Heeft u ooit al van de marathon van Oostende
gehoord? Ik tot gisteren om een uur of twee ook niet. Toen viel een nazomers
uitstapje naar de Belgische/Vlaamse/Wereldkust, en dan meer bepaald de
koningin/presidente der badsteden, in de Noordzee/Mer du Nord omdat er nergens
parkeerplaats te vinden was. Kom je als Antwerpenaar eens op de Parking, blijkt
ook dat laatste een leugentje te zijn, wegens ‘Vol’. Aangegeven in knalrode
letters. Vol is vol.
Het was vervelend voor onze geplande
activiteit, maar goed voor mijn aardrijkskundige kennis. Zo leerde ik dat
Oostende ongeveer halfweg onze kustlijn ligt en dat je een afstand van 31
kilometer niet in een half uur overbrugt. Gelukkig wachtte aan het eind van de
rit de beloning in de vorm van twee bollen roomijs van de Glacier de la Poste
in Knokke. Onderweg kon ik dan totaal onverwacht toch nog het WK wielrennen op de weg en AA
Gent-Lokeren op de radio volgen.
Prima verslaggevers bij Sporza Radio, daar
niet van, maar op de duur kwam de beeldspraak mijn oren uit. Wijlen Jan Wauters
gebruikte ook soms metaforen om situaties te schetsen of om net na een
opwindende spelfase terug te blikken op wat hij net gezien had (en wij niet).
Dat was pure poëzie, zeker als je er ook nog dat unieke timbre en die haast
plechtige voordracht gratis en voor niets bij kreeg.
Tegenwoordig zit de beeldspraak al in het
rechtstreekse commentaar bij pregnante fasen in de wedstrijd. Tussen Oostende
en Knokke, op die ellendig lang lijkende kustweg, waar je voortdurend wordt
geconfronteerd met nieuwe snelheidslimieten, van 50 over 70 tot 90 en terug,
kreeg Sporza mij bijna op de kast. Of toch op het dak van de auto, want die
kast is denkbeeldig.
Doelman X “haalde alles uit de kast”
om een bal te pakken. Ik beeldde me in hoe hij, vlak vóór de wedstrijd,
enigszins nerveus omdat de belangen groot waren en de tribunes vol zaten, nog
een keertje checkte of hij wel al het nodige uit zijn locker had gehaald: een paar keepershandschoenen,
scheenbeenbeschermers, enkelverband, veiligheidstape voor rond zijn vingerkootjes,
een petje tegen de laaghangende septemberzon, voetbalschoenen, het zakje met de
reservehandschoenen en het flesje water. Dat was voor mij ‘alles uit de kast
halen’. Bleek het in werkelijkheid om een uitstekende redding tijdens de
wedstrijd te gaan.
Even later werd er medegedeeld dat er veel
‘afval in het spel’ van ploeg A zat. Opnieuw ging mijn fantasie met me aan de
haal. Ik zag een volgepropte vuilniszak voor me, die al een beetje begon te
stinken door de restanten van dat stoofvlees dat al een eind voorbij datum
bleek te zijn, en de vuilkar zou pas vier dagen later passeren. Wat nu gedaan
met dat afval? In sportjargon betekent ‘afval’ dat er niet goed gespeeld wordt,
dat de bal vaak verloren wordt aan de tegenstander, dat de passen en voorzetten
niet aankomen.
Maar goed, ploeg A wist intussen al dat het
‘het geweer van schouder moest veranderen’. Voetbal in een oervlaamse stad in
het jaar 2014 en toch kwam de Eerste Wereldoorlog ook even piepen. In zijn
sjofel uniform verplaatste de soldaat zijn versleten schiettuig van zijn
rechter- naar zijn linkerschouder. Oorlogstaal en Voetbal, dat gaat goed samen,
daar houden we van. ‘Voetbal is oorlog’, jazeker meneer Michels, u haalt alweer
uw gelijk. Ploeg A moest dus eigenlijk tactisch bijsturen en anders gaan
spelen.
Er werden verder ook nog ‘hoge horden’
genomen, er stonden spelers te ‘molenwieken’, enfin er gebeurde van alles
binnen de ‘groene rechthoek’, op één ding na: er werd niet meer simpelweg tegen
een bal getrapt. Een doelman redt niet meer spectaculair, hij haalt alles uit
de kast. De middenvelders geven geen slordige passen meer, neen, ze hebben
afval in hun spel. Een andere tactiek toepassen is zó passé, nu moet je het
geweer van schouder veranderen. Ontevreden je armen in de lucht steken doe je
vandaag ook al niet meer: je molenwiekt.
En dan mogen we nog blij zijn dat Franky
Vercauteren uiteindelijk toch niet is teruggekeerd naar de vaderlandse
competitie of we hadden achteraf nog een uitleg over ’te weinig beschikbaarheid’ gekregen ook. Beeldspraak is slechts een hulpmiddel om een toestand visueel te
verduidelijken, bloemrijker voor te stellen dan hij is of te versterken, maar
onze taal is rijk genoeg om er niet constant een loopje mee te moeten nemen.
Gewoon is vaak al gek genoeg.
Als een commentator voortaan alles uit de kast haalt, hoop ik dat daar een boekje ‘Hou het simpel’ tussen ligt.