Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Woord en wederwoord

Samenleving Posted on za, mei 06, 2017 13:20:00

Stel: ik
kom vannacht thuis na een glorieuze overwinning op de jaarlijkse #twitterquiz
(hou het resultaat van ploeg-De Onbezoldigde Mandaten in het oog!), het regent oude
wijven en ik merk bij het oprijden van mijn oprit het silhouet van een bekend
figuur. Ik herken hem aan het ultrakorte haar, de rijzige gestalte en de doffe
blik in de wat ingezakte ogen. Eerst denk ik nog: een inbreker, een getuige van
Jehova, de nachtburgemeester van het ingeslapen dorp T.? Maar nee, het is wie
ik denk dat het is: een verzopen staatssecretaris, met smekende blik. Wat doet
díe aan mijn voordeur? Hij is tachtig kilometer van huis, kon hij dan niet
aankloppen bij de buren of in een gemeente vlakbij? Ik geef toe: die gedachte
doemt in mijn hoofd op. Ik stap uit, schud hem beleefd de hand en zeg alsnog:
kom binnen. Staat u hier al lang? Ga zitten. Hier, een kopje warme thee, zal u
goed doen. Wat is er gebeurd? Pas dan, na een half uur ontdooiend gesprek, zou
ik durven te vragen: vindt u het niet vreemd dat u in een afgelegen dorp moet
aankloppen om onderdak te krijgen? En… (maar dan moet ik het over politiek
hebben met u, en daar heb ik even geen zin in).

Ik bedoel
maar: een mens in nood laat je niet in de kou staan. Of in de regen. Ook al
geeft ie zelf zelden blijk van mededogen. Is ie stoer op sociale media.
Schoffeert ie al eens een internationale hulporganisatie. Zo’n man laat ik toch
in mijn huis. Dat heet: menselijk zijn. Empathisch vermogen tonen. Moreel overwicht
hebben.

***

Ik weet
niet of hij dinsdag ook in de regen stond te wachten voor een gesloten deur.
Als ik de berichten mag geloven, niet. Werd hij vooraf al verwittigd dat er
studentenprotest was en dat extreemlinkse jongens en meisjes hem wilden
beletten de zaal te betreden. Op de foto te zien, waren ze met een stuk of
dertig, maar ja: als er maar één ingang is, hoef je geen massa te mobiliseren
om iemand tegen te houden. Tien man had al volstaan. Dan blijf je beter weg,
staatssecretaris zijnde. Maar ik weet niet of ik de berichten wel mág geloven:
de ene site had het over ‘debat geannuleerd’, de andere over ‘lezing
geannuleerd’. Er is nochtans een grondig verschil: bij een debat kan de spreker
al op het podium tegengesproken worden, bij een lezing niet. Debat of lezing,
dat is niet hetzelfde als ‘potato’/’potatoe’. Het verschil is visueel merkbaar:
je ziet het aan het aantal figuren dat op een verhoogje staat. Eén = lezing.
Meer = debat.

De rector was
boos. ‘Ik betreur dat het debat met @FranckenTheo geannuleerd werd’, tweette
ze. ‘Vub staat voor vrij onderzoek. Voor woord en wederwoord. Onaanvaardbaar’.
Ha, toch een ‘debat’, dus, al werd die tweet dan weer gepubliceerd op een site
die het over een ‘lezing’ had. Verwarrende tijden in de Vlaamse media.

***

Vrijheid
van meningsuiting, daar ging het in de nasleep over. De staatssecretaris
hekelde de oproerkraaiers, waarop dan weer reacties opdoken van journalisten
die vertelden dat ze tijdens een van zijn vorige lezingen nog vóór aanvang uit
de zaal verwijderd waren. Anderen (velen!) hadden het over zijn gedrag op Twitter,
waar de staatssecretaris zowat iedereen met een ander gedacht afblokt. Nogal
vreemd om het dan zelf over vrijheid van meningsuiting te hebben, maar soit.

Ik ben het
fundamenteel oneens met de actie van die Brusselse studenten. Hoffelijkheid
betekent: luisteren naar wat ie te zeggen heeft en dan kritische vragen stellen
of bedenkingen maken. Of wegblijven, als je écht niet wil horen wat ie te
zeggen heeft. U kent dat aapje wel dat zijn twee oren bedekt houdt. Niet
willen luisteren is één ding. Een ander niet laten spreken is nog van een
andere orde. Het is erger, bedoel ik.

Een man monddood
maken omdat hij volgens jou anderen het spreken belet of niet naar je wil
luisteren, is oliedom en kortzichtig. Als je de staatssecretaris verwijt dat
hij niet luistert naar andere meningen en hem vervolgens belemmert om zijn eigen
mening te geven, dan ben je niet beter dan hij. Dan wórd je hem. Dan zit je op
het niveau van “Hij is begonnen, meester!” In een beschaving als de
onze laat je ook andere meningen dan die van jezelf aan bod komen. Waarna je
kan riposteren. Dat heet debat. Of: lezing, gevolgd door de mogelijkheid om vragen
te stellen.

***

Mocht de
staatssecretaris mij niet preventief geblokkeerd hebben op Twitter, dan had ik
zijn reactie kunnen lezen op de studenten die hém geblokkeerd hadden. Helaas. Maar
als hij vannacht voor de deur staat, laat ik hem toch binnen. Ik ben niet zoals
hij.



Over echte lijven en echte wijven

Samenleving Posted on za, april 29, 2017 13:40:02

Om mijn
geheel en al uit gebeiteld marmer opgetrokken lichaam te reinigen gebruik ik
Dove. Ik doe dat al jaren. Heeft met zachtheid te maken, een zachte geur die niet
meteen je neus inpalmt en intellectuele luiheid om alternatieven uit te
proberen, niet met de campagne van dat merk waarin vrouwen in allerlei vormen
en huidskleuren je lachend aankijken. Ik gebruikte al Dove nog voor die
breeddenkende advertentie op de wereld werd losgelaten. (Ben ik dan toch een
hipster?) Maar die reclame maakt wel dat ik Dove nóg sympathieker ben gaan
vinden. Dove is van iedereen, zo’n beetje zoals de grootste stad van Vlaanderen dat nog niet zo lang geleden was.

Maar de
reclamewereld, u en ik weten dat, heeft geen boodschap aan de doorsnee
wereldburger. Ze creëert ideaalbeelden. Dunne, jonge lijven, van blitze gasten
en hete wijven. De ideale wereld, zeg maar. Tenminste: volgens verkopers van
gebakken lucht. In de reclamesector, durf ik wedden, word weleens gedacht dat
ze weten hoe een superieure wereld er moet uitzien. Niemand nog een BMI dat
hoger ligt dan 25. Niemand die ouder is dan veertig. Niemand die getekend is
door het leven. Reclame is nep. Reclame ging fake news decennia vooraf. Hoe
onechter, hoe liever, want dat zien de mensen graag. Die laten zich graag
bedotten. Ja, er wordt wat afgelachen in de knusse vergaderzaaltjes van grote
reclamebureaus. Dáár, nog een moedervlek om weg te fotoshoppen.

Sinds deze week is er
die campagne van de Brusselse staatssecretaris Bianca Debaets (CD&V) om
tegen het opgedrongen schoonheidsideaal in te gaan: Echte Lijven/Vrai Corps. Zeven
op tien meisjes en vrouwen hebben een te laag zelfbeeld, zo blijkt uit studies,
omdat ze niet voldoen aan het beeld van de ideale vrouw, zoals de reclame ons
dat voorspiegelt. Eén op zes denkt zelfs dat die topmodellen er in het
dagelijkse leven hetzelfde uitzien als op foto. Perfectie bestaat en ik
beantwoord daar allesbehalve aan, help! Diverse media sprongen mee op de kar,
van De Standaard tot Charlie Mag. Weg met make-up, filters,
Photoshop.

Ik vind het
goed dat die valse perfectie wordt aangevallen. Het doorprikken van
reclameboodschappen zou dagelijkse kost moeten zijn. Maar ik vraag me ook af:
ga je zo niet van een terechte kritiek op bodyshaming
een nieuwe vorm van bodyshaming maken?
Ga je de vrouwen die op natuurlijke wijze een zogeheten perfecte maat hebben,
niet in de hoek zetten waar met hen gelachen mag worden? Ga je, met andere
woorden, het probleem niet gewoon omdraaien en vrouwen met dat maatje minder
honen en hén nawijzen in plaats van de dikkerds? Dat risico loop je altijd met dit soort goedbedoelde campagnes.

Waar het om
draait is: voel je goed in je lijf. Bepaal zelf of dat dik of dun of iets
tussenin is. Laat je alleen leiden door de mening van jezelf en van de mensen die je graag
zien, en niet door overbetaalde imagoconsultants of reclamebonzen. Als
#echtelijven daarom draait, dan ben ik helemaal mee. Als het een omgekeerde vorm
van bodyshaming wordt, tégen al wie
er nu uitziet als ‘de ideale vrouw’, dan ben ik tegen. Zodra iemand gaat roepen
“Dit is het superieure lichaam”, loop ik weg. Baas in eigen lijf,
daar ben ik voor. En blijf van mijn lijf, dat ook.

***

Zouden ze
dat in Saudi-Arabië kennen, echte lijven? Je weet het niet, want je ziet het
niet. Vrouwen zijn er quantité
négligeable
, weggestopt achter vier muren of in een ondoorzichtig gewaad dat
de rol van die vier muren moet overnemen. Net goed genoeg om het huishouden te
doen en kinderen te werpen, zolang mannen dat niet zelf kunnen en je ze niet
uit olie kunt boetseren (die kinderen, bedoel ik). Saudi-Arabië is sinds vorige
week lid van de Vrouwenrechtencommissie van de Verenigde Naties. En ons land
heeft ‘Ja’ gestemd. Dat hoeft niet te verwonderen, het past perfect bij ons
surrealistische imago. Onze minister van Buitenlandse Zaken blijft gewoon op
post. Het is de schuld van de diplomaten, meneer, mevrouw. Ik heb nog de tijd
gekend dat ministers hun verantwoordelijkheid namen en hun ontslag gaven
vanwege hun eigen daden of die van hun diensten. Ik ben dan ook al héél oud.
Tobback. Vande Lanotte. De Clerck. Niet, Eyskens junior, nee, die vond dit maar
een apenland.

Op de
Global Gender Gap Index 2016 van het World Economic Forum staat Saudi-Arabië op
de 141ste plaats. Die jaarlijks upgedate index geeft 144 landen een score
tussen 0 en 1 op basis van de rol van de vrouw in de samenleving. Krijgen
vrouwen evenveel kansen als mannen op de arbeidsmarkt, verdienen ze evenveel,
mogen ze zich vrij bewegen in de maatschappij, dat soort dingen. De eerste vier zijn, het hoeft
niet te verwonderen, Scandinavische landen. In volgorde: IJsland, Finland,
Noorwegen, Zweden. Op vijf staat heel verrassend Rwanda. Alvorens u roept: dat
is dankzij onze invloed, toen het nog een mandaatgebied was van België, voeg ik
er even aan toe dat België pas op de vierentwintigste plaats staat, met een
score van 0,745. Jemen staat allerlaatste (0,516), Pakistan prijkt daar net boven, dan
Syrië en vervolgens dus Saudi-Arabië (0,583). Iran staat 139ste, Marokko
137ste, Turkije 130ste.

Saudi-Arabië
is een vrouwonvriendelijke natie, tevens sponsor van het internationale
terrorisme. Het soort land waarmee je niets wil te maken hebben. Een soort
Noord-Korea (ter informatie: 116de op de Global Gender Gap Index, met een score
van 0,649), eigenlijk. Maar ze hebben er olie. En ze kopen onze wapens. Dus
zijn het onze vrienden.

What’s next? Marc Dutroux afvaardigen naar het bestuur van
Unicef?

***

Woensdag
wordt de allerlaatste aflevering van Girls
uitgezonden. Aflevering tien van seizoen zes. Een reeks over vier vrouwen,
twintigers, eigenaressen van niet-perfecte lijven, die zich staande proberen te
houden in het kolkende New York. Een reeks die uit de koker van Lena Dunham
ontsproot: vóór 15 april 2012 een nobele onbekende, die zich met haar aan geen
enkel schoonheidsideaal beantwoordend lijf middels twaalf mediastielen en
dertien ongelukken een weg probeerde te banen en die dankzij de bijval voor de semi-autobiografische
kortfilm Tiny Furniture plots de kans
kreeg een serie te mogen schrijven voor HBO, hét keurmerk van de Amerikaanse
tv.

Girls was vanaf het begin controversieel: sarcastisch,
niets en niemand ontziend, feministisch. De vier vrouwen waren geen heldinnen, relaties
mislukten keer op keer, de seks werd vrij expliciet in beeld gebracht.
Eigenlijk had Girls alles om te mislukken,
want het past als een tang op een varken op de hedendaagse tv-wereld. Toch werd
het een hit. Misschien wel dankzij die stomende seksscènes. Of door het
compromisloze beeld van de grootsteedse vrouwen. Of het slimme scenario, van
Dunham zelf, die zich letterlijk en figuurlijk in iedere aflevering blootgeeft.
En dus bleef je kijken en ernaar uitkijken (wanneer komt dat volgende
seizoen?). Hannah/Lena is nu zwanger, wist u dat trouwens al? Zal ze bevallen
of loopt het toch weer helemaal anders af, in die ultieme episode?

Pas nu,
tijdens seizoen zes, besef ik hoe ergerlijk ik de hoofdpersonages vind:
neurotisch, narcistisch, egoïstisch, wereldvreemd, praatziek, kortzichtig. Ze
zijn het tegengestelde van wat ik zelf zou willen zijn. Ik zou niet één avond,
op een dronken feestje, in het gezelschap van deze vrouwen willen vertoeven. Als
ik in een professionele omgeving met een van hen te maken zou krijgen, zou ik
gillend weglopen. Zij ­— en ook de mannelijke personages — symboliseren de
zelfgenoegzaamheid van de grootstad. Deze mensen voelen zich superieur aan het
klootjesvolk en helpen vervolgens alles zelf naar de kloten. Na elke vlammende
dialoog denk je: get a f***ing life,
assholes!
Losers die zichzelf winnaars achten, de ergste soort is dat. Je
weet: de serie loopt af, maar in een denkbeeldig vervolg zou het ongetwijfeld
niet goed komen met hen. Ze eindigen in de goot. Of zetten een revolver tegen
hun hoofd. Geen enkel — maar dan ook werkelijk: geen énkel! — personage is
sympathiek. Er zit zelfs niemand you love
to hate
bij, zo hatelijk en egocentrisch gedragen ze zich.

Benieuwd
hoe het afloopt.



Volksvijand nummer 1: het volk

Politiek Posted on za, april 22, 2017 13:37:44

Vergeet de
tegenstelling links-rechts. Of beter: vergeet ze niet, parkeer ze even langs de
kant van de weg, u mag zelf bepalen of het de linker- dan wel de rechterzijde
van de politieke straat wordt. Vergeet, in België, ook even de tegenstelling
Vlaanderen-Wallonië, ook al valt er op basis van talloze feiten te concluderen
dat dit een tweesporenland is. De schisma’s van vandaag hebben weinig te maken
met ideologie en dat is waar ideologen, sociologen, culturologen, politicologen
en allerlei andere -logen zich voortdurend op miskijken. Ze proberen
verkiezingsuitslagen en polls te verklaren aan de hand van inhoud en concrete
gebeurtenissen, en daar gaat het nauwelijks nog over.

***

Enter: het schisma steden versus platteland. De
kloof tussen burgers die leven in (middelgrote tot grote) steden en burgers die
wonen op wat gemakshalve als ‘de buiten’ wordt aangeduid, wordt steeds groter.
Zie: brexit, presidentsverkiezingen in Amerika, referendum in Turkije. In de
steden werd doorgaans gestemd op basis van redelijkheid, op het platteland
telde het buikgevoel. (Ik vat het even kort door de bocht en arrogant samen.) Dus
stemden mensen die niet in de steden woonden extreem conservatief: tegen het
lidmaatschap van de Europese Unie, tegen het ‘establishment’ (wat dat verder
ook moge betekenen, met een presidentskandidaat die stinkend rijk was en zich
fiscaal inciviek gedroeg), tegen democratische verworvenheden. Maar wel vóór
isolationisme, protectionisme en een dictatoriaal leiderschap, hoe
contradictorisch dat ook mag lijken en klinken in een wereld die steeds kleiner
lijkt te komen.

Kiezers op
het platteland kiezen liever voor wat ze in het verleden kenden en waar ze een vaak
vals nostalgisch gevoel aan overhielden, dan dat ze een blik in de toekomst werpen.
Liever een sterk leiderschap dan twijfel. Liever luide roepers dan stille
werkers. Liever doeners dan denkers. Politieke ideeën worden bedisseld in machtscentra,
niet bij hen in de buurt, op de buiten. Misschien moeten we hen voortaan wel buitenlanders
noemen. Dat schept een band met andere uitgeslotenen.

***

Interludium.
In Vlaanderen speelt die tegenstelling steden-platteland minder, vanwege twee
redenen: stedelingen werden in een niet zo ver verleden naar het platteland
gejaagd (daarbij geholpen door een gebrek aan ruimtelijke ordening) en brachten
hun stedelijke mentaliteit mee, én de aloude verzuiling. Zeg maar: de
CVP-staat, die mensen van de wieg tot het graf aan zich probeerde te binden en
daar meer dan veertig jaar vlekkeloos in slaagde. Dus wordt er bij ons op het
platteland voorlopig nog minder extreem gestemd dan elders in de wereld.

Ik ben
geboren in Merksem, toen nog een gemeente die apart van Antwerpen
functioneerde, maar woon al zesentwintig jaar in het Pajottenland. Op de
buiten. In de vorige gemeente waar we resideerden kwam er op zeker moment een
houten barak op een kleine parking naast ons huis te staan. Een frituur, zo
bleek. Zonder vergunning. Zonder de buurt te consulteren. Zonder toestemming te
vragen. Na de eerste avond dat het ding open was, vonden we een halve
curryworst in de brievenbus. Er piste al eens een zatlap tegen de zijgevel.
Auto’s stationeerden voor onze garage en als je in het frietkot aanschuivende
chauffeurs daarop attent maakte, bekeken ze je vies en maakten ze pas na drie —
steeds minder beleefd wordende — aanmaningen aanstalten om hun auto vijf meter
te verplaatsen. Maar de burgemeester, al jaren aan het hoofd van een volstrekte
meerderheid (en twintig jaar later nog altijd), greep niet in en probeerde te
verzoenen, onder het motto: iedere kiezer is er één. “Och, ge kunt toch
niets hebben tegen een kleine, lokale zelfstandige die een frituur wil
beginnen?” Nee, maar je kunt wel iets hebben tegen mensen die zonder
toestemming overlast beginnen te veroorzaken. Dan maar een brief gestuurd naar
de nationale voorzitter van die partij, die — o voorspelbaarheid — aanraadde om
de zaak uit te praten met… de burgemeester. Kastje. Muur. Dat is Vlaanderen
ten voeten uit: dienstbetoon voorop, iedereen proberen tevreden te houden, maar
als het moet toch de kant kiezen van een plaatselijke neringdoener en de
inwijkeling op zijn plaats te zetten. Ik voelde me toen als een migrant:
assimileren zult gij, inclusief het aanvaarden van pesterijtjes en corruptie op
lokale schaal. Onze waarden en normen en zo. Wat ik wil zeggen: de mentaliteit
tussen stedelingen en buitenmensen verschilt enorm. En zal dat ook blijven
doen, hoeveel stedelingen ook migreren naar de buiten. Of omgekeerd, al gebeurt
dat zelden.

***

Enter: het schisma jong versus oud. Opnieuw: dat
nostalgisch stemgedrag. Met oogkleppen terugkijken op hoe het vroeger was.
Ouderen zijn al snel geneigd om ‘Vroeger was het beter’ te zeggen, waarbij ze
al wat fout liep met de mantel der vergane liefde bedekken. Jongeren krijsen
‘Nu is het aan ons!’ en dat schrikt die ouderen dan weer af. De tijd dat
jongeren aan tafel hun mond moesten houden en vooral geen dwarse standpunten
mochten innemen, ligt al een poos achter ons, maar heel wat ouderen kijken daar
met enige nostalgische verlangens op terug. Die goede ouwe tijd, de tijd van
toen, toen ze het nog voor het zeggen hadden. Groot-Brittannië uit de Europese
Unie stemmen is als een oude ezel die met zijn allerlaatste krachten de jonge
ezel een stamp geeft, om hem op afstand te houden en een levenslesje te leren.
Hé, ik ben er nog. En ge zult naar mij luisteren!

***

Enter: het schisma elite versus plebs. U moet
vandaag het interview met Open VLD-voorzitter Gwendolyn Rutten in Het Laatste Nieuws maar eens lezen.
Daarin zegt ze onder meer dat ons, westers, denken superieur is aan dat van de
rest van de wereld. Los van het zelfgenoegzame dat hieruit blijkt, geeft dit
perfect weer hoe al wie niet denkt zoals de zogeheten westerse elite hier
gecatalogeerd wordt: als een stel minkukels. Boeren, zeg maar. Als weinig
geïnformeerde, nauwelijks geïnteresseerde burger zou je voor minder je kar
keren en je afzetten tegen het politieke establishment. Wat denkt die Rutten
wel? Wat dacht die Clinton wel? En die Cameron? Natuurlijk is Gwendolyn Rutten
pakken intelligenter dan de doorsnee Vlaming, maar door precies dit te benadrukken
doet ze iets wat bijzonder onintelligent is: ze kakt op de mensen. In eerste
instantie op al wie pro andere ideologieën en religies is, maar het gaat veel
verder dan dat. Wellicht dacht ze: ik moet ook iets zeggen in het opbod tegen
de vreemdelingen, stel je maar eens voor dat zo’n pittige tante de Open VLD in
een zondagsblad een moslimpartij zou noemen.

Ik zag deze
week een cartoon waarop je twee verplaatsbare toiletten bovenop elkaar
gemonteerd ziet. Op de bovenste stond er ‘Politicians’ op de deur, op de
onderste ‘Voters’. De (grote) boodschap is duidelijk: politici kakken op
kiezers. Ze doen beloften die ze in de verste verte niet kunnen waarmaken. Ze
kondigen grootse plannen aan waarvan ze weten dat die geen schijn van kans
maken. Ze roepen A en denken tegelijk B. Burgers zijn niet altijd even slim,
soms zelfs ronduit dom, als ze tegen hun eigen belangen in stemmen bijvoorbeeld,
maar Abraham Lincoln indachtig kun je niet de hele tijd doen alsof ze
achterlijk zijn. Dat wreekt zich uiteindelijk, in het stemhokje. Ik herhaal:
brexit, presidentsverkiezingen in Amerika, het stemgedrag van de Turkse Belgen
(of Belgische Turken, zo u wil).

Niets of
niemand is superieur, dat zou de basis van het liberalisme moeten zijn, dacht
ik zo.

***

Enter: het schisma ’the winner takes it all’ versus
representatieve democratie. Brexit en Trump waren alleen maar mogelijk in samenlevingen die hebben
gekozen voor het ’the winner takes it all’-principe. Zo’n samenleving dreigt
Turkije op korte termijn te worden, nu Erdogan een nipte ‘Ja’ heeft gekregen op
zijn referendumvragen. Dat voordeel hebben wij tenminste: hier is dat
ondenkbaar. Hier moeten partijen op zoek gaan naar raakvlakken. Tezelfdertijd
is dat ook de extreme zwakte van ons democratische systeem. Door de verregaande
versnippering — zie ook: Nederland na de verkiezingen — wordt het steeds
moeilijker om raakvlakken te vinden. Tussen twee partijen gaat dat nog. Met
drie is dat lastiger, met vier quasi onmogelijk. Terwijl ’the winner takes it all’
het risico inhoudt dat één leider of één partij onherstelbare schade aanbrengt
aan het sociale en economische weefsel, houdt ons systeem het risico in dat er
niet meer geregeerd kán worden. Ook dit heeft niets met de
links-rechts-tegenstelling te maken. Kijk maar naar het gekibbel in de
(centrum)rechtse regeringen die wij vandaag hebben.

De
representatieve democratie hikt tegen haar beperkingen aan. Maar als we
morgenavond de uitslag van de Franse verkiezingen te horen krijgen en over
veertien dagen de winnaar van de tweede ronde bekend is, zullen we ons gelukkig
prijzen dat we zo’n ingewikkeld systeem hebben. Churchill had gelijk:
democratie is een slecht systeem, maar er is niets beters. Politiek zit met een
constructiefout. ’t Is als een Ikea-kast die je moet ineenschroeven terwijl er
een paar vijzen ontbreken. Helaas kun je met de politiek niet terug naar de
winkel om haar om te ruilen. Dus blijf je maar luidop vloeken. (En op je handen
timmeren.)

***

Een paar
dingen kun je wel al heel snel bijsturen. Eén: schaf de opkomstplicht af. Ik
schreef het hier eerder al (ooit vormde het de kern van mijn eerste blogpost op
deze plek): zorg ervoor dat mensen gemotiveerd gaan stemmen. Niet dat dit per
se de uitslag zal bewerkstelligen die u of ik het liefst zouden zien: daar gaat
het niet om. Het gaat erom dat kiezers met goesting naar het stemhokje moeten trekken,
gemotiveerd, liefst ook een beetje geïnformeerd. Niet vanuit een misplaatste
burgerplicht of omdat het nu eenmaal moet, maar omdat ze dat zelf willen. Als
er dan een regering totstandkomt die een beleid voert dat haaks staat op mijn
ideeën, zou ik daar veel beter mee kunnen leven. Dan weet ik pas écht dat ik tot
de minderheid behoor.

Twéé: voer
stemrecht in vanaf zestien jaar. Er bestaat geen pensioenleeftijd voor kiezers,
waarom is er dan wel een minimumleeftijd? Waarom zouden jongeren niet mee over
hún toekomst mogen beslissen? Iemand die op 25 mei 2014 17 jaar en 364 dagen
oud was, mocht toen niet gaan stemmen. Maar diezelfde jongeling zal bij de
volgende verkiezingen, normaal in mei 2019, bijna drieëntwintig zijn en
geconfronteerd geweest zijn met beslissingen die zijn toekomst mede zullen bepalen.
Als we senioren, terecht, laten meekiezen, dan moeten we junioren ook bij het democratische
proces betrekken, hen het recht geven om over hun toekomst te stemmen.

***

Bescheidenheid
en vastberadenheid zijn schone deugden, ook in de politiek. Politici moeten
ideeën hebben, een ideologie verdedigen, consequent handelen, maar ze vergeten
al te vaak dat de burger niet zit te wachten op verbaal spektakel, gehakketak
of betweterigheid. Politici zijn geen superieure wezens, noch uitverkorenen.
Het zijn net mensen, met hun kwaliteiten en hun gebreken. Alleen dringt dat
besef te zelden door. Gaan ze zich niet alleen superieur voelen, maar zich ook
zo gedragen. En zo worden ze brutaal geconfronteerd met hun eigen onvermogen en
vervelend stemgedrag. Zo wordt Het Volk volksvijand nummer één.



Rebel Radja

Sport Posted on vr, april 14, 2017 12:46:01

George
Best. Ilie Nastase. John McEnroe. Eric Cantona. Mario Balotelli.

We houden van rebellen, in de sport en in de samenleving als
geheel. We lezen alles wat er over hen verschijnt, we kijken naar alles wat ze
doen, in de hoop dat ze weer eens flink buiten de lijn kleuren. O wat vonden we
het met z’n allen prettig dat McEnroe tekeerging tegen de umpire: “You can’t be serious man, you cannot be
serious!” “That ball was on the line. Chalk flew up! How can you possibly call that
out?!” “Answer my question. The question, jerk!” Dat
George Best weer eens dronken gespot was in de armen van een of andere Miss
World, smullen was dat. “When the seagulls follow the trawler, it is
because they think sardines will be thrown into the sea”, zei Eric
Cantona droog op een persconferentie, kort nadat hij een supporter van de
tegenpartij met een karatetrap had aangevallen. De aanwezige perslieden
noteerden het gretig en beseften niet dat die uitspraak een verbale karatetrap
in hun richting was. Misschien had die goede Eric beter een metafoor met
aasgieren gebruikt dan met zeemeeuwen, maar soit.
Mario “Ja, ik denk dat ik een genie ben, maar geen rebel” Balotelli
vinden we allang niet meer interessant als voetballer. Wel, wat heeft nu weer
gedaan? En, wie is die schoonheid naast hem? Já, eindelijk, een rode kaart!

Jeanne d’Arc. Pablo Picasso. Jim Morrison. Serge Gainsbourg.
Kurt Cobain.

Enfants terribles noemen we hen. Vreselijke kinderen, in een
slechte vertaling. Kinderen die je niet zelf in huis wil hebben, dat zou pas de
hel zijn. Maar op een veilige afstand, geen probleem. Laat ze gerust witheet
van woede een racket in gruzelementen smijten of lallend een gevecht uitlokken
in een exclusieve discotheek of een vervelende tegenstander doormidden proberen
te trappen of hun racewagen op de plek van een gehandicapte zetten of… Mag je
niet doen, jongen, maar we vergeven het je. Want je bent een rebel. Je doet wat
wij zouden willen doen, maar niet durven. We geven het toe: we zijn stikjaloers!

Mae West. James
Dean. Marlon Brando. Sean Penn. Charlie Sheen.

We houden
van rebellen with of without a cause. We zouden echt niet
willen dat ze plots een normaal leven beginnen te leiden en dat ze onder een
fleece op de bank naar tv zitten te kijken. Saaie boel. Ruziestokers willen we.
Licht ontvlambare types. Kerels die eerst slaan en dan nadenken. Waarom denkt u
dat die Trump zo populair is bij extreemrechtse kwieten? Hij zegt wat zij
willen maar niet durven zeggen. Dat James Dean verongelukte maakte hem alleen
maar populairder. Stel dat die goeie Jimmy twee maanden geleden zijn 86ste
verjaardag had gevierd: boring!

***

“When I’m good, I’m very, very good, but
when I’m bad, I’m even better” – Mae West

***

Rik Coppens. Johan Anthierens. Robbe de Hert. Jean Pierre
Van Rossem. Radja Nainggolan.

We houden van rebellen, tenzij ze van bij ons zijn. Hoe
aanraakbaarder een rebel is, hoe minder interessant we hem of haar vinden. We
willen natuurlijk niet naast George Best in de kroeg staan, zeker niet als hij óns
meisje wel ziet zitten en met haar begint te kletsen. We willen niet in het
publiek zitten als John McEnroe weer een uitbarsting krijgt, want we hebben
betaald om tennis te zien, geen praatsessie. Laat die Trump maar in het Witte Huis
zitten en niet in de Wetstraat 16, want dan vinden we hem een malloot. Een
beetje dwarsliggen mag nog, pakweg een coureur die al eens een snuifje coke
door zijn neusgaten jaagt. Maar niet elke week, nee, dankuwel.

Radja Nainggolan zat met een te hoog alcoholgehalte in het
bloed achter het stuur van een auto. Of hij daar nu alleen in zat, wachtend op pechverhelpers
om zijn lekke band te vervangen, dan wel dat hij heel even de plaats van de
nuchtere chauffeur had ingenomen omdat er net een politiecombi arriveerde, werd
tot petite histoire gereduceerd, al
is het cruciaal: dronken rijden doe je niet. Dronken meerijden is vooralsnog niet verboden. Maar het kwaad was geschied:
een overijverige agent vergat even dat hij gebonden is aan beroepsgeheim en
discretie, wilde eindelijk die vijftien seconden populariteit opeisen, en lekte
het naar de pers. En die maakte er een staatszaak van.

Had Nainggolan dit gedaan in Rome, dan hadden we hem een
malle, maar sympathieke jongen gevonden, “die
gast met die kuif en die tattoos”
, allee, wat doet hij nu weer? Omdat
het in Sint-Niklaas gebeurde, de nacht na een interland, drie dagen voor een
volgende, werd het not done. Erger
dan de bijtgrage Luis Suárez, want die deed (doet?) zijn vampierentrucjes in
het buitenland. Weg met Radja!

Radja Nainggolan had te veel gedronken en dat hoort niet
voor een voetballer met een voorbeeldfunctie. Ook roken behoort voor een
sportman tot afwijkend gedrag. Je lichaam vol tattoos zetten en rondlopen met
een opzichtige hanenkam, dat vindt de goegemeente ook nogal choquerend. Maar
het enige wat ons zou moeten interesseren, is: is die Nainggolan een goede
voetballer en hoort hij thuis in de selectie van onze nationale ploeg? Het
enige waar de bondscoach zich mee zou moeten bezighouden, is: kan ik die
Nainggolan gebruiken in mijn kern richting wereldbeker en hoe zorg ik ervoor
dat hij voldoende discipline opbrengt om te kunnen presteren op niveau én
aanvaard te worden binnen de groep? Ik denk: we kunnen Nainggolan gebruiken in
de volgende interlands en volgend jaar in Rusland. Een aanjager van zijn
kaliber is uniek. Of ziet u liever de saaie Witsel of de technisch kreupele
Fellaini aan het werk?

Laten we voor één keer doen alsof die Nainggolan een rebel
uit een ver, vreemd land is, die heel af en toe het nieuws haalt met een
uitspatting. Zouden we hem dan koesteren of vervloeken? Zouden we hem dan
interessant of vervelend vinden? Zouden we dan aan de toog “Zo iemand
kunnen wij goed gebruiken!” zeggen of niet?

Moeilijke keuze voor Roberto Martínez, want hij heeft altijd
gelijk én ongelijk: ofwel sluit hij een speler in de armen die een nuttige rol
kan spelen, ofwel verzwakt hij zijn elftal. Ofwel neemt hij het risico dat een niet al te streng optreden anderen op ideeën brengt, ofwel stuurt hij een duidelijk signaal uit dat dit gedrag niet
getolereerd kan worden. Zegt hij “So what?” of “Dit is een brug te ver!”? Eden Hazard werd voor één wedstrijd gebannen omdat hij
na een vroege vervanging demonstratief een hamburger was gaan eten buiten het
stadion. Misschien Nainggolan symbolisch de volgende interlandperiode thuislaten
en hem in het najaar opnieuw selecteren? Hij kan ons in Rusland nog van dienst
zijn. Zorg er dan wel voor dat er geen alcoholische drank zit in de minibar van
de kamer en dat er geen nachtwinkel in de buurt van het spelershotel is.

***

“I like a man who’s good, but not too good
– for the good die young, and I hate a dead one” – Mae West



Roept u maar!

Communicatie Posted on za, april 08, 2017 12:58:25

“Geen
commentaar”. Gevleugelder werden zijn woorden zelden. Daarmee moesten naar
beklijvende uitspraken of tersluikse onthullingen peuterende journalisten het,
na uren in de druilerige regen gewacht te hebben, meestal stellen. Een beetje
bars geformuleerd, zo van: wat staat gij hier nog te doen, manneke? Ga toch
naar huis of naar de kroeg! Jean-Luc Dehaene was geen man van het protocol en
nog veel meer minder van de spraakmakende oneliner. “Een politicus van de
vorige eeuw”, noemde hij zich een paar jaar ver in deze eeuw. In die
vorige eeuw, de twintigste, mocht u onderweg de tel zijn kwijtgeraakt, hing in
vele huishoudens een bordje aan de wand met daarop de tekst “Spreken is
zilver, zwijgen is goud”. Ouders snauwden hun kroost nog weleens “Ge
moet zwijgen aan tafel als de volwassenen spreken!” toe. Op snerpende
toon. Zo van: zo is het en niet anders. En zo is het altijd geweest en zal het
altijd zijn. Dachten ze.

Zo was het
en niet anders. “Geen commentaar” is vandaag “Altijd
commentaar” geworden. Wachtende journalisten kunnen besloten vergaderingen
nu rechtstreeks volgen. Altijd is er wel iemand die wat er in het diepste
geheim gezegd wordt onmiddellijk sms’t of whatsapp’t naar een bevriende
reporter. Als politieke leiders uit de vergadering komen, kunnen de
journalisten hen meteen voor de voeten werpen wat ze zelf juist gezegd of
gehoord hebben. Er wordt niet meer gehengeld naar hapklare brokjes nieuws. Dat
staat al lang op de site (“Later meer…”). Of op Twitter. “Uit
betrouwbare bron vernemen we”. “BREAKING!” Soms tweet een
aanwezige zelf al wat net voordien in alle discretie besproken werd. Altijd
commentaar.

De
president van Amerika heeft altijd commentaar. Vooraf, op het moment zelf,
achteraf. Altijd. En wat zo mooi is: het is traceerbaar. Want het staat op
Twitter. Zo konden we de voorbije dagen de uitspraken van Donald Trump, de
president, vergelijken met die van Donald Trump, de kandidaat, of Donald Trump,
de grofgebekte zakenman. Wat bleek: hij spreekt zichzelf voortdurend tegen.
“Niet bombarderen, Obama, dat is niet in ons belang” van een paar
jaar geleden werd nu “Obama had al veel vroeger moeten beginnen bombarderen”.
Alles is verifieerbaar, tegenwoordig, en niemand lijkt daar wakker van te
liggen. Meningen zijn tijdelijk geworden, als dagjestoeristen op een zonnige zondag. Ze zijn met veel te veel en op het eind van de dag keren ze naar huis
terug, vloekend dat ze met zo veel zijn. De hel, dat zijn de anderen: zij
veroorzaken die file op zondagavond.

Een Vlaamse
minister citeerde uit een rapport van de Staatsveiligheid, dat ze blijkbaar
niet gelezen had. Of niet goed genoeg. Of niet helemaal begrepen. Of die mannen
die onze veiligheid moeten garanderen hadden weer eens te veel woordjes uit
cryptogrammen opgevist om hun boodschap over te brengen. Lekker geheimzinnig.
“Wij hebben dat zo niet bedoeld” werd in haar interpretatie “Ik
heb dat zo gelezen”. Achteraf volgt dan geen mea culpa en al zeker geen
“Ik heb het verkeerd begrepen”, o nee. Dat deed ze ook al niet toen
ze fout citeerde uit een rapport met armoedecijfers dat nog niet eens bij de
drukker lag. Daarin verschillen de machtigste leider van de wereld en een
minister in een regionale regering niet van elkaar. Niet toegeven, vooral: níet
toegeven! Ook al staat het zwart op wit gedrukt: mensen vergeten dat heus wel. En
de achterban pikt het. Vroeger zei men: een krant sterft elke dag. ’s Avonds
schil je er je patatten op. Vandaag sterft een mening elke dag. Het
belangrijkste is: je moet je mening in de groep gooien. Altijd commentaar! Hoe
meer meningen, hoe meer vreugd.

Spreken is
zilver, zwijgen is goud, ach, vergeet het. Roepen is brons en daarmee mag je
toch ook mee op het podium? Het doet deze oudere jongere terugdenken aan een
cabaretlied van Frans Halsema uit 1969, Roept
u maar!
Dat ging zo: Halsema zong een strofe, waarna hij “Roept u
maar!”, euh, riep naar de zaal. “Ja, roept u maar.”
“Biafra”. “Wat zegt u, Biafra? In Biafra, daar heerst honger,
dat is een grote ramp / De vrouwen en de kindertjes, die barsten van de kramp /
Ze sterven daar bij bosjes, iedereen heeft diarree / Maar, we zitten hier
gezellig en we zitten hier oké”. Roept u maar! “Negerprobleem!”
“Negerprobleem. De negers in Amerika, dat valt daar ook niet mee / Die
zitten d’r niet gezellig en die zitten d’r niet oké / Ik ben tegen
discriminatie, dat heeft geen enkele zin / Ik slaap net zo lief met een blanke
vrouw als met een negerin.”

Roept u
maar! Charlie Hebdo! Bataclan! Zaventem! Maalbeek! Nice! Chemische wapens! IS! Stockholm!
Unia! Moskee dicht! U roept, wij volgen. De Homo Politicus van 2017 is als een
cabaretier die iets oppikt uit het publiek en er vervolgens een rijmpje rond
verzint. Klinkt het niet, dan botst het. Botst het, dan is dat maar zo.

***

“Ik ga
u weer verlaten, het is weer mooi geweest / Ik moet nog even verder, ik moet
nog naar een ander feest / Ondanks alle ellende, viel het allemaal wel mee /
Want, we zitten hier gezellig en we zitten hier oké!”

***

Mijn grootmoeder
is gestorven. De bomma. 103-5-31. Op
het eind worden we allemaal gereduceerd tot een getal, of een reeks getallen.
103 jaar, 5 maanden, 31 dagen. Maar verder: geen commentaar. Zwijgen is goud.
En stilte is vaak het mooiste geluid.



Wie is de mol?

Samenleving Posted on za, april 01, 2017 13:09:35

Eline. Ik
wist het. Of, om het met de legendarische en uitzonderlijk geïnspireerde woorden
van Rik De Saedeleer te zeggen: ‘Ik wist het, ik wist het. IK WIST HET!!!’ Om
heel eerlijk te zijn: ik wist het pas na het verdwijnen van Hans, want die
bleef wel ontzettend koel nadat hij bij de allereerste proef als overbodige
elfde kandidaat was uitgevallen. Nee, Eline dus. Een 24-jarige politie-inspectrice
met een hartslag in rust van 122, dat vond ik uitermate verdacht. Met zo’n
hartslag moet je niet bij de flikken gaan, maar rechtstreeks naar de
hartkliniek. En de Oostkantons in West-Vlaanderen situeren was nog zoiets
waarvoor je vijftig jaar geleden onmiddellijk gecolloqueerd werd. Nu maak je je er alleen
maar verdacht door in een tv-spel.

Ik hou van
dat spelletje. Het is de geschiedenis van de mensheid, verzameld en samengebald
in een tijdelijke microkosmos. Alle typetjes lopen er rond: leiders en volgers,
strebers en ambitielozen, voluntaristen en opportunisten, slechte winnaars en
goede verliezers (en omgekeerd), valsspelers, idealisten. En iemand die een
rolletje speelt: de mol. Je zou dit spel nooit kunnen spelen met politici, want
dan is het na één aflevering gedaan. Geen afvallers, geen winnaar, tien mollen.
Die elkaars naam invullen tijdens de vragenronde.

***

Wie is de
mol? Is het Alona Lyubayeva, de ontslagen diversiteitsambtenaar van de Vlaamse
overheid, of is het Liesbeth Homans? Is het de ingeweken Oekraïense die zo
stout was om haar oversten te vergelijken met het totalitaire regime dat ze
jaren geleden ontvlucht is? Of is het de Vlaamse minister van Binnenlands
Bestuur, Bestuurszaken, Wonen, Steden, Inburgering, Gelijke Kansen, — even ademhalen
—, Armoedebestrijding en Sociale Economie, die de diversiteitsmanager een
negatieve evaluatie gaf, waarna de publieke vierendeling kon beginnen? Heeft
Lyubayeva haar job niet goed gedaan, medewerkers afgeblaft, cavalier seul
gespeeld, te weinig rekening gehouden met haar opdracht, of werd ze misschien
geofferd omdat ze haar job te goed deed?

***

Wie is de
mol? Is het Jan Jambon of Koen Geens? De eerste, minister van Binnenlandse
Zaken, zei dat zijn partijvoorzitter in de hoedanigheid van burgemeester van
een naar Vlaamse maatstaven grote stad gerust mocht communiceren over de
arrestatie van een dronken Fransman, want er bestond geen schriftelijk bewijs
van dat het verboden was. De tweede, minister van Justitie, liet fijntjes weten
dat het parket die communicatie wel degelijk had verboden. De burgemeester
dacht: affirmanti incumbit probatio. (De bewijslast ligt bij hem die iets
beweert.) Of: necessitas frangit legem. (Nood breekt wet.) Hij is nog niet aan
het eind van zijn Latijn, die burgemeester.

***

Wie is de
mol? Zuhal Demir of Els Keytsman (of toch weer Liesbeth Homans)? Iemand van de
Moslimexecutieve (of moeten we het in deze context de Molslimexecutieve noemen?)?
Alexander De Croo of Paul Magnette? Aan mollen geen gebrek in deze contreien. Aan
molshopen evenmin, leert één blik in de tuin me.

***

Een Vlaamse
volksvertegenwoordiger uit West-Vlaanderen wiens naam verwijst naar een
Oost-Vlaamse stad had het vorige zondag op tv over zelfregulering. Netjes in
het pak gestoken orakelde de backbencher dat die mystery calls die men wilde invoeren, een slecht idee zijn. Als er
al sprake is van discriminatie op de werkvloer of bij het aanwerven van
personeel — lieden met een vreemd klinkende naam die nooit uitgenodigd worden
op een sollicitatiegesprek, bijvoorbeeld —, dan moet dat binnen het bedrijf of
de sector zelf opgelost worden, zo zei de man. Naast hem zat een
vertegenwoordigster van de échte liberale partij te knikken. Want, dat weten we
al langer: wat we zelf doen, doen we beter.

Noch de
moderator, noch de twee politici aan de overkant van de tafel maakten toen de
opmerking die voor de hand lag: als zelfregulering de oplossing zou zijn, dan
zou er van discriminatie toch geen sprake meer mogen zijn? Want dan zouden
bedrijven dit al lang gereguleerd hebben. Zelf. Dat er nog steeds sprake is van
discriminatie, wijst er gewoon op dat zelfregulering ofwel niet werkt, ofwel
niet spontaan wordt toegepast. En dus moet de overheid wel ingrijpen.

Zelfregulering
bestaat alleen op papier. Zelfregulering is een fata morgana. Gezichtsbedrog.
Schijn. Als zelfregulering zou werken, waren er geen wantoestanden, nergens.
Als zelfregulering zou werken, konden we de verkeersagenten ander werk laten
doen, want iedereen zou de toegelaten snelheid rijden en stoppen als het licht
op oranje springt. Als zelfregulering zou werken, konden belastinginspecteurs met vervroegd pensioen, want we zouden allemaal netjes en
op tijd het juiste bedrag op de juiste rekening overschrijven. Er lopen heel
veel mollen rond, in deze beste der werelden, en dus hebben we ook waakhonden
nodig, die een oogje in het zeil houden en ingrijpen waar en wanneer nodig. Zo
zijn wij, mensen, nu eenmaal: we spelen al eens vals, liegen onze omgeving iets
voor, saboteren de boel als het onszelf beter uitkomt. Zoals Abraham Lincoln
nooit gezegd heeft: als je de mol bent, kun je alle andere deelnemers af en toe
foppen, en sommige deelnemers zelfs de hele tijd, maar je kunt niet iedereen de
hele tijd in het ootje blijven nemen.

Nu ik
erover nadenk: wie voorstander is van zelfregulering, zou weleens zelf de mol
kunnen zijn.



Noodtoestand

Politiek Posted on za, maart 25, 2017 13:01:29

Ik weet
niet hoe uw week is verlopen, maar ik heb deze week een staatssecretaris gekust
en de hand geschud van de premier en een vice-premier. In de drie gevallen
zedig, kortstondig en met het nodige respect voor de functie, laat daar vooral
geen misverstand over bestaan. Het was dan ook een bijzondere week, één jaar na
u-weet-wel.

De premier
had niet gesproken, woensdag, en dat vonden we op de redactie van de
gelegenheidsuitzending 22/3, 1 Jaar Later
bijzonder genoeg om er hem een vraag over te stellen. Ik had dat vooraf
doorgenomen met zijn woordvoerder, die benadrukte dat de premier niet hóefde te
spreken, omdat het staatshoofd, de koning-le roi-der König, dat al had gedaan.
En die vertegenwoordigt nu eenmaal de stem van de natie.

Tijdens de
repetitie mocht ik gedurende vijf minuten het land leiden. Wist ik ook eens hoe
het voelde om door grande dame Martine
Tanghe geïnterviewd te worden. (Het voelde goed.) En we repeteerden ook die ene
vraag: ‘Waarom heeft u zelf geen toespraak gehouden, premier?’ Waarop ik,
gelegenheidspremier, antwoordde zoals ik verwachtte dat de echte premier dat
een paar uur later zou doen: ‘Als het staatshoofd spreekt, is het niet meer
nodig dat ook de premier nog eens het woord zou voeren.’

***

In
realiteit zei de premier ongeveer dit: ‘Vandaag was een dag voor de
slachtoffers, we wilden in de eerste plaats hen aan het woord laten.’ Ik was
verrast door dit antwoord. Aangenaam verrast. Op deze ongebruikelijke
herdenkingsdag gaf het hoofd van onze federale regering het signaal dat 22/3/17
in het teken stond van slachtoffers, nabestaanden en hulpverleners, niet van
hoogwaardigheidsbekleders die zich proberen te kwijten van hun taak van de dag:
empathie uitstralen en de juiste woorden uitspreken. Onze premier claimde de
dag niet, wilde het moment niet aangrijpen om zichzelf in het centrum van de
belangstelling te wringen, zag geen noodzaak in politieke recuperatie. Ik vond
dat verfrissend. En juist, o zo juist.

Diezelfde
dag had de man die weleens schaduwpremier wordt genoemd, of nog: de échte
leider van deze regering, op gang geschoten met een opiniestuk, waarin hij
hulde bracht aan de slachtoffers en vervolgens zijn eigen dada weer op tafel
gooide: de noodtoestand. ‘We moeten ons voorbereiden op het ondenkbare’,
schreef hij, waarna hij dat ondenkbare heel denkbaar probeerde te maken. En
dus, zo werd ons ingepeperd, was het nodig om een wettelijk kader te creëren om
sneller te kunnen ingrijpen na een terreuraanval. Huisarrest, propagandaverbod,
preventieve opsluiting, dat soort dingen. Terwijl de premier het woord liet aan
de mensen om wie het echt ging die vermaledijde dag, eiste de schaduwpremier
alle aandacht op. Dat is meer dan een verschil in stijl. Het heeft met
prioriteiten te maken. Zelfs voor één dag werd slachtoffers en nabestaanden niet
gegund om centraal te staan. U moet daar zelf maar een passend adjectief bij
bedenken.

***

En dan was
er Londen. Een aanslag in het hart van de Britse democratie. Ik moest de
berichtgeving in het oog houden voor de uitzending van ’s avonds en wat mij
opviel was de relatieve kalmte. De Londense burgemeester, Sadiq Khan, bleef op
de achtergrond. Zijn eerste tweet werd pas één uur en driekwartier na de feiten
verstuurd, en daarin meldde hij alleen ‘a serious incident’ en verwees hij voor
informatie door naar de Twitteraccount van de politie. Pas drie uur later —
toen duidelijk werd dat het om een terroristische aanslag ging – schreef hij:
‘Londoners will never be cowed by terrorism’.

Een dag
later reed een dronken Fransman zigzaggend over de Meir. Een kwartier later
werd hij een eind verderop slapend in zijn auto teruggevonden. ‘Poging tot
terroristische moord’, besloot het parket. Ik denk dan: als hij écht van plan
was mensen te doden, zou hij wel anders gereden hebben. Gerichter. Sneller.
Doelbewuster. Hij zou niet gestopt zijn aan een rood licht, vermoed ik. Hij
reed alleen maar door omdat hij achtervolgd werd door para’s. Te voet. Ik
probeer de losse stukjes in de berichtgeving met elkaar te verbinden. Tegen
tachtig per uur over de Meir zoeven en dan worden ingehaald door zwaarbewapende
militairen? Dat wereldrecord van Usain Bolt is in gevaar! Niet dat die
beschonken fransoos een lammetje is, want normale mensen rijden niet rond met
een riotgun en wat messen in hun koffer, maar toch…

Wat deed de
burgemeester van Antwerpen, die u tevens een paar alinea’s eerder al leerde
kennen als schaduwpremier: hij gaf een geïmproviseerde persconferentie en zei
dat niemand ongerust hoefde te zijn, waarna zowat iedere Antwerpenaar ongerust
werd en het parket heel boos, omdat het veel te vroeg was om te communiceren.
Stel je maar eens voor dat die dronkenlap een echte terrorist was en dat er nog
een kompaan van hem rondliep. Mocht het gekund hebben, de noodtoestand zou al
uitgeroepen geweest zijn. (Ik probeer me dan even in te beelden dat alle alcoholisten
met een Frans accent preventief naar de Begijnenstraat zouden gevoerd worden,
maar dat zal wel aan mijn slecht karakter liggen.)

***

En zo
werden nog wel meer proefballonnetjes opgelaten deze en vorige weken en maanden,
en heus niet alleen door die ene meneer en zijn acolieten. Het is eigen aan
onze hapsnappolitiek van vandaag. Gisteren verscheen er weer een peiling,
morgen zullen we weer hoogdravende initiatieven horen en lezen. Politici van links en rechts, en ook in het
midden, lopen achter de feiten aan. Ze proberen de waan van de dag te vatten.
In te praten op ‘het gezond verstand’ van ‘de man in de straat’. Ik zet dat
tussen aanhalingstekens, want gezond verstand is heel relatief en de man in de
straat bestaat niet. Er zijn veel mannen in veel straten en hun gezond verstand
waaiert alle richtingen uit.

De Homo
Politicus is hedentendage opportunist, politicus, mens. In die volgorde.
Hij/zij speelt in op de actualiteit, probeert dat in de eigen ideologie te
vertalen — als dat niet lukt: tant pis! — en vergeet daar menselijk op te
reageren. Niet dat ze vroeger zo voluntaristisch en breeddenkend waren, maar in
dit tijdsgewricht worden ze wel heel erg opgejaagd door wat in de (sociale)
media uitgebraakt wordt. Je zou als gemotiveerde burger voor minder een noodtoestand uitroepen!

De
politicus die eerst als mens, dan als politicus en pas op het laatst, en liefst
helemaal niet, als opportunist reageert, geniet mijn voorkeur en zal straks
mijn stemgedrag beïnvloeden. Daarom was ik woensdagavond zo aangenaam verrast
door de premier: door de slachtoffers voorop te plaatsen, positioneerde hij
zich eerst als mens, dan pas als politicus. Hij zat daar niet om stemmen te
ronselen. Zo worden staatsmannen geboren.



Als winnaars verliezers worden, en omgekeerd

Politiek Posted on za, maart 18, 2017 13:28:00

De
absurdste kop die van de week te lezen viel stond woensdagavond boven een
artikel op newsmonkey.be. ‘Mark Rutte
wint met glans verkiezingen in Nederland, Wilders krijgt uppercut’. Op dat
ogenblik was de definitieve uitslag nog niet bekend. De exit polls — vinger aan
de pols van de kiezers die net het stembureau hadden verlaten — gaven aan dat
de VVD van Rutte tien zetels had verloren. Later zou dat worden gecorrigeerd
tot acht zetels verlies. De PVV van Wilders won er vier (uiteindelijk werden
dat er vijf).

‘Met glans
winnen’ en ‘uppercut’ kregen zo een nieuwe dimensie. Winnaars worden verliezers
en verliezers worden winnaars. Dat gebeurt altijd bij verkiezingen, maar meestal
komt die onzin uit de mond van de politici zelf, niet uit het klavier van een
journalist. Een correctere titel had geweest: ‘Partij van Rutte verliest één op
vijf zetels, maar blijft de grootste. Winst Wilders kleiner dan verwacht’. Of
‘gevreesd’, zo u wil. En ja, ik besef ook wel dat de inzet van de Nederlandse
parlementsverkiezingen niet alleen over procenten en zetels ging, maar ook over
wie de grootste partij zou hebben: Rutte of Wilders? Die strijd heeft Rutte
gewonnen, maar laten we die ‘glans’ best achterwege laten.

***

Met
verkiezingen is het als met wedstrijden van de nationale voetbalploeg: iedereen
die geïnteresseerd is, heeft er een mening over. En heeft ook dadelijk een
analyse bij de hand. Nederland telt bij benadering 12 miljoen bondscoaches (de
voetbalhaters buiten beschouwing gelaten), België zo’n 7,5 miljoen. Allemaal
weten ze hoe het moet, wat er goed of fout liep, wiens schuld dat is, wat de
gevolgen zijn en hoe het de volgende keer moet worden aangepakt. Zo ging dat
ook bij deze verkiezingen. Een stem voor Europa, las ik op vele plekken. Gezond
verstand keert terug, zo werd gekwaakt. Populisme wordt een halt toegeroepen,
dat ook nog. Doe eens normaal, zou ik willen roepen. Wacht even af wat de
verkiezingen in Frankrijk en Duitsland zullen geven. En vergeet niet dat Donald
Trump in het Witte Huis zit en dat 46 op 100 Oostenrijkers in december een
extreemrechtse kandidaat wilden als hun president. Bovendien: als andere
partijen het discours van extreemrechts laten binnensijpelen in hun eigen
retoriek, dan hoef je niet eens in de regering te belanden om je programma waar
te maken. Dat zie je bij ons, dat merk je ook in Nederland. Dewinter en Wilders
krijgen meer gedaan op de oppositiebanken dan als lid van een regering.

De feiten:
de VVD behaalde 21,3 procent. Iets meer dan één op vijf stemmen dus, tegenover
meer dan één op vier vijf jaar geleden. Een glansrijke opdoffer is dat, in mijn
ogen. De PVV steeg van 10,1 naar 13,1 procent. In kiezers vertaald: van één op
tien naar ongeveer één op acht. Niet echt een uppercut. De PvdA tuimelde van
24,8% naar 5,7%. Dát, beste lezer, is een uppercut. Een knock-out die ietwat bokser
niet snel te boven komt. In 2012 was de Partij van de Arbeid nog de tweede
partij van Nederland, nu de zevende. Nog een feit: de opkomst was hoog, 77,7 procent. Ook daar werden verregaande conclusies aan verbonden: tégen populisme, pro Europa, pro traditionele partijen. Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten pikte het op en pleitte opnieuw voor het afschaffen van de opkomstplicht, al noemde ze het verkeerdelijk het invoeren van het stemrecht. Dat kennen we al een tijdje, mevrouw. Al ben ik het met haar eens. Net als dat ik het eens ben met al die partijen die pleiten voor stemrecht vanaf zestien jaar. Het gaat immers over de toekomst, jongeren zijn heus wel gemotiveerd genoeg om keuzes te maken.

In de
Tweede Kamer, de Nederlandse Kamer van Volksvertegenwoordigers, zullen straks
dertien partijen zetelen. Mocht er een kiesdrempel worden gehanteerd, zoals bij
ons, zouden dat er slechts zeven zijn, met de PvdA als kleinste. Mét
kiesdrempel zou regeringsvorming iets simpeler zijn, want drie partijen zouden
volstaan. Nu zijn er minstens vier nodig, voor een linkse coalitie zelfs zes.

***

In de
maanden die voorafgingen aan deze verkiezingen werd het meest geschreven over
één man, Geert Wilders. Die behaalt, ocharme, 13,1 procent van de stemmen.
Dertien jaar geleden haalde Vlaams Blok bij de Vlaamse verkiezingen 24,2
procent. Dat is toch van een andere orde. Ik weet het, het is appelen met peren
vergelijken, want je moet in België eigenlijk de landelijke uitslag bekijken,
maar anderzijds is dat in een tweetalig land niet eens nodig. De Walen kunnen
niet op Vlaams Blok/Belang stemmen, alle Nederlanders wel op de PVV.

Je kunt bij
Wilders allesbehalve van een Trump-effect spreken en zelfs die wist in
realiteit slechts één op de zes Amerikanen te overtuigen. Kortom, populisme is
in landen met het Angelsaksische the
winner takes it all­
-principe veel invloedrijker dan in landen met meerdere
partijen in een regering. Zoals Joël De Ceulaer vandaag in De Morgen schrijft: “De representatieve democratie is tot
nader order goed bestand tegen de machtsgreep door radicaal-rechtse populisten.”
Daarom boezemt Frankrijk ons maar best meer angst in dan Duitsland. Marine Le
Pen moet in staat worden geacht om de tweede stemronde te halen en daarin zal
veel afhangen van de actualiteit van de dag: nieuwe aanslagen of dreigingen,
schandalen, overtuigingskracht in de slotdebatten…

Ook het
succes van GroenLinks is overroepen. Van vier naar veertien zetels — meer
zetels gewonnen dan we ooit in de Tweede Kamer hebben gehad, toeterde Jesse
Klaver een paar uur nadat de exit polls waren binnengelopen — is een knap
resultaat, maar die 9 procent die het in realiteit is, ligt een pak lager dan
wat Groen bij ons, in Vlaanderen, volgens de recentste peilingen zou halen.
Klaver denkt best ook twee keer na om zich te engageren in een coalitie: zie
wat Agalev na paarsgroen (1999-2003) overkwam. En wat de PvdA nu overkomt: als
je als partij zo ongeveer niets van je eigen programma kunt realiseren en
anderen met alle pluimen gaan lopen (denk aan wat Stevaert de groenen veertien
jaar geleden flikte door handig alle ‘groene’ verwezenlijkingen op het conto
van de sp.a te zetten), word je nagenoeg overbodig. Jezelf kapotregeren, het
bestáát. “Er bestaat geen bodemkoers,” schrijft De Ceulaer.
“Iedere partij is in principe overbodig.” Zo is dat.

***

541 dagen,
dat is ‘ons’ record. Als er niet snel een regering wordt gevormd in Nederland,
zou het weleens heel lang kunnen aanslepen. Al zullen de nuchtere Nederlanders
het nooit zó lang laten aanslepen en komen er allicht nieuwe verkiezingen.
Benieuwd wie er dan met glans zal winnen en wie de uppercut moet incasseren.
Best laten ze het niet zo ver komen. En bij ons kunnen partijen maar beter tot
de conclusie komen dat ze zichzelf moeten blijven, hun eigen accenten blijven
leggen, zoveel mogelijk trouw blijven aan hun ideologie, principes en
achterban, maar wel met aandacht voor wat er leeft onder de bevolking, zonder
daarom de populistische toer op te gaan. Dat kan niemand beter dan de
populisten zelf.

Hoop en
optimisme, dat lazen sommigen af van de verkiezingsresultaten bij onze
noorderburen. Nog één keer Joël De Ceulaer: “Als (de media) iets gemist
hebben de voorbije jaren, is het niet de onderbuik van de boze blanke man, maar
wel de enorme diversiteit die de samenleving te bieden heeft.” Maar voor hetzelfde
geld lees je er hopeloosheid en uitzichtloosheid in, want dat is wat
versnippering met het politieke landschap doet. Mijn conclusie, als kleine
garnaal aan de zijlijn, is: ik weet het niet. Dat klinkt een beetje flauw, maar
het is een pak minder onzinnig dan ‘Mark Rutte wint met glans verkiezingen in
Nederland, Wilders krijgt uppercut’.



« VorigeVolgende »