De radio bestaat 100 jaar en dat wordt vandaag gevierd met
een feestelijke bijeenkomst in het Flageygebouw, dat briljant staaltje van
stedelijke architectuur in Elsene dat ooit de bakermat was van de radio zoals oudere
jongeren als ik die nog kennen en waar ook de Vlaamse televisie oorspronkelijk
haar bescheiden studio’s had. Alle mediahuizen doen vrolijk mee: de VRT,
Medialaan en Nostalgia. Pax radio!
Dat de exacte feestdatum eigenlijk 28 maart is, is slechts
een voetnoot in de geschiedenis. Op die dag in 1914 werd er vanuit het
Koninklijk Paleis in Laken een aria uit Tosca opgevoerd ter ere van koningin Elisabeth en
voor niet meer dan zesentwintig luisteraars. Piep-tuut-krak en tussendoor wat
herkenbare muzieknoten, maar ze waren wel rechtstreeks in de ether. Vandaag
luisteren er elke dag meer dan vier miljoen Vlamingen naar dat medium dat
zestig jaar geleden nog ten dode leek opgeschreven door de komst van de
televisie en dat ook nu onder druk staat van eigentijdse media, maar dat
ondanks alles flink standhoudt.
Afgelopen zaterdag publiceerde ik in het weekendkatern ‘Goed
Weekend’ van Het Laatste Nieuws een
stuk over honderd jaar radio. Ik sprak met Lutgart Simoens (85), Zaki (bijna
69) en Sven Ornelis (40), coryfeeën uit verschillende tijdperken. En kijk eens:
in de Top 10 van ‘beste radiofiguren’ van de voorbije decennia staat Simoens op
één, Ornelis op twee en Zaki op negen.
‘Radio zal altijd blijven bestaan’, daar waren mijn drie
gesprekspartners het over eens. ‘Ik noem dat mijn groot pensioen: de warmte van
de luisteraars die ik 42 jaar lang heb mogen ondervinden,’ zei Lutgart Simoens
onder meer. Zaki was vol lof over de actuele manier van radio-maken in
Vlaanderen. ‘Dat is van hoogstaande kwaliteit. Ik word geamuseerd, verrast,
wakker geschud.’ En Sven Ornelis, die zelf ook heel actief is op Twitter &
co, had het over de interactie met de luisteraars. ‘Radio is in constant
gesprek met de maatschappij en dat vind ik superboeiend.’
Radio evolueert, maar blijft wel herkenbaar. Het bakje waar
het geluid uitkomt is dan wel compleet van uitzicht veranderd in de loop van de
jaren en er is nu ook, dank zij de sociale media, veel meer tweerichtingsverkeer,
maar in wezen blijft radio dat warme medium dat heel snel informeert,
entertaint en begeleidt. Voor de ene is radio een fundamentele bron van
informatie, voor de andere een gratis jukebox, voor een derde niet meer dan
behang. Maar voor alle soorten luisteraars behoudt radio, ondanks alle
‘concurrentie’, iets unieks. Je kan haast niet zonder. Zaki zei dat heel mooi:
‘Radio wandelt met mij door het leven’. Al ben ik niet zo fanatiek als hij om
ook onder de douche te blijven luisteren. Op de radio zegt een door een mooie stem uitgesproken woord meer dan duizend beelden. Meer nog: je ziet duizend beelden.
Dank zij de radio leerde ik rockmuziek kennen. Ik ben er
Zaki, Wiet Van Broeckhoven, Rik Moens, Paul Verbrugghe en de producers Etienne
Smet en Rudi Sinia eeuwig dankbaar voor. Dank zij de radio werd mijn goesting om iets in de media te gaan
doen aangewakkerd (al was de tv daar nog iets dwingender in, moet ik toegeven).
Dank zij de radio heb ik mijn eerste amateuristische stappen in de
journalistiek gezet.
Het was najaar 1982, ik was net afgestudeerd en vol wilde
plannen, en diende mij aan bij de Antwerpse lokale radio FM 2000. Wist ik veel
dat ze me bijna letterlijk onmiddellijk een microfoon voor de neus zouden
duwen! Een fijne leerschool, ook al verdiende ik er geen cent aan. Al snel werd
ik er gebombardeerd tot ‘directeur woordprogramma’s’ (klinkt mooi, maar: onbezoldigd!),
secretaris van de raad van bestuur en manusje-van-alles. Ik presenteerde twee
keer per dag het nieuws, meestal een selectie van wat de radio net tevoren had
gebracht (ik beken!), soms ook eigen nieuwsgaring. We waren aanwezig op de
grote rakettenbetoging van 1983. In die gsm-loze tijden moest ik voor een
verslagje om het uur van de plek waar de betoging zich bevond naar Brussel Noord hollen, in de hoop dat daar een
telefooncabine vrij was. Met mijn bescheiden platencollectie viel ik ook geregeld
in om het ochtendprogramma te presenteren.
Ik woonde toen nog bij mijn ouders in Merksem. Tijdens de
septemberstakingen van najaar 1983 had mijn dagindeling iets absurds. Dat ging
zo: ik stapte drie kwartier te voet van bij mij thuis naar de redactie op de
Meir (chique buurt, het volledige jaarbudget was er door de stichters dan ook
snel doorgejaagd met de organisatie van de openingsreceptie en het betalen van
de huur), presenteerde het nieuws van half twee, wandelde terug naar het
stempellokaal, om dan het omgekeerde parcours af te leggen voor het avondnieuws
van half zeven. Daarna volgde een laatste fikse wandeling en het avondeten.
Drie uur te voet voor een paar minuten ether. Eeuwige roem vereist nu eenmaal een
inspanning.
Als je er vandaag over nadenkt, ben ik geneigd mezelf knettergek
te verklaren. Maar daar en dan ligt wel de oorsprong van wat ik later een
carrière in de journalistiek heb mogen noemen. Je ergens vrijwillig voor
inzetten, omdat je dat graag doet én omdat je dat ook wel belangrijk en sociaal
relevant vindt, dat heeft heus wel iets. Mensen zouden dat vaker moeten doen.
Ik mis namen als Piet Theys en Julien Put in het lijstje met
bekwaamste radiofiguren en bij de ‘beste radioprogramma’s’ zou ik ook Het Vermoeden en De taalstrijd durven zetten, maar in tegenstelling tot de meeste
Top-lijsten, die uitblinken in een gebrek aan historische kennis en die onveranderlijk
te veel nadruk leggen op de jongste twee decennia, hebben de zestienhonderd
deelnemers van de VRT-enquête wel oog en vooral oor gehad voor de radiogeschiedenis vanaf de jaren zestig.
‘Radio is a sound salvation / Radio is cleaning up the
nation’ zong Elvis Costello al in Radio
Radio (een bitterzoet refrein, maar voor de rest een sarcastische tekst als aanklacht tegen commercialisering). ‘We’ll lie down on the bed, lay back our heads / Smoke another
cigarette / And listen to the radio’ klonk het bij Tom Robinson. The Selecter
was iets kritischer: ‘It’s just the same old show on my radio’, maar dat was dan ook een maffe bende.
Hip hip hoeradio!
@Koen Fillet. Bedankt voor je reactie. Je hebt natuurlijk overschot van gelijk. Het refrein van ‘Radio Radio’ klinkt bitterzoet, maar de rest van de tekst is ronduit sarcastisch. Ik heb mijn tekst dan ook een klein beetje aangepast.
Wat betreft “Radio Radio” van Elvis Costello toch nog dit. Dat was niet echt een ode aan de radio. “The song is a protest song concerning the commercialisation of radio broadcasts and the power wielded by the recording studios and radio companies who decided what songs were heard over the airwaves”