Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

De Bewonderenswaardige 20 (3 t/m 1)

Geschiedenis, Memories & mijmeringen Posted on za, augustus 29, 2020 11:37:28

U zult het hebben opgemerkt: weinig politici in mijn lijst van bewonderenswaardige figuren. Abraham Lincoln stond er even in, maar uiteindelijk vond ik andere mensen interessanter, wetenschappers vooral. Toch bedankt voor het afschaffen van de slavernij, Abe! Franklin D. Roosevelt had ik eerst in de lijst opgenomen, tot ik mij bedacht en zijn echtgenote veel interessanter vond, met een invloed die blijvend is. In zeker opzicht was Martin Luther King, Jr., op 10, ook een politicus en er wordt weleens gefluisterd dat hij in 1968 voorbestemd was om kandidaat-vicepresident te zijn naast presidentskandidaat Robert Kennedy. King werd vermoord, en twee maanden later ook Kennedy. We zullen het nooit zeker weten.

Toch zult u hieronder in de top 3 een politicus terugvinden, zij het iemand die pas na z’n zeventigste in de politiek is gegaan en die dat eerbare beroep ook op een bijzonder eerbare manier heeft ingevuld. Tijd voor de ontknoping…

20. Rosa Parks

19. Ada Lovelace

18. Alan Turing

17. Rosalind Franklin

16. Leonardo da Vinci

15. Michael Faraday

14. Jonas Salk

13. James Watt

12. Florence Nightingale

11. Johannes Gutenberg

10. Martin Luther King, jr.

9. Charles Darwin

8. Albert Einstein

7. Nicolaas Copernicus

6. Eleanor Roosevelt

5. Louis Pasteur

4. Marie Skłodowska-Curie

3. NELSON MANDELA (1918-2013). De terroristische advocaat die vader des vaderlands werd. Vanaf 1944 raakte Mandela betrokken bij de strijd van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Hij werd zelfs leider van de militaire tak, die actief rebelleerde tegen racisme en discriminatie, omdat geweldloos verzet niets had opgeleverd. In 1961 werd hij een eerste keer opgepakt voor hoogverraad, maar vrijgesproken. Het jaar nadien werd hij, na een tip van de CIA, opnieuw gearresteerd en in 1964 tot levenslang veroordeeld, een straf die uiteindelijk zesentwintig jaar zou duren. De eerste achttien jaar verbleef hij op Robbeneiland, in 1982 werd hij overgeplaatst naar Tokai, in 1988 naar Paarl, waar hij al van een vrijer regime genoot. In de gevangenis was Mandela de aanvoerder van protestacties, maar ging hij ook in dialoog met de cipiers. Hij begreep dat de Afrikaners angst hadden voor een genocide mochten de zwarten ooit aan de macht komen. Eind jaren 80 ontstonden intense gesprekken met de Zuid-Afrikaanse regeringsleiders. President Frederik de Klerk wist dat er, mede door internationale druk, geen alternatief was: op 11 februari 1990 kwam Mandela vrij. Vier jaar later werd de 75-jarige Mandela bij de eerste vrije verkiezingen in het land verkozen tot president. De apartheidsregels, die stilaan waren opgeheven in de jaren voordien, verdwenen nu helemaal. In plaats van de gevreesde genocide op de blanken uit te laten voeren, installeerde Mandela een Waarheids- en Verzoeningscommissie. Waarmee hij een van de krachtigste signalen van verzoeningsbereidheid ooit uitstuurde. Citaat: “Laten we het vreselijke verleden dat achter ons ligt, nooit vergeten, maar niet als een manier om ons op een negatieve wijze aan het verleden geketend te houden, maar eerder als een gelukkige herinnering aan hoever we zijn gekomen en hoeveel we hebben bereikt.” Een uitzonderlijke mens.

2. ISAAC NEWTON (1643-1727). Engelse natuurkundige, astronoom en alchemist die de differentiaalrekening en integraalrekening ontdekte in de wiskunde. Maar hij is en blijft natuurlijk vooral de man van de vallende appel. In 1687 omschreef hij in Philosophiae Naturalis Principia Mathematica de drie wetten van de zwaartekracht die hij had opgesteld. Newton werd daarmee de grondlegger van de klassieke mechanica. En dan waren er ook nog Opticks, een standaardwerk over optica, de bouw van de Newtontelescoop en een theorie over kleuren die gebaseerd was op het prisma. Alsof dat niet volstaat, bestudeerde hij daarnaast ook nog de geluidssnelheid. In 2005 werd aan de leden van de Britse Royal Society gevraagd wie ze de belangrijkste geleerde uit de wetenschapsgeschiedenis vonden: Newton was primus in die poll. Albert Einstein zou het daar trouwens grondig mee eens geweest zijn: die was alleen maar theoreticus, terwijl Newton ook volop experimenten deed. In 1696 werd Isaac Newton muntmeester in Londen. Alle Britse munten kregen groeven aan de zijkant, waardoor valsemunters ze onmogelijk perfect konden namaken. Het verhaal gaat dat Newton ooit een rijgnaald langs zijn eigen oogbal tot aan het bot van zijn oogkas stak, om na te gaan hoe het menselijk oog functioneert. En die appel? Er bestaan vier verschillende versies van het verhaal. De meest waarschijnlijke: tijdens de pestepidemie van 1666 moest Newton zijn studies in Cambridge onderbreken en ging hij terug naar Woolsthorpe-by-Colsterworth, zijn geboorteplek. Daar zag hij in de boomgaard van zijn moeder een appel uit een boom vallen. Hij bedacht daarop dat de zwaartekracht van de Aarde zover reikt, dat het de Maan in haar baan houdt, waarbij hij komaf maakte met de theorie van Aristoteles dat op Aarde en in de hemel andere natuurwetten gelden.

1. GALILEO GALILEI (1564-1642). Italiaanse natuurkundige, astronoom, wiskundige en filosoof, die hoogleraar was in Pisa en Padua. In 1609 maakte hij een verbeterde versie van de telescoop, een van oorsprong Nederlandse uitvinding. In deze periode deed hij ontdekkingen in de bewegingsleer, de sterrenkunde en de sterkteleer. In zijn lessen sprak hij over valversnelling, wat haaks stond op de ideeën van Aristoteles, die dacht dat de snelheid van de val los stond van massa. Galilei publiceerde zijn bevindingen eerst in de vorm van anagrammen, door de letters van een zin door elkaar te gooien. Het doel was tweeërlei: één, niet het risico lopen van niet ernstig genomen te worden mochten zijn bevindingen niet kloppen, en twee, het risico op ideeëndiefstal vermijden. Zijn eerste conflict met de Kerk kwam er toen hij ongetrouwd ging samenwonen en drie kinderen verwekte. Hij presenteerde zijn waarnemingen van de maan, de sterrenhemel, de Melkweg en de manen van Jupiter in Rome, waar het verzet tegen zijn bewijzen van een copernicaans, heliocentrisch wereldbeeld groeide. Volgens de Kerk was de Aarde het centrum van het heelal. In de daaropvolgende decennia werd de relatie alleen maar grimmiger, het leverde hem zelfs levenslang huisarrest op en het verbod om nog les te geven. Tot twee keer toe werd zijn werk onder de loep genomen door de Inquisitie, zonder verder gevolg. Nochtans bleef de godsvruchtige wetenschapper stellen dat wat hij ontdekt had, net onderstreepte hoe doordacht God alles geschapen had. Hij beklemtoonde dat in zijn boek Dialogo sopra i due massimi sistemi del mondo, tolemaico e copernicano. Pas in 1992 sprak paus Johannes Paulus II excuses uit: daardoor werd zijn naam gezuiverd. Galileo Galilei is de vader van de moderne astronomie: als eerste bewees hij onweerlegbaar de copernicaanse stelling dat de Zon het midden van ons zonnestelsel vormt. En hij legde de grondslag voor de experimentele natuurkunde. Maar bovenal: hij is het ultieme bewijs dat echte wetenschappers op zoek blijven gaan naar een aantoonbare waarheid, wars van bestaande theorieën, vooroordelen en negatieve beïnvloeding. Galileo Galilei, de oerwetenschapper.



De Bewonderenswaardige 20 (10 t/m 4)

Geschiedenis, Memories & mijmeringen Posted on vr, augustus 28, 2020 11:50:32

Een positieve lijst, dus, om daarop terug te komen. Maar dan was de vraag “Vanaf wanneer realiseert iemand (universele) positieve zaken?” Dat was een moeilijke. Ik heb drie pijnlijke knopen doorgehakt: geen filosofen, geen -onomen, geen kunstenaars. Uw vraag “Hé, man, waarom niet?” probeer ik kort te beantwoorden. Filosofen hebben, in het beste geval, nuttige aanwijzingen gegeven, maar zelf weinig gerealiseerd. Dat is geen punt van kritiek: het is hun rol in het leven. Idem voor -onomen (economen, astronomen, enzovoort): in het beste geval nuttig, altijd langs de zijlijn. Met het weren van kunstenaars heb ik het zelf moeilijk, want ze zijn echt wel onmisbaar in ons leven en hebben doorgaans een positief effect op onze geest. Hier worstelde ik met de vragen: wie dan wel, en wie niet? En waarom, want ik wilde het ook een beetje objectiveren. Van Morrison heeft een zeer positieve invloed op mijn gemoedsgesteldheid, maar geldt dat ook op die van u en de rest van de mensheid? Beethoven verdient alle aandacht in ‘zijn’ jaar, maar deed hij meer dan de mensen van zijn tijd en van latere tijden ‘amuseren’ (ik druk het even moedwillig lapidair uit): op zich zeer relevant en belangrijk, natuurlijk, danke Ludwig von, hij heeft er de wereld niet mee veranderd, denk ik. Het is niet dankzij zijn Ode an die Freude dat de Europese Unie goed draait. Of slecht. Het getuigt alleen van goede smaak dat die hymne werd uitverkoren.

Een korte greep uit de namen die de lijst ook niet hebben gehaald: Mahatma Gandhi (naast het uitermate interessante concept van geweldloos verzet dat hij heeft bedacht, bleek hij een onverbeterlijke racist te zijn), Thomas Alva Edison (de meester-uitvinder met een recordaantal octrooien op zijn naam, maar vele ideeën heeft hij gewoon gejat, of hij was de snelste om er een octrooi voor aan te vragen), Maarten Luther (heeft de katholieke kerk wakker geschud en het protestantisme doen ontluiken, maar vond de mens ondergeschikt aan het goddelijke, de vrije wil erkende hij niet), Henry Ford (schonk ons de auto en de lopende band, die — los van de problemen die ze heden ten dage veroorzaken — finaal wel bijzonder nuttige uitvindingen zijn, maar bleek een overtuigde antisemiet), Christoffel Columbus (prima dat hij wat continenten ontdekte, minder prima dat daarvoor zoveel bloed moest worden vergoten)… En zo was er altijd wel iets. Moeilijke opdracht. En toch… we zullen doorgaan!

20. Rosa Parks

19. Ada Lovelace

18. Alan Turing

17. Rosalind Franklin

16. Leonardo da Vinci

15. Michael Faraday

14. Jonas Salk

13. James Watt

12. Florence Nightingale

11. Johannes Gutenberg

10. MARTIN LUTHER KING, JR. (1929-1968). Het lijkt alsof hij er altijd geweest is en dat hij al een man van middelbare leeftijd was toen hij in Memphis werd neergeschoten op 4 april 1968, en toch is dominee Martin Luther King, Jr. niet ouder geworden dan 39. Zijn geweldloze verzet tegen rassenscheiding in de Verenigde Staten leverde hem in 1964 de Nobelprijs voor de Vrede op. Dat was een jaar na de legendarische ‘I have a dream’-toespraak na de mars op Washington van 28 augustus 1963. Elke vorm van segregatie bestreed hij verbaal en door het organiseren van protestwandelingen. Nooit met geweld, ook al was een belangrijke minderheid van de zwarte bevolking racisme en discriminatie hartsgrondig beu en wilde die dat met alle mogelijke middelen bestrijden. King bleef vreedzaam: zijn retorisch talent en charismatische uitstraling bezorgden hem niet alleen bij de zwarte bevolking aanhangers. En hoewel de FBI van J. Edgar Hoover gretig elementen uit zijn persoonlijke dossier liet lekken — vooral over zijn liederlijke liefdesleven —, doet dat niets af aan zijn grote verdiensten. Alleen… het ‘Promised land’ is nog altijd niet in zicht, ondanks die ultieme toespraak op de vooravond van zijn gewelddadige dood. Zijn zonen en zijn weduwe namen daarna zijn taak binnen het Southern Christian Leadership Conference (SCLC) over.

9. CHARLES DARWIN (1809-1882). Engelse autodidact die opgroeide als gelovige wetenschapper, aanhanger van de natuurlijke theologie. Door persoonlijke waarnemingen tijdens zijn ontdekkingsreizen met de Beagle tussen 1831 en 1836 gooide hij dat religieuze juk af en gaf hij voorrang aan de wetenschap. Zijn conclusie: de evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie. De rest van zijn leven bleef hij wijden aan het verder uitdiepen van zijn allereerste vaststellingen. Dankzij Darwin wordt de mens als een diersoort beschouwd, en niet als een boven de natuur staande levensvorm. Zijn evolutietheorie ligt aan de basis van alle levenswetenschappen. On the Origin of Species is een van de belangrijkste boeken ooit verschenen. Alles wat we nu weten over mens en dier hebben we in principe aan Darwin te danken. Al is er natuurlijk kritiek, bijvoorbeeld over het feit dat hij de ontwikkeling van menselijke intelligentie en emotie uitsluitend bleef verklaren door natuurlijke selectie. Survival of the fittest, een term die filosoof Herbert Spencer lanceerde, ook wel gekend als ‘sociaal darwinisme’, blijft een niet zo prettige restant van Darwins onderzoek.

8. ALBERT EINSTEIN (1879-1955). In De slimste mens ter wereld zou hij wellicht niet goed scoren vanwege die opeenstapeling van nutteloze weetjes, maar mogelijk wás hij gewoon ‘de slimste mens ter wereld’. De Duits-Zwitsers-Amerikaanse theoreticus is een van de belangrijkste natuurkundigen uit de geschiedenis. En natuurlijk wordt hij vooral vereenzelvigd met de speciale en de algemene relativiteitstheorie uit respectievelijk 1905 en 1915, en, tot zijn eigen spijt, ook wel met de ontwikkeling van de atoombom. Hij publiceerde meer dan 300 wetenschappelijke werken, al mag de verdienste van zijn eerste echtgenote, de Servische natuurkundige Mileva Marić, niet onderschat worden. Toen het huwelijk nog goed liep, toetste hij al zijn ideeën bij haar af. Dat leverde niet zelden nieuwe of aangepaste inzichten op. In 1921 ontving hij de Nobelprijs voor Natuurkunde, maar toen de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen, werd hij door het regime en nazigezinde collega’s weggepest: hij vluchtte naar de Verenigde Staten. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij een pleitbezorger tegen de kernwapenwedloop. In 1952 werd hem aangeboden om president van Israël te worden: hij weigerde. Zo slim was hij toch wel.

7. NICOLAAS COPERNICUS (1473-1543). Pruisische wiskundige en astronoom die een heliocentrisch model van het universum formuleerde met de Zon in het centrum. Eerder werd altijd gedacht dat de Aarde centraal stond. Z’n net voor zijn dood verschenen boek De revolutionibus orbium coelestium wordt bestempeld als een belangrijk moment in de wetenschapsgeschiedenis, samengebald in de term ‘Copernicaanse revolutie’. De katholieke kerk was minder enthousiast: die noemde de theorie van Copernicus ‘wiskundige fictie’. Ook theologen als Maarten Luther keerden zich tegen hem, omdat zijn argumenten niet door de Kerk aanvaard werden. Eerder al had Copernicus in 1517 een kwantiteitstheorie bedacht, die ook in de moderne monetaire economie van tel blijft: de theorie dat de geldhoeveelheid een bepalende invloed heeft op het prijspeil. Gun dus deze Copernicus best maar zijn plaats onder de zon.

6. ELEANOR ROOSEVELT (1884-1962). Neen, u hoeft niet uit te halen omdat ik de naam van haar echtgenoot gebruik. Ze was zelf van geboorte een Roosevelt, nicht trouwens van die andere president Roosevelt, Theodore. Huwde met Franklin Delano Roosevelt, die in 1921 getroffen wed door polio. Tussen 1933 en 1945 — presidenten mochten toen nog meer dan twee ambtstermijnen in het Witte Huis verblijven — was ze meer dan gewoon een First Lady. Ze sprak zich nadrukkelijk uit voor de mensenrechten en lag mee aan de basis van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de basisrechten voor Amerikanen. Richtte mee het Freedom House op, een stichting ter bevordering van de democratie en het onderzoek ernaar. Mede dankzij haar lobbywerk in het Congress kregen Afro-Amerikanen en vrouwen hogere lonen. Bleef tot aan haar dood een belangrijke rol spelen in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. In alle opzichten een First Lady. (En haar man, een democraat, was uiteraard met zijn ‘New Deal’ zeer belangrijk voor de economische wederopstanding van de Verenigde Staten na de krach van 1929. Hij werd drie keer herkozen.)

5. LOUIS PASTEUR (1822-1895). Franse scheikundige en bioloog, die bekend is geworden vanwege de naar hem vernoemde pasteurisatietechniek en de ontdekking van een vaccin tegen hondsdolheid, in 1885. Zijn theorie dat microben ziekteverwekkers zijn, is een van de belangrijkste ontdekkingen in de medische wereld. Op basis van die vaststelling ontwikkelde hij vaccins. Ook het steriliseren van medische instrumenten en wondverbanden werd door hem geïntroduceerd. Maar zijn grootste verdienste is ongetwijfeld dat hij ontdekte dat schadelijke microben in bederfbare voedselproducten kunnen vernietigd worden door ze korte tijd te verhitten: een techniek die we nog altijd kennen als ‘pasteuriseren’. We kunnen dus maar best ‘Merci’ zeggen tegen monsieur Pasteur dat we elke dag kunnen eten zonder al te grote gezondheidsrisico’s te nemen.

4. MARIE SKŁODOWSKA-CURIE (1867-1934). Pools-Franse schei- en natuurkundige die vanzelfsprekend altijd in één naam wordt genoemd met haar echtgenoot, Pierre Curie (1859-1906). ‘Madame Curie’ was echter in de eerste plaats een zelfstandige vrouw, geboren in Warschau als Maria Salomea Skłodowska, die op haar vijftiende cum laude de middelbare school afwerkte en vanwege de ‘russificatie’ van Polen als vrouw niet naar de universiteit mocht. Ze werkte als lerares en gouvernante zodat haar zus Bronia in Parijs medicijnen kon studeren. Zelf vertrok ze in 1891 naar Parijs, waar ze aan de Sorbonne scheikunde, natuurkunde en wiskunde studeerde. Ze mocht onderzoek doen naar de magnetische eigenschappen van gehard staal en kwam zo Pierre Curie tegen, met wie ze in 1895 trouwde. Zelf leverde ze in 1903 een proefschrift af over radioactiviteit. Datzelfde jaar ontving het echtpaar de Nobelprijs voor Natuurkunde “voor hun onderzoek naar de stralingsfenomenen”. Na de dood van haar man, in 1906, zette Marie haar en hun werk verder, wat haar vijf jaar later een Nobelprijs Scheikunde opleverde “voor haar ontdekking van radium en polonium en voor haar studie naar de aard en samenstelling van deze opmerkelijke elementen”, als een van de vier personen, en de enige vrouw, die twee Nobelprijzen heeft gewonnen. Als vrijzinnige werd ze echter niet aanvaard in de conservatieve Académie des Sciences. Vrouwvriendelijk zijn de wetenschappen nooit geweest.

Morgen: 3 tot en met 1.



De Bewonderenswaardige 20 (20 t/m 11)

Geschiedenis, Memories & mijmeringen Posted on do, augustus 27, 2020 11:37:45

De laatste top 20 op mijn blog deze zomer (ja, ik ben het ook een beetje beu, veel werk, weinig respons), maar zoals Ramses Shaffy al placht te zeggen: ‘We zullen doorgaan’. “Met de stootkracht, van de milde kracht.” ‘Tot het gaatje’, voegde André van Duin daar schertsend aan toe, de deugniet.

Voor de laatste categorie neem ik even afstand van de muziekwereld, na al die zangeressen, zangers, bands en albums. Het was even zoeken naar het juiste evenwicht, want ik ga het hebben over historische figuren, maar ik wilde het vooral positief houden. Dus viel het adjectief ‘belangrijkste’ al weg. Dan moet je immers een zekere Adolf Hitler in je lijst opnemen. Vreselijkste snor uit de geschiedenis, maar wel bepalend voor de 20ste eeuw en eigenlijk nog altijd: zonder die vreselijke Hitler zouden we nu paradoxaal genoeg misschien niet in vrede leven. Of zouden we niet telkens waarschuwen voor ‘de jaren 30’ als (extreem)rechtse luitjes rare dingen roepen of doen. Determinerend was de Führer dus alleszins, helaas.

Ik wil niet pronken met een lijstje waarin massamoordenaars prijken. De poll die de gewaardeerde twitteraar — ik weiger ’tweep’ in de mond te nemen! — Jeroen Verhelst de derde week van juni organiseerde, waaruit hij de #historische100 afleidde, gaf als nummer 1 Napoleon Bonaparte. Hij kreeg van 45 deelnemers een stem die hem een of meerdere punten opleverde, wat zijn eindtotaal op 95 bracht, precies twintig punten meer dan de tweede. Natuurlijk is Napoleon belangrijk en positief geweest voor recht, meeteenheden, burgerlijke stand en dergelijke, maar het was ook een krijgsheer die over lijken ging. Op twee stond overigens Jezus van Nazareth, een man waaraan mirakels worden toegeschreven, waarin ik niet geloof. Al zal hij best wel aardige dingen gedaan hebben. Op drie Karl Marx, de übermarxist, want bedenker ervan. Maar zijn op zich waardevolle ideeën leidden tot communistische regimes en moeten we daar achteraf wel zo blij mee zijn? Idem dito voor enkele andere namen uit die top 20: Julius Caesar (op 7), Karel de Grote (11), Alexander de Grote (geen familie, 14), Dzjengis Khan (15) en Otto von Bismarck (19). (Hitler stond, voeg ik er nog even aan toe, op 21, wat eigenlijk te laag is als je het over historische betekenis van figuren hebt.) Nogmaals, interessante lijst, maar niet wat ik betracht.

Enfin, ik zoek het eerder in de richting van ‘Helden’, maar dat is dan weer zo’n kwalificatie die te pas en te onpas wordt gebruikt. Een brandweerman die zijn eigen leven riskeert om een kind uit een brandend huis te redden is voor mij een veel grotere held dan een politicus die iets bruikbaars bedenkt, maar voor de uitvoering op anderen rekent. Schrappen: helden.

Zo kom ik uiteindelijk uit bij ‘bewonderenswaardige figuren’, op zich ook al een ietwat ongelukkige en geforceerde omschrijving. Waarmee ik bedoel: mensen die iets hebben gedaan dat goed is geweest voor de rest van de mensheid en die daarom — ondanks soms persoonlijke tekortkomingen en mislukkingen — onze bewondering verdienen. Een positieve lijst met weerhaken, quoi. Welkom bij #DeBewonderenswaardige20

20. ROSA PARKS (1913-2005). Weigerde op 1 december 1955 in Montgomery, Alabama, haar zitplaats in het voor zwarten gereserveerde deel achterin de bus aan een witte passagier af te staan, nadat het ‘exclusief voor blanken’-gedeelte vol zat. Ze kreeg een boete van 10 dollar, weigerde te betalen en werd vervolgd voor ‘verstoring van de openbare orde’. Daarop startte Martin Luther King, Jr. een geweldloze boycot van de bussen in Montgomery: het busbedrijf ging bijna failliet en schafte de segregatie in haar voertuigen dan maar af. Rosa Parks kreeg vervolgens gelijk bij het Supreme Court. Ondertussen was ze wel ontslagen en werd ze met de dood bedreigd. Rosa Parks bewees dat moed en burgerlijke ongehoorzaamheid een aanzet kunnen zijn tot noodzakelijke veranderingen, al heeft de burgerrechtenactiviste niet kunnen verhelpen dat racisme onlosmakelijk verbonden blijft met de Verenigde Staten. Zie de actualiteit.

19. ADA LOVELACE (1815-1852). Britse wiskundige die een ‘analytische machine’ beschreef, die zou uitmonden in de eerste elektronische rekenmachine van haar tijdgenoot Charles Babbage (1791-1871). Wordt beschouwd als de ontwerpster van het eerste computerprogramma. Zag ook in dat computers — uiteraard zonder die naam te gebruiken — op termijn in staat zouden zijn om ingewikkelde berekeningen te maken, te moeilijk voor het menselijke brein. Samen met Babbage publiceerde ze hierover in 1843 een baanbrekend artikel. Ze voorzag dat een analytische machine in staat moest zijn om muziek te componeren, afbeeldingen te maken en wetenschap te bedrijven. Dank u, Ada!

18. ALAN TURING (1912-1954). Wiskundige en informaticus, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het grootste geheim actief was bij de Government Code and Cipher School in Bletchley Park, waar men probeerde gecodeerde berichten van de Duitse vijand te ontcijferen om de geallieerden een stap voor te kunnen geven. Samen met drie Poolse mathematici ontwikkelde hij een decoderingsapparaat dat de codes van het Duitse Enigma-apparaat kon ‘vertalen’, wat een van de belangrijkste ondersteunende elementen voor de overwinning van de alliantie werd. Turing werd geëerd voor zijn oorlogsinspanningen, maar toen bleek dat hij homoseksueel was, werd hij ontslagen. In 1952 werd hij gearresteerd voor ‘homoseksuele handelingen’, die tot 1967 verboden zouden blijven in Groot-Brittannië. Hij kreeg de keuze: chemische castratie of gevangenisstraf. Hij koos het eerste. Twee jaar later pleegde hij zelfmoord, al wordt er ook gespeculeerd dat hij vermoord zou zijn door de Britse geheime dienst. Pas in 2009 bood de Britse regering excuses aan, nog eens vier jaar later verleende de koningin Alan Turing gratie. Een zo belangrijke man die zo schandalig behandeld werd en niet eens tweeënveertig is geworden: zonde.

17. ROSALIND FRANKLIN (1920-1958). Britse chemica die met behulp van moleculaire röntgendiffractie mee aan de basis lag van het ontrafelen van de structuur van DNA. Al snel zorgde haar ontdekking voor een dispuut met Maurice Wilkins, haar collega aan het Londense King’s College. Franklin vertrouwde Wilkins niet en bleef haar bevindingen daarop geheimhouden. Hoewel haar onderzoek aantoonde dat DNA een helix-structuur vertoonde, bleef ze dat hardnekkig ontkennen. Wilkins bezorgde de röntgendiffractiefoto’s aan zijn Cambridge-collega James Watson, die hieruit concludeerde dat de structuur van DNA er als een dubbele helix moest uitzien. Samen met Francis Crick schreef Watson hierover een artikel in Nature, merkwaardig genoeg in hetzelfde nummer als waarin Rosalind Franklin die conclusies ondersteunde. Of ze de structuur zelf zou gevonden hebben, blijft voer voor discussie. Feit is dat haar hogekwaliteitsfoto’s onmisbaar waren in het onderzoek. Na de DNA-publicaties vertrok Rosalind Franklin uit King’s College op voorwaarde dat ze zich niet meer met DNA zou bezighouden en legde ze zich van dan af toe op virussen. In 1956 werd eierstokkanker bij haar ontdekt, ziekte waaraan ze twee jaar later, op haar 37ste, zou overlijden. In 1962, vier jaar na haar dood, ontvingen Watson, Crick en Wilkins de Nobelprijs voor de ontdekking van de DNA-structuur. Aangezien die prijs nooit postuum werd toegekend, was die eer niet meer weggelegd voor Rosalind Franklin.

16. LEONARDO DA VINCI (1452-1519). De homo universalis, al is zijn bijdrage tot de wetenschappen uiteindelijk beperkter dan de mythe ervan gemaakt heeft. Geboren in het Toscaanse dorpje Anchiano, op een paar kilometer van Vinci, ontpopte Leonardo zich in de 67 jaar die hem gegund waren als architect, uitvinder, ingenieur, filosoof, natuur- en scheikundige, schrijver, beeldhouwer en schilder. Denk aan de Mona Lisa, Het laatste avondmaal of de Vitruviusman. Wetenschappers beweren dat hij in de eerste plaats een kunstenaar was, kunstenaars dat hij vooral een wetenschapper was. Maar misschien ligt daar net zijn grootste verdienste: hij bracht wetenschap en kunst samen. Voornaamste punt van kritiek is dan wel dat hij heel veel aantekeningen maakte en aan ontelbare experimenten begon, maar ze zelden afwerkte. Maar het is wel zo dat heel wat namen die hier nog zullen passeren van zijn werk hebben geprofiteerd. Laten we het zijn code noemen.

15. MICHAEL FARADAY (1791-1867). Britse natuur- en scheikundige, die als persoonlijke assistent van de scheikundige Humphry Davy kennismaakte met wetenschap op hoog niveau. Mocht zijn baas vergezellen op diens reizen op het Europese continent, waar hij onder anderen Alessandro Volta, André-Marie Ampère en Nicolas-Louis Vauquelin ontmoette. Dankzij zijn werk rond elektromagnetisme werd hij tot directeur van de Royal Institution benoemd. Hij kwam tot de vaststelling dat magnetisme elektriciteit kon opwekken. Door zijn onderzoek naar de capaciteit van condensatoren, werd de eenheid daarvan, farad, naar hem vernoemd. In de jaren 1840 ontdekte hij dat bij loodglas magnetisme de polarisatie van licht beïnvloedt: het Faraday-effect. En in een constructie van elektrisch geleidend materiaal die statische elektrische velden buitenhield, de ‘Kooi van Faraday’, experimenteerde hij verder. Daardoor is hij belangrijker dan zijn buitenlandse voorgangers Volta (ontdekker van de elektrische batterij), Ampère (ontdekker van elektromagnetisme) en Vauquelin (ontdekker van beryllium).

14. JONAS SALK (1914-1995). Amerikaanse medicus die een vaccin ontdekte tegen het in de jaren 50 nog zeer dodelijke poliomyelitisvirus. Het werd naar hem vernoemd en was een onmisbare eerste stap in de uitroeiing van de ziekte polio, ook wel kinderverlamming genoemd. In Nederland dateert de laatste polio-epidemie van 1956: toen werden nog bijna 2000 kinderen erdoor getroffen. In België werd vaccinatie in 1958 aanbevolen en negen jaar later wettelijk verplicht. Sinds 1970 zijn er geen poliopatiënten meer gesignaleerd bij ons. In 1988 waren er wereldwijd nog 350.000 gevallen, tegenwoordig zijn dat er slechts enkele honderden. Jonas Salk vroeg geen patent aan, omdat hij vond dat het vaccin aan het volk moest gegeven worden. Altruïsme bestaat.

13. JAMES WATT (1736-1819). Schotse ingenieur die de moderne stoommachine heeft uitgevonden. Maar ook het eerste kopieerapparaat, een patent dat hij in 1781 verwierf. Rond 1763 repareerde Watt een stoommachine die gebouwd was door Thomas Newcomen, een Britse uitvinder, en bedacht hij hoe hij die kon verbeteren. Met een aparte condensor dreef hij de efficiëntie op met 8 procent. Door stoomdruk te gebruiken, in plaats van atmosferische druk, kwam er nog eens 19 procent bij. In 1769 kreeg hij een patent voor ‘zijn’ stoommachine. Daarna kreeg James Watt de vraag om zijn stoommachine te bouwen, waarmee hij de aanzet gaf tot de industriële revolutie. Vanaf nu kon energie ook worden opgewekt door een machine, niet alleen door mensen of dieren. Watt introduceerde paardenkracht als eenheid van vermogen. Roep dus niet ‘Watt?’ omdat ik hem op dertien zet.

12. FLORENCE NIGHTINGALE (1820-1910). Britse verpleegkundige die alles in de schoot geworpen leek te krijgen om in de betere kringen te kunnen leven, maar die als tiener ‘de stem van God’ hoorde en zich het lot van armen, zieken en gewonden begon aan te trekken. Omdat vrouwen geacht werden aan de haard te blijven, schreef ze als reactie een feministische klassieker, Cassandra. De rest van de tijd introduceerde ze verpleging als vak en werd ze zo de grondlegger van de moderne verpleegkunde. Ze reorganiseerde ook een klein Londens ziekenhuis. Tijdens de Krimoorlog (1853-1856) bood ze haar diensten achter het front aan om zieke en gewonde Britse soldaten te verzorgen. ’s Nachts deed ze haar ronde met een lantaarn, wat haar de bijnaam ‘The lady with the lamp’ opleverde. Ze overtuigde de legerleiding ervan dat soldaten minder stierven aan het front dan door een gebrekkige ziekenzorg en dat daar dus in geïnvesteerd moest worden. Haar visie dat gezondheid niet de afwezigheid van ziekte is, maar een situatie waarin je jezelf volledig kan ontplooien, werd later opgenomen in de statuten van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Ook toen ze zelf ziek werd, bleef ze een team van wetenschappers aansturen en opkomen voor arme en onderdrukte mensen. In 1907 ontving ze als eerste vrouw ooit de Order of Merit. Hulde dus aan Florence Nightingale, maar ook aan de zwarte, Jamaicaanse verpleegster Mary Seacole (1805-1881), die eveneens aan ziekenzorg deed tijdens de Krimoorlog en ‘de zwarte Nightingale’ werd genoemd. Zij is veel minder bekend.

11. JOHANNES GUTENBERG (ca. 1400-1468). Duitse edelsmid, uitvinder van de boekdrukkunst in Europa. Voor alle duidelijkheid: niet de uitvinder van de drukkunst. Blokdrukken bestond al eerder, waarbij een volledige bladzijde uit één blok werd vervaardigd. Dat maakte het quasi onmogelijk om te corrigeren, omdat men telkens het volledige blok moest aanpassen. Gutenberg maakte voor het eerst gebruik van losse letters, wat correctie en redactie makkelijker en goedkoper maakte. Om het juiste resultaat te bereiken, had hij vele jaren moeten experimenteren. Letters in lood, een goedkope grondstof, bleken namelijk slecht uit te vloeien. Daarom werd er een percentage tin aan toegevoegd, plus bismut en antimoon, om het metaal minder te laten krimpen bij afkoeling. Een van de eerste resultaten was een kalender met astronomische voorspellingen voor het jaar 1448. Vervolgens vroeg de Kerk hem om aflaten te drukken. Tussen 1450 en 1455 vervaardigde hij de 42-regelige en 643 bladen dikke Gutenbergbijbel.

Morgen: 10 tot en met 4.



Leopold II

Geschiedenis Posted on za, juni 06, 2020 13:12:45

‘Ik zag nen aave man, ‘et s’ôeves langst de stroêt / Een zwette redingotte, ne lange witten boed / Hij ei ne wandelstok, ne zilvere kepi / Ik wei ni zaine nôem, ‘k nôem em Leopold II.’ In mijn herinnering dateert Leopold II van Jef Elbers uit de vroege jaren 70, in realiteit blijkt het 1984 te zijn. Een ogenblik dat de Brusselse volkszanger zich al een poos geëngageerd had bij het Vlaams Blok, wat niet verwonderlijk was voor iemand die nog bij de fascistoïde Vlaamse Militanten Orde (VMO) had gezeten.

Het lied van Elbers ging niet over de gelijknamige koning, maar over een man die op onze tweede vorst geleek. Het zal die lange witte baard geweest zijn die het ‘m deed. Leopold II, de echte, kwam deze week weer eens in het nieuws, mede dankzij een knie die toebehoorde aan een witte agent en een zwart hoofd dat eronder lag en minutenlang ‘I can’t breathe’ prevelde, tot de man inderdaad niet meer kon ademen. Het ging over racisme in de States en racisme bij ons, en dan komt Belgisch Congo ter sprake en onveranderlijk ook de man die ons dat land destijds had ‘geschonken’. Congo was een privé-projectje van ’s lands vorst, vanaf 1885, hij was net vijftig geworden en zou eind dat jaar twintig jaar op de troon zitten. Daar hoorde blijkbaar een feestje bij. Onafhankelijke Congostaat noemde hij de tiende provincie van toenmalig België, ook wel: Congo Vrijstaat, want over eufemismen moest je die oude heersers niets leren. Leopold II (1835-1909) zou drieëntwintig jaar genieten van die Belgische annex, waar de grondrijkdommen gretig werden toegeëigend en weerspannige inboorlingen — ik leen even het taaltje dat toen ongetwijfeld werd gebruikt — werden opgesloten, verminkt (het afhakken van handen was populair in die tijd) of vermoord. In 1908 droeg hij zijn speeltuin over aan de Belgische Staat, die nog tweeënvijftig jaar lang de scepter zou zwaaien in Congo, tot aan de onafhankelijkheid van 1960. Lees gerust Adam Hochschilds ontluisterende portret De geest van koning Leopold II en de plundering van de Congo uit 1998, waarvan de oorspronkelijke Engelse titel nog veel meer zegt: King Leopold’s Ghost: A Story of Greed, Terror, and Heroism in Colonial Africa. Na lezing ben je opeens iets minder trots dat je Belg bent.

Moeten we standbeelden van Leopold II her en der in het land nog blijven gedogen, was de vraag die even onverbiddelijk als onvermijdelijk opdoemde de voorbije dagen. Versta: moeten we eer blijven betonen aan een bezetter, een dief, een slavendrijver en een massamoordenaar, en dat allemaal verzameld onder datzelfde royale schedeldak? Als je de vraag zo stelt — en waarom zouden we dat niet doen? — is het antwoord logischerwijs en volmondig ‘Neen’. Uiteraard niet. Wie denk je wel dat we zijn? Sommigen voegden de daad bij het woord en gingen Leopold II bekladden, niet onbegrijpelijk, maar tegelijk ook een zwaktebod.

Toch werden die borst- en standbeelden van Leopold II ooit geplaatst. En dat kan alleen maar geweest zijn om eer te betonen aan de monarch, waarom investeer je anders in edelgesteente en de vaardige handen van een kunstenaar die het beeld mag vervaardigen? Zoals een Cyriel Verschaevestraat ooit zo werd genoemd omdat de lokale notabelen die Verschaeve zo’n nobele dichter, priester én man vonden. Die actieve collaboratie, ach, een detail, zoals dat Congo-hoofdstuk voor diegenen die beslisten om een standbeeld te plaatsen voor Leopold II eerder een vervelende bijkomstigheid zal geweest zijn. Had die weledele man ons volgens de overlevering niet talloze somptueuze bouwwerken geschonken: de koninklijke serres, de uitbreiding van het koninklijk paleis van Laken, de koninklijke galerijen van Oostende, de Zoo en het Centraal Station van Antwerpen, het Jubelpark, het Brusselse Justitiepaleis, de basiliek van Koekelberg en, o ironie, het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, waar al die in zijn opdracht gestolen voorwerpen netjes uitgestald werden. Neen, als je het in zijn historische context plaatst, was die Leopold meer schurk dan held, een onverbeterlijke racist en allesbehalve een verlichte dictator.

Wat straalt zo’n borst- of standbeeld anders uit dan ‘Ik sta hier voor u, dus ik heb iets voor u betekend’? In het diepst van zijn gedachten zal zelfs Hendrik Bogaert denken dat hij recht heeft op een beeldje, het mag van plastic zijn. O, maar Leopold II is een historisch figuur, die kunnen we toch niet zomaar uit onze geschiedenis schrappen? Misschien moeten we er wel een verklarend bordje naast zetten? (Spoiler alert: kijk eens rond in een museum en turf het aantal mensen dat de bordjes naast schilderijen en beelden gaat bestuderen, het is een minderheid.)

We zouden al kunnen beginnen om de ware betekenis van Leopold II in de geschiedenislessen vanaf de lagere school te duiden. Beste kindertjes, dit was ooit een koning van ons, eigenlijk was hij niet beter dan andere massamoordenaars als pakweg Hitler, Stalin, Mao en Pol Pot. En die standbeelden: haal ze neer, de man verdient geen eerbetoon. Om hem en zijn wandaden niet te vergeten? Dan kan je net zo goed de publieke ruimte gebruiken om beelden van Freddy Horion, Marc Dutroux en enkele moslimterroristen te plaatsen, ‘om hen vooral niet te vergeten’. Beter nog: zet ergens in onze hoofdstad één beeld en noem het ‘Beeld van de bekende misdadiger’. Eén keer per jaar organiseren we een bedevaart die eindigt met het smijten van rotte eieren en tomaten naar het beeld.

Ik heb een voorstel. Er worden geen beelden meer gemaakt van nog levende personen, hoe geweldig we ze als samenleving op het moment zelf ook vinden. Pas vijftig jaar na de dood van een bekende medemens oordeelt een comité van historici, politici en wetenschappers die op hetzelfde domein actief zijn als de mogelijk geëerde, wie er eventueel een borst- of standbeeld verdient en waar dat best geplaatst wordt. Hoe groter de verdienste van de persoon, hoe vaker hij of zij in het straatbeeld mag voorkomen. Los van alle sentiment en ons-kent-ons. Twee, drie generaties later moeten we in staat zijn om de juiste context te schetsen. Als die onafhankelijke experts dan, in naam van de bevolking, van oordeel zijn dat iemand vanwege zijn of haar bijzondere prestaties aan de buitensporige ontlasting van de duiven mag overgeleverd worden, laten we dat dan vooral doen. Want: ere wie ere toekomt.

***

Jef Elbers leeft nog. Een standbeeld voor hem is vooralsnog niet aan de orde. Wellicht nooit. Laten we niemand op ideeën brengen.



Delphine

Geschiedenis Posted on za, februari 01, 2020 13:07:35

Maandag 13 november 2017. Dankzij Google kan ik de weekdag perfect reconstrueren, veel dank daarvoor (en laat die mails van bevriende organisaties over spullen die met maandagen of 2017 te maken hebben maar komen, de spam staat open!). Dat het net díe datum was, vind ik terug in mijn sms’en. Ik mocht die avond voor Van Gils & gasten het gesprek met Delphine Boël voorbereiden, over de opening van een tentoonstelling van haar werk die ze ‘Love’ had gedoopt en waarin ze veelkleurige schilderijen exposeerde die het woord ‘Love’ in veelvoud bevatten. Een verademing ten overstaan van haar vorige werk, waaruit agressie, diepe zielenpijn en een niet te doven boosheid leken te stralen. Of ze bereid was voor de trailer van het programma ‘Love’ op de wand van het decor te schilderen, terwijl Lieven Van Gils zijn bekendste gasten van die avond introduceerde? No problem. Wekenlang heeft het erop gestaan, die Love. Daar was ik wel een beetje trots op.

Ja, natuurlijk grepen de eindredacteur met dienst en de presentator die tentoonstelling aan om het heel even over haar kunst te hebben en dan zo snel mogelijk over te gaan tot waar het écht over moest gaan: dat ze een bastaardkindje van onze voormalige koning is. Zo gaat dat in talkshows, gasten mogen het kort hebben over waar ze mee bezig zijn, waarna ze lang en breed mogen, neen: móeten, vertellen over waar ze liever niet mee bezig zouden zijn, maar dat te smeuïg is om er niet over te praten. De mensen willen dat horen, weet u wel. Haar man Jim en de kinderen waren mee. Een warm gezin, dat voelde je. Met veel plaats voor humor en zelfrelativering. Lieven zei, in het Engels, iets verontschuldigend in de aard van ‘Ik moet deze vraag wel stellen’, waarop zij, tongue-in-cheek anticiperend, repliceerde: ‘O ja, móet je deze vraag wel stellen?’ Ze wist heel goed wat er ging gebeuren (ik had haar ook gebriefd, zeer zeker wel). En dus badineerde ze een beetje over De Rechtszaak. Iedereen tevreden: zij, omdat het óók over haar werk ging, wij, omdat het óók over haar reden van bestaan voor de Belgische media ging.

Een paar maanden later kreeg ik de opdracht om Delphine Boël opnieuw te contacteren, omdat er een uitspraak op til was in de DNA-zaak die moest bepalen wie haar biologische vader was, ook al wisten we dat natuurlijk al lang. Ik stuurde haar een lange sms, met de vraag of ze daarover wilde komen praten. Minder dan een uur later kreeg ik een nogal bits antwoord terug. Ik permitteer het me de essentie ervan hier neer te schrijven, omdat er geen kroon ontbloot wordt. ‘I am very sorry but I can’t talk about this stuff.’ Ik voelde me een paparazzo, een stalker die maar in één ding geïnteresseerd was, hoewel ik — echt waar — de kunstenares en de vrouw Delphine veel interessanter vond dan de wouldbe-semi-prinses. Soms draaien we in de journalistieke wereld als een hamster rond in een rad dat zelden fortuin brengt. Ik prevelde iets terug, dat ik het volledig begreep (wat ik ook deed), dat het me speet dat ik het gevraagd had (wat ik ook meende) en dat we hoopten haar in de toekomst uit te nodigen als er een nieuwe tentoonstelling zou zijn van haar werk (wat ik ook oprecht graag gedaan zou hebben). Maar ik voelde vooral walging, dat ik het überhaupt gevraagd had, zoals ongetwijfeld meer dan een handvol collega’s terzelfdertijd zullen gedaan hebben, mogelijk met minder gewetensproblemen en wroeging.

***

‘Zijn majesteit Koning Albert II heeft kennisgenomen van het DNA-onderzoek waartoe hij zich geschikt heeft op vraag van het hof van beroep in Brussel. De wetenschappelijke conclusies tonen aan dat hij de biologische vader van mevrouw Delphine Boël is.’ Meer dan een droog communiqué van vijf paragrafen had het juridisch team rond de vijfentachtigjarige vorst er niet voor over. In de rest van de tekst wordt benadrukt dat Zijne Overspelige Vorst (mijn woorden!) zich nooit heeft willen bemoeien met de band tussen ‘mevrouw Boël’ en haar wettelijke vader, dat ‘mevrouw Delphine Boël’ zelf gekozen heeft voor een lange en pijnlijke procedure, en dat zij het was die het privéleven van de betrokken partijen niet heeft gerespecteerd. Zijn versie van ‘can’t talk about this stuff’.

De afgetreden koning die zich koning mag blijven noemen, bevestigde gewoon wat we allemaal al lang wisten. Hij zei niet ‘Et alors?’, zoals de Franse president Mitterrand ooit deed, toen aan het licht kwam dat die een buitenechtelijk kind had. Hij zei niet ‘Het spijt me, Delphine’, of iets vergelijkbaars dat had kunnen aantonen dat hij enige affectie voelt voor zijn vierde en jongste kind, halfzus van die andere drie. Ofwel heeft hij slechte adviseurs, ofwel is hij zelf een slechte mens, ofwel een combinatie van beide, maar dit was belabberde communicatie. Waar was Frank Swaelen nu we hem nodig hadden, om Albert toe te roepen: ‘Mijnheer, uw gedrag is onwaardig en schandalig, en het hele land zal u veroordelen!’ Swaelen is niet meer. Zoals ook Albert niet meer is, dat wil zeggen de prins-bon vivant die na de plotse dood van zijn ultrakatholieke ‘brave’ broer onverwacht op de troon belandde en zich daar na een aarzelend begin ontpopte tot een geliefde vorst — herinner u de aandoenlijke beelden van een bevende man tijdens de eedaflegging, die achteraf werden toegeschreven aan een essentiële tremor. Van Bert Bibber tot Piet Pienter. Die ogenschijnlijke charmante, humorvolle man van vlees en bloed bleek een koud heerschap te zijn, niet in staat om liefde te geven, niet bereid om de smeekbede van een jonge vrouw te beantwoorden en haar te erkennen als de zijne. (Of was het toch de al even kille Paola die hem influisterde om nooit toe te geven, zoals Joël De Ceulaer vandaag insinueert in De Morgen.)

Et alors?, riep het volk en het ging door met de dagelijkse besognes. Er werd wat afgelachen, het nieuwsbericht was nog niet koud of de eerste koninklijke moppen werden afgevuurd. Dat er met Zijne Ontkennende Hoogheid werd gespot, keur ik nog goed. Eigen schuld… Maar helaas moest ook Delphine het ontgelden. Een vrouw die al drie decennia streeft naar erkenning, meer niet. Geen titel, geen centen, geen plaats aan de kerstdis, gewoon: haar biologische vader die toegeeft wie hij is en — als het even kan — ook nog eens zegt dat hij haar graag ziet. Zoals ieder kind dat wil horen, dat je gewenst bent, dat je altijd welkom bent, dat je geliefd bent, dat je van hem bent. Dat je bént, tout court. Niets van dat alles. De vorst zweeg in alle landstalen. Alsof hij meer is dan een mens van vlees en bloed. Alsof zij minder is dan een mens van vlees en bloed. De meesten onder ons, lezers, kunnen zich de pijn niet voorstellen van niet te weten wie je bent en waar je vandaan komt, wat in feite neerkomt op: niet te bestaan. Je bent en toch ben je niet. Gelukkig is ze goed omringd en heeft ze haar kunst. Misschien moet u toch maar eens naar haar volgende expositie gaan.

Happy for you, Delphine!



Erger dan de jaren 30

Geschiedenis Posted on za, november 23, 2019 13:21:38

Het ging de voorbije dagen weer over de jaren 30. Niet over de tijdsspanne die er over tien jaar aankomt, maar over het tijdsgewricht dat, afhankelijk van hoe je de jaartelling bekijkt, begon in 1930 of 1931, en eindigde in 1939 of 1940. (Voor wie daar een boompje wil over opzetten: onze jaartelling begint op het punt 0, min of meer gelijk aan de geboorte van Jezus Christus. Al wat daarvoor gebeurde, heet ‘v.Chr.’, al wat daarna geschiedde is ‘na Chr.’, of gewoon: een jaartal. Het jaar 0 bestaat niet. We namen een vliegende start en begonnen in het jaar 1, net zoals het jaar voordien niet 0 of -0 was, maar -1. Die ‘nul’ was een momentopname, zo weer verdwenen. Een ijkpunt en niet meer dan dat. Verder niets om ons zorgen over te maken of om er brede maatschappelijke debatten over te organiseren. Ware het niet dat we de onhebbelijke gewoonte hebben om alles in decennia op te delen. En dat het makkelijker klinkt om pakweg de jaren 60 af te bakenen tussen 1 januari 1960 en 31 december 1969. Wat dus fout is, want als onze tijdrekening begon in het jaar 1, startten de ‘sixties’ logischerwijze in het jaar 1961. Logisch, omdat we als volgt tellen: 1-2-3-4-5-6-7-8-9-10. Kortom, het jaar 1930 behoorde nog tot de jaren 20, de jaren 30 begonnen op 1 januari 1931 en eindigden op 31 december 1940. Met mijn welgemeend excuus voor deze flinke zijsprong.)

Het ging dus over de jaren 30. Herman Van Goethem, historicus en rector van de UAntwerpen, schreef op het eind van een week die begon met een brand in een toekomstig asielcentrum dat de politieke pyromanen van de jaren 30 terug zijn van weggeweest. Hij haalde er de Kristallnacht bij, en de boekverbrandingen onder de nazi’s. Collega-historicus Nico Wouters waarschuwde een paar dagen later voor dat soort veralgemeningen. Wouters raadt af om vergelijkingen te maken met de jaren 30 van toen, al schreef hij ook: ‘Van Goethem is uiteraard een uitstekend historicus en zijn vergelijking met de jaren 1930 is op zich correct. Het punt is wel dat je met evenveel legitimiteit ook de fundamentele verschillen met de jaren 1930 kan benadrukken. Het hangt er maar van af welke focus je gebruikt en welke elementen je naar voren wil halen. Dat maakt van dit soort historische parallellen vaak een interessant intellectuele oefening maar een zeer problematische raadgever voor vandaag.’

Van Goethem blaast warm, Wouters afwisselend koud en warm. Reductio ad Hitlerum, zoals dat in geleerdere kringen genoemd wordt, neigt soms tot reductio ad absurdum. Laten we daar even van afstappen en toch proberen te vergelijken. Een evenwichtsoefening die niet makkelijk is, zeker niet voor een man die, zoals ondergetekende, al uitschuift als hij een ijsplek in de verte ziet opdoemen.

In díe jaren 30 werd een hele natie, Duitsland, getroffen door de gevolgen van de herstelbetalingen die deel uitmaakten van het Verdrag van Versailles uit 1919. De geallieerden waren daar naartoe gestapt met de idee om wraak te nemen op de Duitse oorlogszucht tussen 1914 en 1918. Over slechte raadgevers gesproken: wraak en rancune zijn áltijd slechte raadgevers. Want in plaats van de Duitse leiders te treffen en zij die de oorlogsmachine actief ondersteunden, werd de gewone man in Duitsland getroffen. En die gewone man kreeg het steeds moeilijker om te overleven, laat staan volwaardig te leven. Op die brokstukken van een gehavende samenleving-zonder-vooruitzichten profileerde een klein mannetje met een snorretje zich om de natie een betere toekomst voor te spiegelen. Zoals beginnende politici weleens plachten te doen, riep hij: met mij wordt het beter. Maar dan moet je mij wel onvoorwaardelijk volgen. Hij was de grote winnaar van verkiezingen, kreeg als aanvoerder van een minderheidspartij de macht toegeschoven door weifelende traditionele partijen — de trado’s van het Duitsland van 1933 — en maakte daar almacht van. U kent uw geschiedenis. Er hoorde een zondebok bij, méérdere zondebokken zelfs, maar de Joden genoten wel de oneer om helemaal platgewalst te worden door de propagandamachine van Goebbels en daarna uitgeroeid te worden in de kampen. De Duitse Johann met de pet knikte en keek de andere kant op. Of werkte actief mee. Het was toch hún schuld dat wij, gewone Duitsers, het moeilijk hadden, nietwaar?

De Jood van toen — een heel specifiek ras en een heel specifieke bevolkingscategorie — is nu de vreemdeling geworden — heel breed gedefinieerd. Asielzoekers, gelukzoekers. Migranten komen ons werk afnemen. Moslims komen ons bekeren tot de islam. Fundamentalisten zullen ons uitmoorden. Dus mag zo’n toekomstig asielcentrum volgens sommigen — een omschrijving van een op het eerste gezicht beperkte categorie die zich echter steeds verder uitbreidt — in de fik gestoken worden. Liever zelfs mét asielzoekers erin, riepen enkelingen. Vergis u niet, hun aantal groeit. Kijk naar het onverstoorde en flink toegejuichte angstaanjagende repertorium van rechtse en extreemrechtse politici en opiniemakers. Kijk naar haatreacties op allerhande fora. Kijk vooral naar de verkiezingsuitslagen. Zwarte Zondag, morgen precies achtentwintig jaar geleden, is intussen Pikzwarte Zondag geworden.

***

Het migratiedebat is compleet verziekt. Migratie is nodig, elke samenleving, elk land heeft het nodig. Maar wel op een gecontroleerde wijze. Mensen die pro ongelimiteerde migratie zijn, dwalen. Zo werkt het niet. Dat kan een samenleving, hoe dynamisch ook, niet volhouden. Als u tot die groep behoort, stop hier en lees iets anders dat meer in uw kraam past. Mensen die tegen bijna elk vorm van migratie zijn, dwalen evenzeer. Wat doet u hier trouwens, rep u naar Doorbraak.

***

Wat de huidige situatie zo schrijnend maakt, is dat er niet meer over migranten wordt gesproken, maar over migratie. Er wordt niet over vluchtelingen gesproken, maar over het vluchtelingenprobleem. Er wordt niet meer over mensen gesproken, maar over getallen. Statistieken. Ontmenselijken werkt, dat werd nog vóór de jaren 30 van de vorige eeuw aangetoond, maar het werd onder Hitler en Goebbels wel geperfectioneerd. Als je de vreemdeling ziet, in plaats van een vreemdeling, kan je makkelijk verabsoluteren. En er een probleem van maken. Problemen vragen om oplossingen, liefst zo makkelijk mogelijke. Dat communiceert handiger.

Een vergelijking met de jaren 30 is dus verleidelijk. De parallellen zijn er, de methodes zijn herkenbaar. En toch wringt het. Daar dacht ik deze week aan na het lezen van verschillende opiniestukken en een schijnbaar achteloze tweet van volksvertegenwoordiger Van Langenhove, die een schoolbezoek aan het Fort van Breendonk omschreef als een vorm van ‘zelfhaat’. Daar kan je maar één conclusie uit trekken: hij vindt het jammer dat de Duitsers de oorlog niet hebben gewonnen. Hoe kan je immers aan zelfhaat doen, als je naar Breendonk stapt om te leren uit de geschiedenis van toch nog niet zo heel lang geleden? Zelfhaat is dan, in de ogen van de Vlaams Belang-representant: als Vlaming tegen je zin naar een historische plek gaan en zien waar het in jouw ogen is fout gelopen. Veel duidelijker kan je boodschap niet zijn, tenzij je — wat afgelopen zomer gebeurde — als lid van een rechts-van-extreemrechtse organisatie de Hitlergroet brengt in de oude kantine van de nazi’s in Breendonk. Dat laat nóg minder tot de verbeelding over.

Op een slinkend aantal uitzonderingen na — uitstervende Oostfronters en andere collaborateurs, die nog altijd overtuigd zijn dat ze destijds de juiste keuze maakten — hebben de racisten van vandaag geen oorlog verloren. Ze hebben niet de gevolgen moeten dragen van herstelbetalingen die heelder generaties in armoede zouden onderdompelen. Ze kregen niet te maken met economische uitzichtloosheid. Ach ja, de duistere jaren 80 en de bankencrisis van tien jaar geleden, dat wel, maar dat waren kleine, vervelende gebeurtenissen in vergelijking met wat Duitsland tussen de twee wereldoorlogen meemaakte.

Dat de Duitsers massaal overstag gingen en de kant van een dictator kozen, die het beste met hen voorhad, zo dachten ze, is achteraf bekeken fout en dom, maar niet eens zo onbegrijpelijk. In tijden van uitzichtloosheid is elk minuscuul lichtje aan het eind van de tunnel een baken. Je kunt dat niet goedkeuren, maar je kunt het wel begrijpen. Oorzaak-gevolg. De massahysterie en de onvoorwaardelijke steun voor een onmenselijk regime kwamen voort uit radeloosheid. Racisme — het beeld van ‘Untermenschen’ zoals Joden en zigeuners — was in die donkere dagen een reddingsboei. Het zijn wij, of de anderen, zo werd hen voorgeschoteld. Een leugen, maar wel een die geloofwaardig klonk.

Hoe zit dat met de racisten van nú? Waren de Duitsers eerder onvrijwillige haatzaaiers — ‘we moeten dit doen om ons hachje te redden’ —, dan zijn de racisten van vandaag vrijwillige haatzaaiers. Ze grijpen een onzichtbare bedreiging aan om bevolkingsgroepen te ontmenselijken. Wie zich blind laat leiden door uitspraken van mensen die wel of niet gehinderd worden door een cordon sanitaire, van Francken tot Dewinter, begint zich langzamerhand te gedragen als de Duitsers van weleer, maar dan zonder hun beweegredenen. Hier is geen sprake meer van een werkelijke oorzaak en een werkelijk gevolg. De oorzaak wordt verzonnen, aangedikt, in hapklare brokken nepnieuws verpakt en geslikt door steeds meer mensen.

Als je het zo bekijkt, is het misschien beter om op te houden voorspelbare, in se niet eens onjuiste, maar al te makkelijke vergelijkingen te trekken met de jaren 1930. Eigenlijk is het nu erger: dit is racisme omdat het kán, omdat mensen dat diep in zichzelf wíllen, omdat ze zich superieur achten. Dat superioriteitsgevoel was onder Hitler een propagandistisch middel, nu is het een ‘feit’. Racisme is bijna een doel op zich geworden.

Vreemd dat de vooruitgangsoptimisten en de leden van het obscure zootje dat zich ‘Bende van de Vooruitgang’ noemt, dat nog niet hebben opgemerkt, verblind als ze zijn door hun ‘Zo gaat het goed, zo gaat het beter’-mantra. Dat blind zijn voor gevaren tot ongelukken leidt, is nochtans iets wat je kunt leren uit de geschiedenis.



Innovation, 50 jaar later

Geschiedenis Posted on zo, mei 21, 2017 11:40:53

Als u
morgen op het middaguur in het centrum van Brussel rondloopt, bedenk dan even
dat zich daar in de buurt precies vijftig jaar geleden een van de grootste
rampen uit onze geschiedenis voltrok. In de Nieuwstraat, waar nu het
spuuglelijke winkelcentrum City 2 geflankeerd wordt door het al even saaie
gebouw van Galeria Inno, reden toen nog auto’s rond, in één richting vanaf de
Kruidtuinlaan. Aan beide zijden van de smalle straat stonden auto’s geparkeerd.
Mensen flaneerden de drukke winkelstraat op en af: de mannen keurig in het pak mét
das, de vrouwen in een zedige rok tot net onder de knie, de jongens in korte
broek, de meisjes in een fleurig rokje. Beetje saai, als je dat nu terugziet in
nostalgisch zwart en wit.

Iets voor
halftwee brak de hel los. U mag dat letterlijk opvatten. Een vonk werd een
vuurtje, een vuurtje werd een brand, een brand werd een inferno. En dat alles
binnen het kwartier. De imposante inkomhal van het stijfdeftige warenhuis A
l’Innovation, waar zowat iedereen Frans sprak, zoals dat toen hoorde in de beau monde, fungeerde als schoorsteen. Lichterlaaie,
geen ander woord drukt het juister uit. U moet zich dat proberen voor te
stellen: mensen die kriskras door elkaar lopen, die elkaar verdringen om eerst
bij de trap te komen, die niet weten waar de uitgangen zijn, die zonder
nadenken moeten beslissen: ga ik naar beneden? Of naar boven? En als ze naar
boven gingen, drong zich al snel een nieuwe vraag op: laat ik mij door de brand
inhalen of spring ik, ook al maak ik nauwelijks kans om het te overleven?

Hulpverleners
konden niet meer naar binnen: dat zou hun eigen dood betekend hebben.
Persoonlijke drama’s speelden zich af. Zoals: een moeder die zich een weg
baande door de dikke rook en op straat vaststelde dat het kind aan haar hand
niet haar eigen dochter was. Ze had andermans kind gered, het hare bleef achter
in de brand. Geen enkele scenarioschrijver kan zoiets verzinnen. De
werkelijkheid overtrof fictie, alweer.

Als u
morgen rond één uur niet in Brussel bent, sta dan toch even stil bij iets wat
zo lang geleden gebeurde, wellicht lang voor uw geboorte. Tweehonderd
eenenvijftig doden (driehonderd drieëntwintig volgens andere bronnen) vielen er
te betreuren. Een veelvoud aan familieleden en vrienden bleef verweesd achter.
Het onbegrijpelijke was gebeurd. We begrijpen het vandaag nog altijd niet.

Ik zag
toen, als jongen van acht, de beelden van die gigantische rookpluim om
halfzeven ’s avonds op Brussel Vlaams,
de enige Nederlandstalige tv-zender die er was toen. Het nieuwsbericht begreep
ik niet goed, maar het beeld bleef wel hangen. Onheilspellend was het. Het was
een van de drijfveren om er zoveel jaar later een boek over te schrijven. Het werd een
onvergetelijke ervaring. Collega-auteur Geert De Vriese dook in het archief en
deed dat op zijn typische manier: zeer grondig, met oog voor de meest
pietluttige en toch relevante details, op zoek naar verbanden die niemand anders zou zien. Ik
zocht de zeldzaam geworden geredden, nabestaanden, hulpverleners en getuigen op
en sprak uitgebreid met hen. Nooit eerder was ik zo onder de indruk van
interviews. Elk beeld dat werd opgeroepen nam ik mee naar huis: het bleef uren,
soms nachten door mijn hoofd spoken. Ik zag de vlammen, ik hoorde het
knetteren, ik kon me zo voor de geest halen hoe dat moet geweest zijn, mensen zien
springen en horen vallen. Alsof ik er zelf bij was.

Ik zit
morgen van half één tot twee in een panel in het Literair Salon van Muntpunt
voor wat de organisatie vooraf al omschrijft als een “aangrijpend” en
“bloedstollend” panelgesprek. Precies op het moment dat het driehonderd
meter verderop begon te branden. Precies vijftig jaar later. Mijn bloed zal
heus niet stollen, maar de kans is groot dat mijn stem even stokt op dat
moment.

www.muntpunt.be

Geert De Vriese en Frank Van Laeken, INferNO.
De brand in de Innovation, Houtekiet, 21,99 euro.



INferNO

Geschiedenis Posted on za, februari 18, 2017 12:02:49

(Vanaf
vandaag ligt ‘INferNO’, het boek dat Geert De Vriese en ik schreven over de
brand in de Innovation van bijna vijftig jaar geleden, in de boekhandel. Bij wijze van teaser
leest u hieronder het voorwoord uit het boek.)

Voor wie in de jaren zestig de luiers ontgroeid was, was het een ‘Waar was u toen…?’-moment.
Zoals de moord op John F. Kennedy dat drieënhalf jaar voordien was geweest, of
een paar jaar later de eerste maanlanding of, heel veel later, 9/11. Waar was u toen op 22 mei 1967 de
chique Innovation afbrandde in de Nieuwstraat in Brussel? De auteurs van dit boek – respectievelijk
vijf en acht op dat ogenblik – vernamen het pas ’s avonds, wanneer
het nieuws de nationale televisie had gehaald, op Brussel Vlaams, zoals de VRT-televisie toen nog heette in de
volksmond. ‘Zware brand in het Brusselse grootwarenhuis Innovation,’ klonk het
plechtig en ook enigszins terughoudend, zeker als je de berichtgeving
vergelijkt met vandaag. Er waren toen nog avondkranten, die halsoverkop een
nieuwe voorpagina kregen met het eerste nieuws over misschien wel tien doden.
Tien werd tientallen, tientallen werd
officieel 251, officieus 323. Tweeënzeventig mensen blijven voor
eeuwig vermist en de verwarring rond het definitieve aantal slachtoffers zou
daarmee te maken kunnen hebben. Daarmee werd de brand in de Innovation – als we
afgaan op het officiële dodencijfer – de op een na grootste ramp op vaderlandse
bodem, elf jaar nadat de mijnramp in Marcinelle het leven had gekost aan 262
kompels.

Door een journalistieke bril uit de jaren
zestig bekeken kreeg de gebeurtenis best wel veel aandacht. Maar stel u daar
dus geen extra journaals of 24 uur op 24 live-verslaggeving bij voor. De radio
bracht een extra nieuwsuitzending een dik half uur na het uitbreken van de
brand en verder om het uur een bulletin met een update van die ene, toevallige
journalist ter plekke. De televisie begon haar uitzendingen die avond
uitzonderlijk vijf minuten vroeger dan normaal. Om vijf voor… halfzeven.
Avondkranten hinkten hopeloos achterop, nieuwssites waren zelfs nog geen sciencefiction,
de meeste mensen vernamen het nieuws met minstens een halve dag vertraging. Wie
geen televisie had en bij wie de radio niet aan stond, las het pas de ochtend
nadien in de krant, hoorde het op de tram, de bus of de trein, of vernam het
van een collega op het werk.

In dit boek brengen we een minutieuze
reconstructie van de feiten. Bijna letterlijk, wat de eerste uren betreft. Van
minuut tot minuut. Met getuigenissen van toen én van nu, al worden die bijzonder
schaars, vijftig jaar na datum. Waar mogelijk hebben we ze opgezocht, de
overlevenden, nabestaanden, betrokkenen. Zij zijn de unieke getuigen van een
historische gebeurtenis die in het collectieve geheugen gegrift staat. Een
rampenfilm, maar dan in het echt.

Sta ons toe u terug mee te nemen naar 22 mei
1967. Een dag die begon als een doordeweekse maandag in een doordeweekse week.

Geert De
Vriese en Frank Van Laeken, INferNO. De brand in de Innovation, 256 blz.,
Houtekiet, 21,99 euro.



« VorigeVolgende »