“De mooiste avonden zijn de homogene,
waarin de gast zich tot één thema beperkt”, had Zomergasten­­-gast Reinbert de Leeuw,
dirigent-pianist-componist-muziekpedagoog, bij het begin van de drie uur
durende live-uitzending gezegd. En hij begon al direct met iets moeilijks: Igor
Stravinsky.

De toon was gezet en even aarzelde ik: zou ik
de rit uitzitten of toch maar naar een dvd of een opname kijken? Ik hou heel
veel van muziek, vele verschillende muziekjes trouwens, maar ik word zelden begeesterd
door wat muzikanten te zeggen hebben, zoals ook een sportman doorgaans niet
uitblinkt in het analyseren van zijn eigen prestaties, maar meestal blijft hangen in
stuntelig geponeerde gemeenplaatsen. Als ik een interview met een favoriete
artiest lees, wil ik toch nog altijd dat er iets van mysterie blijft hangen. Het gaat mij om de muziek, niet om de praatjes eromheen.

Ik dacht: ik geef het een kans. En ik werd
meteen meegezogen in de wereld van een eigenzinnige, koppige man van 75, een
vieve grijsaard die warm, vol gloed en toch zonder stemverheffingen kan
vertellen. ‘Opa vertelt en alle kindjes hangen aan zijn lippen’, dat soort
sfeer ademde dit uit, waarbij ik die ‘opa’ met heel veel respect uit mijn
toetsenbord schud.

Geen clichés bij De Leeuw. Hij sprak even
gedreven over pianist Svjatoslav Richter als over componiste Galina
Oestvolkskaja en ultieme vernieuwer en muzikale beeldenstormer John Cage. Om na
al die als ontoegankelijk bestempelde dwarsliggers te eindigen met pure
schoonheid: de aria ‘Erbarme Dich’ uit de Matthäus-Passion
van Johann Sebastian Bach, een componist die De Leeuw als ‘hemels’ beschouwt,
zonder dat adjectief overigens in de mond te nemen. Bach staat voor het hogere in de
muziek.

Op zondag 10 augustus 2014 was Bach omstreeks kwart
over elf ’s avonds vooral een afscheid in opperste schoonheid, waarbij de
tranen van ontroering niet veraf waren. Mooi dat de regisseur tijdens het
beeldfragment van het optreden van Collegium Vocale Gent onder leiding van Philippe
Herreweghe ook even inzoomde op het ontroerd meeleven door de studiogast, die als
het ware presentator Wilfried de Jong, een zeldzaam empathische interviewer,
een privé-vertoning schonk. Dit was niet gespeeld, geen ingestudeerd toneeltje:
deze man werd één met de muziek. Daar werd ik dan weer even stikjaloers van, dat je dat kan.

In Zomergasten
staat of valt alles met de studiogast, zoveel is duidelijk. Het is een geweldige
format die af en toe de duvel wordt aangedaan door balorige, kribbige of
zelfgenoegzame luitjes die er louter en alleen voor zichzelf zitten. Als alles
goed zit, neemt zo’n gast je mee naar zijn of haar leefwereld en probeert ie je
eigen denk- en leefwereld te verrijken. Reinbert de Leeuw was zo iemand.

“Het gaat niet om de dirigent, het gaat
om de muziek”, was één van de levenswijsheden die De Leeuw zomaar over de
kijker uitstrooide. “Je moet leven alsof er geen eind aan komt”, was
een andere. Uitspraken waar ik even over moest nadenken. Waarna ik stevig van ja
knikte. Hij heeft gelijk. Zo werd dit een tv-avond die je moest beleven alsof er geen einde aan zou komen.

Soms, heel soms, is televisie veel meer dan
dat ordinaire, opdringerige en schreeuwlelijke medium met zijn voorgekauwde,
hapklare brokken nonsens en exuberante zinledigheid. Daar ben ik telkens weer
heel dankbaar om. Zoals gisteravond. Slow
television
, wars van voorspelbare formatjes, grapdwang en onbedoeld
exhibitionisme, waarin een spreker nog de grens durfde trekken tussen privé en
publiek (De Leeuw weigerde over zijn persoonlijke leven te praten), waar je drie uur lang werd ondergedompeld in een warm bad vol intense schoonheid (al moest je die soms tussen de lijnen ontdekken) en waar de
tijd toch voorbij leek te vliegen.

Ik heb me weer voor heel even verzoend met het medium televisie.