoffers werd in de nadagen
van de aanslag door sommigen vooral met diepe teleurstelling gereageerd.
Thatcher was geliefd bij conservatieve Britten en diep gehaat door al wie maar
enigszins bij links aanleunde. De mijnstakingen waren volop bezig, Britten
werden haast gedwongen om een kant te kiezen. En dus zei Morrissey, toen nog zanger van The Smiths, iets heel stouts over hoe jammer het was dat de Iron Lady de
aanslag op haar leven had overleefd. Andere postpunkbands ‘herdachten’ de
infame datum later op hún manier. Met Thatcher was er geen gulden middenweg: je
was voor of tegen haar.
Ik vind dat je moordaanslagen, ook al is het op leden van
een politieke groep die helemaal anders denkt over de samenleving dan jijzelf,
nooit mag goedkeuren. Niet a priori. Niet a posteriori. Die gedachte overviel
me ook heel even toen ik vanuit room 523
naar de kalme avondzee keek. Als ik hier op 12 oktober had gezeten, was ik nu
flink dooreengeschud. Of erger.
In werkelijkheid vond ik het destijds ook jammer dat
Thatcher de aanslag had overleefd. Ik haatte haar, net als haar Amerikaanse
cowboy-collega Ronald R., wilde niks te maken hebben met die ultrarechtse
politieke doctrine en die economische gigacadeaus aan de superrijken (waar we
tot op de dag van vandaag de gevolgen van dragen, trouwens). Ik had haar zo’n Waterloo op dat moment wel gegund.
Vergeef het mij.
(We maakten deze
perstrip met de auto en met de ferry van Duinkerke naar Dover. DFDS Seaways
voorziet een tiental overzetten per dag, vanuit Duinkerke en Calais. Info: www.dfdsseaways.com)