Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Van polonaise naar polarisatie

Samenleving Posted on zo, maart 12, 2017 12:57:04

Een gezin
dat enkele maanden in het verre buitenland verblijft, verneemt dat hun pas
gekochte en ingerichte huis gekraakt werd door elf Roma en een hond. En dat de
lokale overheid daar niet kan tegen optreden, want kraken is niet verboden.
Inbreken wel — als je op heterdaad betrapt wordt —, als krakers een huis
bezetten niet. Kafka lééft, bijna 93 jaar na zijn ten onrechte aangekondigde
dood. René Magritte is nog altijd actief, bijna vijftig jaar nadat hij begraven
werd. Dit is België, het land van het kafkaiaans surrealisme, een unieke
kunstvorm.

Misschien
ben ik een (té) simpele ziel, maar in mijn dunne woordenboek is kraken van een
bewoond huis inbraak. Strafbaar. Als daklozen een leegstaand pand uitzoeken om
tijdelijk te verblijven, dan kan ik dat nog begrijpen. Nood breekt wet. Plus: huisjesmelkers
en zo. Die huizen bewust laten verkrotten. Maar in dit geval woonden er mensen
in, al maanden. Dus is het te gek voor woorden dat een volledig elftal hier
volgens de wet blijkbaar mag wonen.

De radeloze
eigenares die dit onbegrijpelijke feit aankaartte op Facebook, riep de dag
nadien de politie op om de krakers te beschermen. Zo geschrokken was ze van de
haatreacties op haar post, dat ze vreesde voor het welzijn van diegenen die wat
van haar was, tijdelijk hebben afgepakt. Dat heet menselijkheid.

‘Menselijkheid’.
In mijn woordenboek staat het nog, in dat van sommige rechtse reaguurders
blijkbaar niet meer. Niet alleen in dat van die mensen die beginnen te tieren
op Facebook, maar ook in dat van sommige politici. Neem Annick De Ridder,
passionaria van het zevende knoopsgat voor de N-VA, die had uitgevlooid dat de
bewoonster van het pand PVDA-sympathieën had. Ze illustreerde dat door een meer
dan vijf jaar oude retweet van een opmerking van PVDA-voorzitter Peter Mertens
onder de aandacht te brengen. (Wie dat wil, kan nu eender welke tweet opduiken
van De Ridder, waarin ze hartstochtelijk een standpunt van de Open VLD
verdedigt, de partij waarvan ze tot eind november 2013 deel uitmaakte, maar dit
even terzijde.)

Meer dan
dertig volgers van De Ridder vonden dat opduiken van oude koeien uit modderige
grachten wel grappig, anderen verspreidden de boodschap zelf verder. Een uurtje
later stuurde la De Ridder een overduidelijk gephotoshopte ‘kraak-handleiding’
van een ‘PVDA-advocate’ de wijde wereld in. Gevolg: nog veel meer bijval. Case closed, voor haar en haar
aanhangers: de krakers zijn welkom, want de PVDA zegt dat en die getroffen
mevrouw is duidelijk van de PVDA. Kort samengevat: wie linkse sympathieën heeft
mag gerust het slachtoffer zijn van inbraak en wellicht ook nog wat ander
fraais. Je gelooft niet wat je leest, tegenwoordig. Gemiste kans trouwens, voor
De Ridder, om het nieuwsbericht van het gekraakte pand te vergezellen van de
tekst ‘Yessss!!! Gewonnen!!!’, zoals haar partijgenoot Theo Francken eerder
deze week deed na een uitspraak van het Europees Hof. Medemenselijkheid, het is
uitzonderlijk geworden in sommige kringen.

En zo is
een feit dat wijst op een juridisch manco, waarover iedereen het eens kan zijn,
alsnog aanleiding voor een rondje polarisatie op de kap van mensen die onmiskenbaar
slachtoffers zijn. Of dat nu om een Syrisch gezin (ver van hier, dus niet onze
zorg) gaat, dan wel om mensen van hier (dichtbij, maar ze zijn extreemlinks hé),
maakt niet meer uit: haal boven die verbale kalasjnikovs en schiet maar wat in
het rond.

“De
Vlaamse identiteit verenigt niet, ze verdeelt,” schreef Joël De Ceulaer
gisteren in Zeno, de zaterdagbijlage
van De Morgen. Een betere illustratie
van wat hij neerpende, kun je niet vinden. De Vlaamse identiteit, wat is dat?
Varkensvlees eten, pintelieren, verzuurde reacties plaatsen op sociale media,
de polonaise dansen in een volks café? Ik roep maar wat. Zoals ook diegenen die
zo de nadruk leggen op die identiteit, zomaar wat roepen.

Van
polonaise naar polarisatie. Het is een woordspelletje. Zoals alles vandaag de
dag.



De trein der traagheid is afgeschaft

Economie Posted on di, maart 07, 2017 14:22:06

Gisterochtend.
Ik had zoals gebruikelijk net iets te laat de deur achter me dichtgetrokken om
comfortabel en rustig naar de treinhalte in mijn woonplaats T. te stappen. Twaalf
wandelminuten die ik altijd opnieuw in tien flinke doorstapminuten moet afhaspelen. Nahijgend
op het perron hoorde ik algauw de metalige stem door de krakerige luidsprekers omroepen:
“Spoor 1. De S6-trein naar Mechelen heeft een vermoedelijke vertraging van
vijftien minuten.” Ik wisselde hijgen en diep zuchten af. De mensen in het
wachthokje — het miezerde, dan klitten toekomstige passagiers iets dichter bij
elkaar — lachten meewarig. Alwéér! Ha, die NMBS toch!

Een minuut
of zeven later: “Spoor 1. De S6-trein naar Mechelen heeft een
vermoedelijke vertraging van twintig minuten.” Mijn zuchten klonk nog iets
luider (het hijgen was intussen gestopt), het meewarige lachen van mijn
lotgenoten had nu iets gemeens. Ik dacht: met al die ratelende tieners om me
heen — waarom praten jongeren tegenwoordig toch zo luid en tegen honderd per
uur? — ga ik zo dadelijk niet eens kunnen begrijpen wat er wordt omgeroepen. Is
de trein die binnenkort gaat arriveren die van 7u37, die me naar een groot Brussels
station zal leiden vanwaar ik nog een tram moet nemen naar mijn werkplek van de
dag, of toch die van 7u25, die me naar een stationnetje op wandelafstand van
die werkplek zal voeren?

Weer een
paar minuten later: “Spoor 1. De S6-trein naar Mechelen rijdt vandaag
niet.” Vertraging en afschaffen staan in het NMBS-woordenboek vlakbij
mekaar. Wat handig, dacht ik: een afgeschafte trein komt niet in de statistieken
te staan als trein-met-vertraging, en ik tweette er iets vileins over.
“Hoera, weer één zonder officiële vertraging.” Wat kan een mens
anders doen op een druilerige maandag? Op de keper beschouwd heeft de NMBS
zelfs gelijk: een trein die niet rijdt, heeft geen vertraging. Dat je als
passagier gesjeesd bent, is bijzaak, omdat passagiers bijzaak zijn geworden.

***

Vanochtend.
Ik las dat Sophie Dutordoir aan haar eerste werkdag begon als nieuwe CEO van
de NMBS. Zou ze met de trein gegaan zijn? En, zo ja, was die op tijd? Ik zou
het weleens willen weten. Op haar agenda stond al dadelijk een vergadering met
de vakbonden, aardige binnenkomer. Je kunt Dutordoir alleen maar veel sterkte
wensen, of een behouden rit, zo u wil. Eerst topvrouw van Electrabel geweest,
tot ze daar het licht uitdeed. Dan een paar jaar een delicatessenzaak geopend
en nu opgevorderd omdat ze het juiste profiel en de juiste
partij-aanhankelijkheid heeft om een gescleroseerd overheidsbedrijf te runnen.
Niet dat ze veel delicatessen zal vinden bij de NMBS, maar dat het beleid van
onze spoorwegmaatschappij de voorbije jaren gesaucissonneerd werd, zal ze best wel
herkennen.

Dat moest
blijkbaar van Europa, twaalf jaar geleden, in het kader van de liberalisering
van het treinverkeer. En zo werd de oude Nationale Maatschappij der
Buurtspoorwegen, opgericht in 1926, de NMBS-Groep, bestaande uit de NMBS (die
instaat voor het vervoer) en Infrabel
(dat instaat voor de spoorweginfrastructuur), met daarnaast ook nog HR Rail (dat al het personeel onder zich heeft en als een soort uitzendkantoor fungeert). Hoe de stations erbij staan,
op welk tijdstip de treinen er binnenrijden en wie de machinist is: daar gaan
dus drie bazen over. In theorie, want in de praktijk zijn het er nog veel meer.

Niemand
raakt wijs uit die structuur, behalve de politieke partijen die nu drie plekken
hebben om hun mannetjes te posteren. Dat scheelt voor de interne tevredenheidscultuur.
Denk daar ook nog de autonome vakbonden bij — elke personeelscategorie heeft er
zowat één bij de spoorwegen —, die af en toe moeten duidelijk maken dat ze er
ook nog zijn, en je krijgt een vreemde cocktail. Met veel traagheid, zowel van
beslissingen als van service voor de klanten. Klanten, o ja, het wordt soms
vergeten dat die er ook nog zijn: naïeve mensen zoals u en ik. Klootjesvolk. Te
dom om carrière te hebben gemaakt in een partij en vanuit die optiek benoemd te
zijn in een van de structuren van het spoorwegdoolhof, goedbetaald en uiteraard
mét bedrijfswagen, want met de trein rijden is voor het klootjesvolk.

Nou, ga
daar maar aan staan, mevrouw Dutordoir, veel succes! En als het even tegenzit,
zullen uw illustere voorgangers wel aanschuiven in de tv-studio’s om kritiek te
geven op uw beleid. Mensen die zelf de NMBS een slechte reputatie hebben
bezorgd, bijvoorbeeld door meer aandacht te schenken aan een verlieslatende
pakjesdienst dan bekommerd te zijn om het welzijn van de reizigers.

***

Als het
mevrouw Dutordoir en bij de uitbreiding de hele NMBS-Groep ernst is bij het
verbeteren van de service, en als ze werk wil maken van het aanbieden van een
betaalbaar, realistisch en toegankelijk alternatief voor het steeds meer
dichtslibbende wegverkeer, dan zullen enkele taboes moeten sneuvelen. Zoals:
het taboe op eerlijke communicatie.

Meer dan
negentig procent van de treinen rijdt op tijd, toeterde Dutordoirs voorganger,
de uit pensioen teruggeroepen topmanager Jo Cornu, bij wijze van afscheid. Dat
zal wel kloppen, tenminste: volgens de berekeningswijze van de NMBS. Treinen
die minder dan vijf minuten vertraging hebben, hebben namelijk géén vertraging,
zo redeneert onze spoorwegmaatschappij. Je zult als reiziger maar een
aansluiting moeten hebben waarvoor je in een groot station, zeg maar: Brussel-Zuid, precies vijf minuten hebt om van spoor 6 naar spoor 20 te hollen, terwijl
de trein waarop je zit vier minuten en negenenvijftig seconden na het geplande
tijdstip arriveert. (Een wakkere cynicus zal nu opmerken: geen probleem, toch, want
die aansluitende trein zal ook wel vertraging hebben. Ik hou van wakkere
cynici, maar nu even niet.)

Treinen die
afgeschaft worden, hebben géén vertraging, dat las u hierboven al. Als de NMBS
honderd procent stipte treinen wil, moet het dus alle treinen afschaffen, zo
eenvoudig is dat. Honderd procent stiptheid, nul procent reizigersontevredenheid:
het kan. Want zonder passagiers zijn er ook geen ontevreden passagiers. Ook dat
is simpel.

Nog iets,
nu ik toch bezig ben: als je staat te wachten op een trein die om 7u25 moet
vertrekken en die komt stipt om 7u25 toe, dan heeft die in mijn ogen
vertraging, want hij zal ten vroegste om 7u26 kunnen vertrekken. Een minuut te
laat, dus. U mag dat flauw vinden, maar al die gecumuleerde minuten zorgen
ervoor dat er aan het eind van de rit een fikse vertraging optreedt.

***

Alle
gekheid op spoor zes: wat de NMBS moet doen is eerlijke berekeningen maken. Laten
we breeddenkend zijn en zeggen dat 59 seconden vertraging niet hoeft te worden
meegerekend. Tussen 1 minuut en 3 minuten en 59 seconden heet dat ‘lichte
vertraging’. Vanaf 4 minuten noemen we het ‘ernstige vertraging’. En een
afgeschafte trein wordt uiteraard gewoon mee in de statistieken opgenomen. Die
negentig procent kun je dan wel vergeten. Ik ben er zelfs zeker van dat het
percentage zeer drastisch, om niet te zeggen: dramatisch, zal dalen. Mijn
vermoeden: op gewone dagen rond de zestig procent. Als er zeven druppels regen
vallen of het is min één: minder dan vijftig procent. Terwijl de NMBS zichzelf
negen op tien geeft voor stiptheid, grootste onderscheiding, krijgt het van de
reizigers nauwelijks een voldoende. Alleen ligt niemand daar in die
managementkantoren nog wakker van, zo lijkt het wel.

***

“It’s a dirty job but somebody has to do it,” zei iemand ooit. Ik wens
Sophie Dutordoir goede moed, een sterke maag en een bij momenten slecht
karakter. Het zal nodig zijn. Voor haar, voor u en voor mij.



Dagen mét

Samenleving Posted on za, maart 04, 2017 13:00:00

Tournée Minérale ging afgelopen week naadloos over in Dagen Zonder Vlees. Telkens lieten meer
dan honderdduizend Vlamingen zich overhalen om eerst een hele (korte) maand geen
alcohol te drinken en de komende weken geen vlees op hun bord toe te laten. Het
idee om veertig Dagen Zonder Liegen in
te voeren, heeft het helaas niet gehaald, leid ik af uit de uitspraken van
enkele N-VA-excellenties over Unia. Halve waarheden en hele leugens gingen weer
hand in hand. Ja, 364 Dagen Zonder Liegen,
daar wil ik nog wel voor pleiten, zowel op het publieke forum als in huiselijke
kring. (Die ene dag is 1 januari, wanneer we onze goede voornemens voor het
nieuwe jaar afratelen.)

Ik word
heel moe van al die gemarketeerde acties. Alsof we allemaal kuddedieren zijn gebleven.
Wat zeg ik: die honderdduizend inschrijvingen voor een alcohol- en vleesloze
periode bewijzen het, een flink deel van de mensheid wil nog altijd tot een
kudde behoren. Een kudde van gelijkgezinden, want nee, natuurlijk lopen we niet
blind achter elke vlag aan, wat denkt u wel?! Ergens in een schaars verlicht
lokaal hebben slimme jongens en meisjes tijdens een hippe brainstormsessie een
semi-commerciële actie bedacht (“Ja, en we doen dan net alsof het met
bewust leven te maken heeft en zo.” / “Geweldig idee, Herman, let’s do it!”) en een flinke meute
— laten we zeggen: een geslaagd aantal deelnemers aan een betoging door de
straten van Brussel (al waren er volgens de rijkswacht maar twintigduizend
aanwezigen) — huppelt vrolijk mee. Of on­vrolijk,
dat maakt verder niet uit. Als ze maar meedoen.

Ik heb niet
meegedaan en ik doe niet mee en ik zal niet meedoen. Ik probeer bewust te leven,
maar ik drink weleens een glas en ik eet weleens iets saignants en ik voel me
daar niet schuldig over. Maar ik heb er alle respect voor dat mensen er bewust
voor kiezen geen vlees te eten. Principieel. Ik heb ook mijn vegetarische
periodes gekend: best aangenaam en doorgaans zelfs heel lekker. (Ik kan u de
hele collectie van Moosewood-kookboeken
aanbevelen.) Er zijn dagen met vlees, dagen met vis, dagen zonder. Goesting is
daarbij een sleutelwoord.

Ik begrijp
dat mensen de alcohol afzweren. Het is gezond, je bent alerter en je doet
minder domme dingen. Ik kan het weten, want ik drink zelf nauwelijks, maar in
het verleden waren er momenten dat alcohol een, laten we zeggen, trouwe vriend
voor het leven leek geworden. Zo iemand die, als het leven even tegen zat, of
mee zat, dat kon ook, tegen je aanschurkte en fluisterde: “Wat denk je?
Nog eentje? Ach nee, eentje is geentje. One
for the road, buddy
?” Als ik tegenwoordig drink moet het lekker zijn
en mag het iets kosten. Kwaliteit boven kwantiteit. Tenzij dan in het stadion
van mijn geliefde club, dan zijn ordinaire pinten best oké. Met mate en met
maten.

Waarom hunkeren
we zo naar richtlijnen van een ongedefinieerd hogeraf in ons leven? Zijn er
echt Dagen Zonder Vlees nodig om ons
te doen inzien dat de voedingsindustrie een loopje neemt met dierenwelzijn en
dat onze biefstuk stilaan meer water dan vlees bevat? Of hebben we behoefte aan
een religieus getinte onthoudingsperiode, zoals de traditionele vasten of de
ramadan van de moslims? Kunnen we dat zelf niet verzinnen? Of kunnen we die
informatie niet verzamelen en dan een wijs besluit nemen, voor onszelf, niet
kaderend in een collectief bewustwordingsspektakel? Heb je een Tournée Minérale nodig om te beseffen
dat alcohol een hard drug kan zijn? En dat het je benevelt? Ik vind dat vreemd.
Na 125.000 jaar homo sapiens is
autonoom denken blijkbaar nog steeds een probleem. We kunnen het niet alleen.
We hebben een zetje nodig. Denk aan je lief op Valentijn! Zondag open voor al
je kerstcadeaus! Drink geen alcohol! Eet geen vlees!

Laat me
gerust! Ik wil Dagen Mét. Dagen met
gezond verstand. Dagen met passie. Dagen met normbesef. Dagen met respect voor elkaar.. Dagen met
levenslust. Dagen met liefde. Dagen met hoofdletter, kafka en een gouden
randje, maar nu laat ik mezelf weer iets influisteren door Google met zijn
favoriete zoektermen en dat gingen we dus niet doen. En weet u wat: u hoeft
niet mee te doen. Beslis gewoon zelf. U kunt het!

Dagen mét.
Zou daar geen concept rond te bedenken zijn?



Leve de politiek!

Politiek Posted on za, februari 25, 2017 14:22:16

Zo, ik heb
uw aandacht. Want natuurlijk vindt u dat geen terechte uitspraak en al zeker
niet met dat uitroepteken op het eind. De georganiseerde corruptie, meneer.
Niet te vertrouwen, die bende. Nee, zelf ga ik al jaren niet meer stemmen, ze
kunnen de boom in. Allee, dat is toch een schandaal, wat je nu allemaal leest
en hoort. Kreten uit het dagelijks bestaan.

De doorsnee
Vlaming heeft het niet over ‘politici’, maar over ‘polletiekers’. Dat is niet
nieuw. Ik hoor dat al een jaar of dertig. Polletieker, als in: let op, of hij/zij
zit in uw zakken. De kloof tussen burger en politiek is er niet zomaar gekomen.
Of die afstand gecreëerd werd door de burger dan wel door de politicus, is een
kip-of-het-ei-vraag. Wat was er eerst? Het misprijzen van de burger voor het
beleid of het verwaarlozen van de Dorpstraat door de mannen en vrouwen in de
Wetstraat? Maar of we dat nu leuk vinden of niet: we hebben de politiek nodig.
(En de politiek heeft ons, burgers, nodig.)

Zonder de
politiek zouden we letterlijk met getrokken messen tegenover elkaar staan. (Inderdaad,
net wat u zegt, dóór de politiek gebeurt dat ook wel.) Zonder politiek zou de
samenleving één grote chaos zijn, zonder regeltjes, zonder afspraken, zonder
waarden en normen. Er zou na een tijdje iemand opstaan, die op een verhoogje
zou springen en roepen: mensen, we moeten ons organiseren, want zo gaat het
niet verder. We hebben mensen nodig die hun verantwoordelijkheid willen opnemen
en die zich opofferen om de maatschappij beter te laten functioneren. Weet je
wat, we zullen die uit ons midden laten verkiezen. Wie is er kandidaat? Wie mag
er mee stemmen? Wie de meeste stemmen haalt, mag ons vertegenwoordigen.
Politiek, dus. We kunnen niet zonder.

***

Zou ik als
titel ‘Leve de politici!’ hebben durven te schrijven boven dit stuk. Ik aarzel.
Ik denk het niet. Want hoezeer ik er ook van overtuigd ben dat de politiek
onmisbaar is, des te meer stel ik vast dat politici zichzelf overbodig proberen
te maken. Tot we helemaal terug bij af zijn en er iemand op een verhoogje moet springen
en roepen dat we ons zullen moeten organiseren, en vertegenwoordigers
aanstellen, en, weet je wat!, we zullen hen uit ons midden laten verkiezen.

Wat we de
afgelopen veertien dagen hebben meegemaakt, sinds de publicatie van het
Publipart-verhaal in Het Laatste Nieuws,
wordt weleens een systeemcrisis genoemd. Dat klinkt lekker zwaarwichtig, maar
is dat ook zo? Dan heb ik in mijn leven al heel wat systeemcrisissen
meegemaakt. De politiek hobbelt van systeemcrisisje naar grote Systeemcrisis.
Herinnert u zich de Nieuwe Politieke Cultuur nog? Een jaar of twintig geleden
moet dat geweest zijn, in de nasleep van Zwarte Zondag, het Agusta-schandaal en
de Dutroux-affaire. “Een Belgisch streven naar het verminderen van het
politiek dienstbetoon en het cliëntelisme”, lees ik op Wikipedia. ‘Nieuwe
Politieke Cultuur’ staat daar in het rood, wat zoveel wil zeggen als: dit lemma
verdient niet eens een uitgebreidere definitie.

Vreemd hé,
iets waarover de kranten twee decennia geleden vol stonden en waardoor we na
een tijdje de vlot bekkende afkorting NPC dagelijks in de mond namen, blijkt in
intensieve internettijden niet eens een beschrijving van langer dan één zin waard
te zijn. Gokje: zo zal het ook de Politieke Vernieuwing vergaan, waarover her
en der al gesproken werd de voorbije weken. De afkorting PV doet trouwens iets
te veel aan proces-verbaal denken. Nee, ‘Politieke Vernieuwing’ zal niet eens
de longlist van Woorden van het Jaar halen, vermoed ik.

Vergeleken
met Agusta en, nog wat vroeger, de uitspattingen van Vanden Boeynants en
consoorten, was dat gedoe in de intercommunales en met de vele mandaten trouwens
eerder een vorm van onbezonnen spielerei. Erg, maar niet erg. Schandalig, maar
niet schandalig. Ziekelijk, maar niet ziekelijk. Al maak ik graag een uitzondering voor de
maffiose praktijken binnen Publifin.

Er hadden
geen koppen moeten rollen, als u het mij vraagt. Tom Balthazar had niet moeten
opstappen, ook al begon hij toch wel rijkelijk laat na te denken over het
maatschappelijke doel van Publipart, zijn rol daarin en de extra inkomsten die
hij eruit vergaarde. En ja, als vertegenwoordiger van de sp.a had hij daar meer
aandacht moeten aan besteden dan politici van een andere kleur en ideologie. Je
kunt dat oneerlijk vinden, maar als je jezelf profileert als socialist
(‘Socialisme’, volgens Van Dale: “(het streven naar) een
sociaaleconomische orde waarin geen klassentegenstellingen bestaan”), dan
moet je daar consequent naar handelen. De PS is het levende bewijs dat absolute
macht absoluut corrumpeert, de sp.a staat ook veel te ver af van de socialistische
idealen van weleer. Sociaal-democratie verhoudt zich tot socialisme zoals
koffie verkeerd zich verhoudt tot ristretto: het oorspronkelijke product is nog
maar in zeer verdunde vorm aanwezig.

Krijg het
maar uitgelegd aan je kiezer dat je een serieuze zakcent bijverdient in een
instelling die niet veel meer is dan een lege doos. Probeer de burger maar
nader tot de politiek te brengen, als je uitspraken doet als “4.800 euro netto
per maand voor een volksvertegenwoordiger? Dan krijg je alleen maar ambtenaren
en leraren in het parlement!” Vierduizend achthonderd euro netto, salaire de misère, dat is drieduizend vijftig euro meer dan het mediaaninkomen, lees
ik vandaag in de krant. En dan nog: een slimme ambtenaar of leraar is nog
altijd beter dan een mislukte ondernemer of advocaat. Dat papa Michel volgende
week maar gaat skiën in Oostenrijk — het mag terug! — en nadenkt over die domme
uitspraak van ‘m.

***

We moeten
minder verkozenen des volks hebben, orakelden sommigen, opgejaagd door de waan
van de dag wanhopig op zoek naar oplossingen. Reduceer het federale parlement
van honderd vijftig naar honderd, of — waarom niet, nu we toch bezig zijn? —
vijftig. Dat moet volstaan. Twee opmerkingen daarbij: alweer wordt zo het
wetgevende niveau aangepakt, terwijl onze parlementen nu al zo weinig te zeggen
hebben. En wie zegt er dat de geschrapte zitjes zullen toebehoren aan bekwame
politici? Voor hetzelfde geld wordt het koren weggesmeten en blijven we
opgescheept met het kaf.

Er is geen
enkele garantie dat ‘minder politici’ gelijk staat aan ‘meer kwaliteit’.
Voorbeelden genoeg van gedreven politici die het niet hebben gehaald bij
verkiezingen. Nog meer voorbeelden voorhanden van stoethaspels die zich dankzij
het succes van hun partij tot op de banken van een parlement of gemeenteraad
hebben gewerkt. In dit land verwarren we kwantiteit altijd met kwaliteit. Niet
doen.

“De
meeste politici die ik heb ontmoet, zouden nooit door een assessment voor een
job als topmanager geraken,” schrijft de zeer slimme medemens Frank Van
Massenhove heden in zijn column in De
Tijd
. En nog: “De waarheid is dat de meeste mensen die onze
parlementen en regeringen bevolken nooit zulke hoge inkomsten zouden hebben als
ze in de privésector zouden werken.” Er is dus wel degelijk een
kwalitatief probleem in de politiek. Laten we dat aanpakken, als burgers. Laten
we eerst eens goed bestuderen wie wat van plan is te doen en dan de juiste
keuze maken, in plaats van lukraak met de vogelpik iemand aanduiden of een
bolletje rood maken omdat dienen mens
er wel sympathiek uitziet.

***

Als we
klagen over de politiek, dan klagen we over de manier waarop wij de samenleving
zelf hebben ingericht. Als we klagen over politici, dan klagen we over de
mensen die wij een — excusez le mot
mandaat hebben gegeven. Als er dus van alles fout loopt in die wereld (en er
loopt van alles fout in die wereld!), dan moeten we dat ook onszelf verwijten.
Daarvoor hebben we geen nieuwe partijen nodig, want de versnippering werkt nu
al verlammend. Veel van die uit de hand gelopen hobbyclubjes of cafégrappen zijn
in het beste geval tijdelijke éénthemaverenigingen. In het slechtste geval
roepen ze zomaar wat. We zijn niet links, we zijn niet rechts, we zijn
averechts. Dat soort nonsensicale dingen.

Als we de
politiek willen opkuisen, zullen we dat van binnenuit moeten doen. De bestaande
partijen tot de orde roepen, zelf een engagement opnemen (en dat kan, voeg ik
er snel voor mezelf aan toe, ook langs de zijlijn gebeuren), waakzaam blijven,
beter nadenken over onze keuze in het stemhokje. Binnen die partijen moeten ze
ook beseffen dat je sommige mensen de hele tijd kunt bedotten en alle mensen
een deel van die tijd, maar dat je niet iedereen altijd en overal voor de gek
kan houden.

Als we
goede politici willen verkiezen, dan hangt daar een prijskaartje aan vast. Dat
hoeft niet meer te zijn dan die 4.800 euro netto, al heb ik daar geen
principieel bezwaar tegen. Kwaliteit mag wat kosten. Goed beleid is geld waard.
Maar zorg er dan wel voor dat dat loon volstaat en dat elke vorm van cumulatie
uitgesloten wordt, dat werkzaamheden binnen intercommunales deel uitmaken van
het gewone takenpakket (en dus niet extra verloond worden) en dat de verleiding
om bij te klussen in de privé wordt gereduceerd tot, laten we zeggen, nul.

Een
kamervoorzitter die naast zijn riante loon een privébedrijf adviseert, dat is
te gek voor woorden. Een premier die zich veertien dagen na zijn ontslag laat
betalen door, datzelfde, privébedrijf, terwijl hij net voordien nog mee
bedisselde hoe de grote concurrent van dat bedrijf moest gerund worden, dat is
zoveel bruggen te ver dat zelfs de term ‘onethisch’ niet meer volstaat. Van die
graaiende politici, verlos ons partijen en kiezers. Maar laten we ophouden om
kinderen met het badwater weg te gooien. We hebben destijds het politieke
dienstbetoon verketterd en grotendeels afgeschaft, omdat er te veel aan cliëntelisme
werd gedaan, maar het gevolg was dat de Homo Politicus nóg verder af ging staan
van Jan met de Pet. In plaats van sommige spelregels aan te passen, hebben we
toen gewoon de sport geschrapt. Zo slim was dat, achteraf bekeken, nu ook weer
niet.

De politiek
is nodig. Politici zijn nodig. Dus, tegen beter weten en de tijdsgeest in: leve
de politiek!



INferNO

Geschiedenis Posted on za, februari 18, 2017 12:02:49

(Vanaf
vandaag ligt ‘INferNO’, het boek dat Geert De Vriese en ik schreven over de
brand in de Innovation van bijna vijftig jaar geleden, in de boekhandel. Bij wijze van teaser
leest u hieronder het voorwoord uit het boek.)

Voor wie in de jaren zestig de luiers ontgroeid was, was het een ‘Waar was u toen…?’-moment.
Zoals de moord op John F. Kennedy dat drieënhalf jaar voordien was geweest, of
een paar jaar later de eerste maanlanding of, heel veel later, 9/11. Waar was u toen op 22 mei 1967 de
chique Innovation afbrandde in de Nieuwstraat in Brussel? De auteurs van dit boek – respectievelijk
vijf en acht op dat ogenblik – vernamen het pas ’s avonds, wanneer
het nieuws de nationale televisie had gehaald, op Brussel Vlaams, zoals de VRT-televisie toen nog heette in de
volksmond. ‘Zware brand in het Brusselse grootwarenhuis Innovation,’ klonk het
plechtig en ook enigszins terughoudend, zeker als je de berichtgeving
vergelijkt met vandaag. Er waren toen nog avondkranten, die halsoverkop een
nieuwe voorpagina kregen met het eerste nieuws over misschien wel tien doden.
Tien werd tientallen, tientallen werd
officieel 251, officieus 323. Tweeënzeventig mensen blijven voor
eeuwig vermist en de verwarring rond het definitieve aantal slachtoffers zou
daarmee te maken kunnen hebben. Daarmee werd de brand in de Innovation – als we
afgaan op het officiële dodencijfer – de op een na grootste ramp op vaderlandse
bodem, elf jaar nadat de mijnramp in Marcinelle het leven had gekost aan 262
kompels.

Door een journalistieke bril uit de jaren
zestig bekeken kreeg de gebeurtenis best wel veel aandacht. Maar stel u daar
dus geen extra journaals of 24 uur op 24 live-verslaggeving bij voor. De radio
bracht een extra nieuwsuitzending een dik half uur na het uitbreken van de
brand en verder om het uur een bulletin met een update van die ene, toevallige
journalist ter plekke. De televisie begon haar uitzendingen die avond
uitzonderlijk vijf minuten vroeger dan normaal. Om vijf voor… halfzeven.
Avondkranten hinkten hopeloos achterop, nieuwssites waren zelfs nog geen sciencefiction,
de meeste mensen vernamen het nieuws met minstens een halve dag vertraging. Wie
geen televisie had en bij wie de radio niet aan stond, las het pas de ochtend
nadien in de krant, hoorde het op de tram, de bus of de trein, of vernam het
van een collega op het werk.

In dit boek brengen we een minutieuze
reconstructie van de feiten. Bijna letterlijk, wat de eerste uren betreft. Van
minuut tot minuut. Met getuigenissen van toen én van nu, al worden die bijzonder
schaars, vijftig jaar na datum. Waar mogelijk hebben we ze opgezocht, de
overlevenden, nabestaanden, betrokkenen. Zij zijn de unieke getuigen van een
historische gebeurtenis die in het collectieve geheugen gegrift staat. Een
rampenfilm, maar dan in het echt.

Sta ons toe u terug mee te nemen naar 22 mei
1967. Een dag die begon als een doordeweekse maandag in een doordeweekse week.

Geert De
Vriese en Frank Van Laeken, INferNO. De brand in de Innovation, 256 blz.,
Houtekiet, 21,99 euro.



Vreemdelingen

Samenleving Posted on za, februari 11, 2017 12:55:08

Vreemdelingenwet.
Ik haat het woord.

Vreemdeling:
1) Buitenlandse man of vrouw. 2) Persoon die ergens niet bekend is — onbekende.
3) Persoon die op enig terrein niet thuis is. (bron: Van Dale)

De
‘vreemdelingenwet’ die donderdagavond werd goedgekeurd door een parlementaire
meerderheid werd door staatssecretaris voor Asiel en Migratie Francken bedacht
om een zeventigtal personen die “een gevaar vormen voor de openbare orde
of de nationale veiligheid” uit het land te kunnen zetten. Veroordeelde
criminelen, maar ook lieden die verdacht worden van terrorisme of zeer zware
feiten. Aan de Dienst Vreemdelingenzaken om knopen door te hakken. Duim omhoog:
we twijfelen, u mag blijven, voorlopig toch. Duim omlaag: u moet hier weg. Ook
al bent u hier geboren of bent u voor uw twaalfde definitief naar hier
verhuisd. Ook al staat er bij nationaliteit: ‘Belg’. Ook al weten we begot niet
wat er met die zware criminelen zal gebeuren eens ze ons grondgebied hebben
verlaten. Après nous le déluge?

Vrouwe
Justitia huilt bittere tranen. Ze is dan ook een wereldvreemde, al wat ouder
wordende mevrouw, die zich nog herinnert dat er heksenverbrandingen waren. Dat
er nog een tijd is geweest waarin het traag malende recht de pas werd
afgesneden door sheriffs en andere schietgrage individuën. Dat we eerst moesten
handelen en dan pas nadenken.

Nu zijn die
terroristen geen doetjes, dat weet ik ook wel. Ik zie ze liever achter tralies
dan met een bomgordel rond hun lijf op een publieke plek waar veel volk
rondloopt. Maar wel na een correcte ingreep van de politie en in afwachting van
een eerlijk proces, graag. Daarom heet België vooralsnog een rechtsstaat.
Vooralsnog, zoals in: de verandering is op til. De jacht op de rechterlijke
macht is ingezet. Wereldvreemd. Inert. Onbetrouwbaar. In naam van onze vrijheden,
waarden en normen zijn we bereid een flink stuk van die vrijheden op te offeren
en die waarden en normen… ach, het zijn tenslotte maar woorden.

***
Een paar jaar geleden schrapten de stad Gent en de krant De Morgen de term ‘allochtoon’ uit hun vocabularium. Ze hebben het
verkeerde woord geofferd. Veel meer dan ‘allochtoon’ (Van Dale: “Van
elders aangevoerd of afkomstig; niet-inheems; vreemd; niet-oorspronkelijke
bewoner”) legt ‘vreemdeling’ de nadruk op iets dat afwijkt van de norm. De
doorsnee autochtoon houdt hier niet van vreemd. Vreemd, als in: er anders
uitziend, een andere taal sprekend, zich anders gedragend.

Als we
mensen die hier geboren zijn of die hier het grootste deel van hun leven hebben
doorgebracht, vreemdelingen blijven noemen, dan zeggen we eigenlijk: ze horen
hier niet écht thuis. We tolereren hen misschien dan wel (af en toe mogen we op
de thee — bah, die kleffe, mierzoete muntthee, maar ach, ze doen wel hun best hé —
of doen we een klapke door het gat in
de haag), maar echt aanvaarden: neen.

Dit gaat
over veel meer dan die buslading met zeventig criminelen. Dit gaat over een
algemene attitude. Want wie garandeert ons dat het bij die zeventig blijft? En
wie is er zeker van dat de nieuwe wet alleen zal worden toegepast op (would
be-)criminelen en niet op mensen met een ander kleurtje die zich een beetje afwijkend
gedragen? Dansende moslims, bijvoorbeeld, gesteld dat die ooit worden gevonden? (Gelezen op de officiële Twitteraccount van N-VA, na een reactie van een volger: “Het zou onverantwoordelijk zijn om louter te focussen op criminele illegalen en de grote groep van legale vreemdelingen die zich misdragen ongemoeid te laten.”) En dan nog: als dat onze criminelen
zijn — hier geboren en/of getogen —, waarom willen we dat probleem dan
doorschuiven naar anderen? Ons probleem, onze oplossing.

***

Wahabieten
en salafisten, daar werd van de week ook over geschreven en gesproken.
Religieuze fanatici die in de zevende eeuw zijn blijven hangen. Fundamentalisme
dat uit Saudi-Arabië werd geëxporteerd en laat dat nu net een fijne
handelspartner zijn. Die investeren binnenkort wellicht in de haven van Antwerpen:
salaam aleikum! Die zorgen ervoor dat de winstcijfers van FN Herstal in het
groen blijven: salaam aleikum! (Zei Elio Di Rupo ooit over: “Als wíj hen
geen wapens verkopen, dan doen anderen dat wel!”, tegen dat soort sociaal-democratisch
simplisme kan geen Internationale op!)
Die zijn ook nog altijd welkom in Trumpland: salaam aleikum!

De islam is
een gevaar, zo wordt ons om de oren geslagen, maar de gevaarlijke islamieten
blijven welkom. Het lijkt wel de war on
drugs
: die viseert ook alleen het middelgrote en kleine grut. Als het gaat
om het oprecht bestrijden van Het Kwaad, gedragen onze beleidsmensen zich als
vreemdelingen.

***

Zullen we
’t straks opnieuw hebben over gastarbeiders? Liggen die bordjes met ‘Interdit
aux Nord-Africains’ nog op zolder? Maken we er best nieuwe met de tekst
‘Verboden aan niet-blanken’? Nog even en ze komen weer van pas.



Marc

Memories & mijmeringen Posted on za, februari 04, 2017 12:47:24

Directeur
Woord en Directeur Muziek noemden we onszelf. Ik was verantwoordelijk voor alle
woordprogramma’s, hij voor alles wat muziek was. Het idee van de ronkende
titels kwam van mij, beïnvloed als ik begin jaren tachtig was door het
instituut dat ik in mijn wildste dromen als mijn toekomstige werkomgeving zag,
de Belgische Radio en Televisie aan de lichtelijk majestueuze Reyerslaan in het
verre Brussel. Hij was niet zo van de titulatuur. Hield niet van uiterlijk
vertoon. En zonder visitekaartjes — daar hadden we bij een linkse vrije radio
geen centen voor — klonk het ook een beetje hol. FM2000 was de zender en we
vonden ons de beste van Antwerpen en directe omgeving, en dat alleen maar omdat
we niet tot in Alaska, Kaapstad en Sydney te horen waren.

The Magic Mushroom, zo heette het programma dat hij van bij Radio
Delta had meegebracht, samen met zijn muzikale lotgenoot Louis. Hij draaide wat
we toen ‘de betere muziek’ noemden. Daar zat Van Morrison tussen. En Neil
Young. Of Eric Clapton. Maar ook minder bekend werk. En na een tijdje verdwenen
Van, Neil en Eric uit de playlist en
kwamen er obscure parels in de plaats. Obscuur, als in: onbekend. Parels, als
in: geweldige ontdekkingen. De vroege R.E.M., bijvoorbeeld. Of The Triffids,
een niet onaardig bandje uit Perth, zo leerden we dankzij zijn omstandige uitleg
bij de uitgekozen nummers, met die zachte stem van hem, die zo in contrast
stond met dat imposante, boeddha-achtige lijf. Deze autoloze jongen liftte weleens
mee naar concerten. Zo ontdekte ik in ’t Stuc in Leuven The Triffids voor Marc Mijlemans en de rest
van Vlaanderen dat deden. Werd ik bijna letterlijk weggeblazen door The
Butthole Surfers, al had dat meer met de combinatie van een overijverige
rookmachine en een vuurspuwende zanger te maken dan met de muziek.

En zo ging
ik, met dank aan hem, houden van onafhankelijke bands, die haaks op de
totalitaire muziekindustrie van die dagen hun ding deden. I didn’t want my MTV, ik wou dat video de radiosterren niet
vermoord had. Maar naarmate ik, met vertraging, ontdekte wat hij al een tijdje
kende, was hij alweer drie stappen verder, op zoek naar nieuwe, steeds
obscuurdere artiesten. Psychedelica was zijn ding. We lachten er soms mee:
‘Oei, The Triffids hebben meer dan vijf platen verkocht, hij zal ze niet meer
goed vinden!’ Ja, hij was daar compromisloos in en ook wel een beetje
drammerig, soms. Maar na het verdwijnen van FM2000 en de overstap die hij samen met
Louis maakte naar de nog linksere Radio Centraal kon de Antwerpse luisteraar
die zonder oorkleppen door het leven ging, nieuwe muziek leren kennen. Dat deed
hij tot een dag of tien geleden.

Zijn
muziekkeuze was te nemen of te laten, zoals hij dat ook zelf was. In de zomer
in T-shirt, in de winter in een dun shirt met lange mouwen, daaronder een
flodderige jeans en halfversleten schoenen. Halflang haar. Op het eerste
gezicht: een hippie. Op het tweede gezicht ook, trouwens, maar daarachter ging
een allesbehalve naïeve man schuil. Geen simplistische wereldverbeteraar. Bereisde
het Verre Oosten, bracht van ginder koffers vol plaatselijke muziek mee.

Ik heb hem
ooit helpen verhuizen omdat de vloer van zijn appartement dreigde te bezwijken
onder de vijfduizend elpees die netjes geklasseerd in platenkasten wachtten op
grijpgrage handen. Hij wist precies waar wat stond. Na de verhuis liep ik dagenlang kromgebogen. Hij juichte, toen zijn werkgever hem vertelde dat hij
mocht opkrassen. Kon ie de hele dag met muziek bezig zijn, in plaats van als
loonslaaf op te moeten draven op een weinig inspirerende werkplek.

***

Marc is
niet meer. Vermoedelijk heeft zijn hart het begeven, vijfenzestig jaar jong, na
een niet altijd even gezond leven. Ik hoop dat hij net voordien nog iets nieuws
ontdekt heeft. Oezbeekse punk, Mongoolse heavy metal, Peruaanse psychedelica.
Zoiets. Omdat muziek zijn lange en helaas toch ook veel te korte leven was.

***

Hoe gaat
dat met vriendschappen die niet echt close zijn, maar waaruit wederzijdse
waardering blijkt? Je ziet en hoort elkaar steeds minder, verliest elkaar uit
het oog. De laatste keer dat ik hem zag was op een begrafenis van een
gemeenschappelijke vriend van 61. De keer daarvoor was ook op een herdenking
voor een net overleden maat. Het lot van ouder wordende mensen: er moet iets te
vaak afscheid worden genomen.

***
Donderdag zal Louis The magic mushroom
volledig in het teken stellen van Marc. “U luistert dus op eigen
risico,” voegde hij eraan toe in de mail waarin hij het droevige nieuws
aankondigde. Als u in Antwerpen woont, kunt u dat ook doen. Van half tien tot
half twaalf ’s avonds, Radio Centraal, 106.7. ‘Encyclopedia psychedelica’, lees
ik op de website van de zender. Een nieuwe wereld zal voor u open gaan.

Dank, Marc,
dat je me nieuwe muzikale werelden hebt doen ontdekken. O ja, die
visitekaartjes met ‘Directeur Muziek’ erop liggen klaar, mocht je zin hebben om
ze te gebruiken. Als iemand die titel verdiende, was jij het wel.



(mm)

Samenleving Posted on za, januari 28, 2017 12:53:40

“Wie àlles wil weten over iets, zal niets
weten over alles.” – (mm)

***

“58
worden is niets, 58 zijn is heel erg,” zei niemand ooit. Dus ga ik niet
verder zeuren over ouder, grijzer en — ach, bij wijze van petieterige
compensatie — wijzer worden. 27 januari is al dertig jaar die dag van het jaar
dat mijn geboortedag samenvalt met de sterfdag van Marc Mijlemans. Journalist.
Stylist. Professioneel mijmeraar. Humorist.
Lees Mijl op Zeven: Nagelaten Werk en
proef van die unieke stijl.

(mm), zo
leerden we ‘m kennen. Hij schreef onvergetelijke dingen als “Acteur zijn
is worden wat men wilde worden, om zo een ander te kunnen zijn”, “Een
cursus naaien: kunnen ook gaten in de ziel als sokken worden gestopt?” of
“Het moet vreselijk zijn om door je vader begrepen te worden”. Daar konden
wij, twintigers van toen, oudere jongeren van nu, een hele week op kauwen, tot
er weer een nieuwe Humo in de winkel
lag. Het waren die zinnetjes die het troosteloze leven in de jaren 80 de moeite
waard maakten. Balsem voor de ziel.

Toen stierf
zijn vrouw, nauwelijks 25, aan een hersenbloeding. En niet al te langzaam en
des te zekerder ging van dan af ook (mm) dood. Week na week een beetje meer.
Tot hij op 27 januari 1987, anderhalf jaar na de dood van zijn geliefde C.,
door verdriet en een vieze kanker overmand werd. “Ik dood de tijd: het is
hij of ik,” schreef hij. Het is (mm) geworden. De tijd wint altijd, of je
nu 58 of voor altijd 28 bent. “28 zijn is niets, geen 29 worden is heel
erg,” dachten we dertig jaar geleden, toen we het trieste nieuws vernamen.

***

“De mens is een duister, doodlopend
straatje waarin, tegen muren aangeplakt, vele gangsters schuilen.” – (mm)

***

De week
begon met een Vlaams model dat de interseksualiteit bezong en eindigde met
verhalen van seksueel misbruik. Met de (mm) van machtsmisbruik. Daar dook de in
deze materie onvermijdelijke Roger Vangheluwe weer op. “Ik ken u
niet,” las hij voor van een spiekbriefje, toen hij geconfronteerd werd met
iemand die zei dat hij een van de slachtoffers was van monseigneur. “Een fabulant,” zo noemde de advocaat van het
Brugse monster de man. Kan zijn: jezelf in een slachtofferrol fantaseren is
niet ondenkbaar. Het vermoeden van onschuld bestaat ook in zaken van seksueel
misbruik. Zij het dat het bij Vangheluwe het vermoeden van een druppeltje
onschuld in een diepe, gitzwarte oceaan van schuld is. Machtswellustelingen die
wit prediken en zwart doen, die puur voor hun eigen lustbeleving jonge
onwetenden uitpikken en hen tot zwijgen dwingen, die achteraf spreken van
“Ach, dat was zo een relatietje“,
als ging het om de eerste onhandige tongkus van twee pubers, verdienen de hel
op aarde. Punt.

De advocaat
van de duivel maakte de tongen los met zijn ‘fabulant’. Onbekende tongen die
anoniem of open en bloot getuigden. Maar ook bekende tongen: Chris Dusauchoit
en Valerie Van Peel, die erover schreven of praatten. Die het hadden over
blijvende littekens. Die het ontkennen van het misbruik haast even erg vonden
als het bepotelen-en-nog-wat-meer zelf. Die benadrukten dat daders moeten
toegeven wat ze gedaan hebben om het slachtoffer te helpen met dat litteken te kunnen
leven.

’t Is een
bekend fenomeen: slachtoffers voelen zich dader. Je hoort dat bij
verkrachtingen en seksueel misbruik van jongeren, maar ook bij racisme en
seksisme. Slachtoffers schamen zich, zijn bang voor represailles, vragen zich
af: is het niet mijn eigen schuld geweest? Wat heb ik verkeerd gedaan? En ze zwijgen. Heel lang. Voor altijd, soms. Of
ze stappen eruit, omdat ze niet met die zwarte vlek kunnen leven. Lees vandaag
het verhaal van Benjamien in De Morgen en
huiver.

En de
daders, zij doen voort. Op zoek naar een nieuw slachtoffer, liefst zo
onschuldig en gewillig mogelijk. Nu de tongen zijn losgekomen, is het te hopen
dat vele slachtoffers zich luid laten horen en dat ze zich kunnen optrekken aan
getuigenissen van lotgenoten. De media moeten hen een megafoon aanreiken en er
niet van wakker liggen dat steeds hetzelfde wordt gefluisterd, gezegd of
geschreeuwd. Herhaling móet soms, is goed. We kunnen niet genoeg blijven
herhalen dat de samenleving moet worden afgeschermd van zieke geesten.

***

“Vermijd een houten kop in een bos met
spechten!” – (mm)



« VorigeVolgende »