Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Zwak vlees

Samenleving Posted on za, maart 17, 2018 12:45:01

Het is dit jaar precies veertig jaar geleden
dat de ‘Witte Producten’ in onze supermarkten geïntroduceerd werden. Het begon
bij wijlen Grand Bazar, GB, tegenwoordig Carrefour. De bijnaam had alles te
maken met de verpakking: wit, met alleen de naam van het warenhuis en een
omschrijving van het product in het karton erop. GB – Volle melk. Zoiets. Soberder
kon haast niet. Geen dure reclamecampagne nodig, geen tussendistributie, geen
discussies over percentjes van dat en dat ingrediënt: de keten besliste zelf.
Gevolg: hogere winstmarges, maar ook een goedkoper product, waardoor het
bereikbaarder werd voor een groter deel van het publiek. In volle economische
crisis was dat meegenomen en dat deden de mensen dan ook: de witte producten
mee naar huis nemen. Kassa kassa, voor de supermarkt. En voor de grote massa:
slim budgetteren.

Andere warenhuisketens namen het systeem over,
het label ‘witte producten’ werd vervangen door het iets sympathieker klinkende
‘huismerken’ en er kwamen zelfs vrolijke marketingjongens en -meisjes aan te
pas om sexy namen te bedenken voor de producten, die – laten we wel wezen –
minder van kwaliteit waren dan de reguliere merken. Minder strenge
productienormen, dichter bij de houdbaarheidsdatum aan, budgetvriendelijkere
ingrediënten: gemorrel in de marge. Letterlijk en figuurlijk goedkoper. Maar
het volk lustte er wel pap van. Het vlees is – u kent dat wel – zwak, zéér zwak.

Vier decennia later kent bijna niemand nog de
term ‘witte producten’, maar het principe wordt wel nóg stringenter toegepast,
vooral door de komst van nóg budgetvriendelijkere supermarkten. Dat onze
biefstuk een beetje taaier is dan het exemplaar dat je bij de betere slager
vindt, ach, we kunnen er wel één keer per week één matige eten in plaats van
één keer om de twee weken een goeie. Kwantiteit is altijd belangrijker geweest
dan kwaliteit, voor de meesten onder ons, zelfs voor wie geen moeite heeft om
de eindjes aan elkaar te knopen.

Met het nieuwste vleesschandaal – het
zoveelste in de rij al en zeker niet het laatste – moest ik aan die ‘witte
producten’ denken. Niet dat het allemaal de schuld is van de GB, maar wel die
van u. En met ‘u’ bedoel ik: de doorsnee consument, die uit is op koopjes. U
vindt uw vlees in de rayons van de goedkopere supermarkt. U gaat op reis met
een lagekostenmaatschappij. U koopt uw T-shirt voor een paar euro in een
populaire keten. U ligt niet wakker van bedrog in de vleeshandel,
dierenmishandeling in slachthuizen, sociale dumping, uitbuiting, kinderarbeid.
Terwijl de bioboerderij, waar runderen diervriendelijk behandeld worden en
gezond opgroeien, niet echt zo ver van u vandaan ligt. Waar u nog persoonlijk
contact kunt hebben met de boer en de boerin, waar u kunt zien in welke
omstandigheden de koeien rondlopen, en waar u – dat klopt – een beetje meer
betaalt, maar wel voor kwaliteit.

We – en daarmee bedoel ik: ú – zijn verslaafd
geraakt aan goedkoop. We zijn een witte-producten-samenleving geworden: waar
onze producten vandaan komen, interesseert ons (ú!) niet meer, zo lang ze maar
zo goed als niets kosten. Dat er binnen die mentaliteit vleesbedrijven de boel verstieren
is niet eens zo abnormaal. Hun marges dalen, dus moet er nóg goedkoper
geproduceerd worden, dus kan er half bedorven vlees uitgevoerd worden naar arme
sukkels hier redelijk ver vandaan, dus maken we er in slachthuizen een
onmenselijke beestenboel van. Alleen jammer van die camera’s af en toe,
verdomde dierenliefhebbers!

We klagen over de file, maar de file, dat zijn
wij. We klagen over te veel volk in het vakantieresort, maar dat resort, dat wordt
bevolkt door ons. We klagen over de ongezonde lucht in onze steden, maar die
ongezonde lucht, die produceren wij. We klagen over de onkunde van de polletiekers, maar die politici, die
verkiezen wij. We klagen over wanpraktijken in de voedingssector, maar die
wanpraktijken, die komen door ons.

Doe er dan misschien eindelijk eens iets aan.
Begin bij uzelf, de rest zal volgen. Tot binnenkort in de bioboerderij.



Damso

Sport Posted on zo, maart 11, 2018 13:26:06

Eerlijk? Ik had nog nooit van Damso gehoord,
toen die in november werd aangekondigd als de man die het WK-lied mocht
componeren. Mijn kennis van hiphop is beperkt. Ooit, een half mensenleven
geleden, danste ik me de ziel uit het lijf op Rapper’s Delight van The Sugarhill Gang, in 1979 een fris geluid in
de tijd van platte disco, halfslachtige soul en overjaarse punk. Public Enemy,
dat kon ik ook wel smaken. Don’t believe
the hype
, weet je wel. Wu-Tang Clan, prima stuff: hun dubbel-cd Wu-Tang
Forever
was een tijdje een grofgebekte reisgezel tijdens lange autoritten.
Maar Damso, neen, connais pas.

Op een week tijd is dat nu veranderd. Damso is
chaud en niet alleen meer in de
Matonge-wijk en Franstalig België. Ook de Vlamingen mochten uitvoerig
kennismaken met zijn subtiele liedekijns.
Achterwaarts in de poes naaien, dat kenden we van de boeken van Herman B., maar
in het Frans klinkt het nog ietwat agressiever. Enfin, die Damso bracht de
gemoederen meer in beweging dan de heupen. Er werd commerciële onthoofding geëist,
de Vrouwenraad en enkele excellenties schreeuwden dat hij weg moest van dat
federale podium, zelfs een barones bemoeide er zich mee. En de voetbalbond, die
riep eerst: laat ons gerust, en gaf daarna – onder druk van belangrijke
sponsors – alsnog toe. Waarop de vermelde barones schreef: “Effect in zaak
Damso kwam niet alleen van de sociale media. Vergeet niet mijn column op de
volle achterpagina van De Standaard, de ruime aandacht van de klassieke media
voor het standpunt van de Vrouwenraad, mijn interview door Lieven Vandenhaute
in Nieuwe Feiten op radio 1 enz.” Kortom, na de achtereenvolgende persoonlijke
triomfen in de Eerste en de Tweede Golfoorlog, en het kielhalen van het
socialisme in Frankrijk mag La Doornaert nu ook deze pluim op haar kamerbrede
hoed steken. De barones stond pal. Voor ons, het volk, uiteraard. Noblesse oblige.

***

De keuze van Damso was controversieel: op zich
moet dat kunnen. Maar het is al voor de derde opeenvolgende keer een volkomen
fout uitgangspunt om het WK-lied te laten componeren door hippe vogels die
vooral de twintigers en dertigers begeesteren. Na Stromae en Dimitri Vegas
& Like Mike nu dus die Damso. Dat komt omdat de voetbalbond, zoals steeds
meer andere bedrijven, al een paar jaar gedomineerd wordt door hippe
marketingboys, die geen voeling hebben met het Brede Publiek. Een WK-lied, dat
moet meegebruld worden door iedereen. Of je moet erom kunnen lachen, omdat de
meezingende Rode Duivels de hoge tonen niet halen, remember Danny Boffin. Een WK-lied, dat moet per definitie een simpele,
meezingbare tekst en een aanstekelijk refrein hebben. De Rode Duivels gaan naar Spanje. Mondiale, pintje hale. Go
West
. Geen hoogtepunten in de vaderlandse muziekgeschiedenis, maar het (Vlaamse)
volk kon ze wel meezingen. Verdomde oorwurmen waren het. Een WK-lied moet
vooral geen culturele referentie zijn.

***

Heeft u al een flard gehoord van Human, de song die Damso al had
opgenomen en die in april zou gelanceerd worden? Ik wel, daarstraks in De Zevende Dag. Nul ritme, nul
aanstekelijkheid en het gaat niet eens over voetbal. Het gaat over Damso zelf.
Ik. Ik. Ik. De tekst had door Mia Doornaert geschreven kunnen zijn!

Afvoeren die handel. Weggegooid geld, binnen
een organisatie waar al wel meer met sponsorcenten gesmeten werd de voorbije
jaren. Nu wacht nog een flinke boete, terwijl Damso er alleen maar rijker van
zal worden. Het onbenullige Human
wordt een geheide hit. Hij was dan ook zeer vriendelijk, gisteren, de vrolijke
bard. “Dames en heren, mannenhaters en feministen, ik vergeef jullie en
bedank jullie voor deze verwarring over mij. Deze promo is precies wat ik nodig
had voor mijn album LITHOPÉDION dat
dit jaar op 15 juni gelanceerd wordt. Ik weet niet wat zeggen, ik vind geen
woorden… dit is ongelooflijk sympathiek. Ik omhels u innig daar waar het
deugd doet. Uw geliefde Damso.”

***

Maar wat mij nog meer stoort dan Damso, is de
hypocrisie die door bond en sponsors tentoon werd gespreid. Want het, terechte,
afvoeren van een misogyne rijmelaar had best gekoppeld mogen worden aan het
openlijk bekritiseren van het beleid van de president van het land waar over
drie maanden het WK begint. Een land dat al bijna vijf jaar een wet kent die
“propaganda van niet-traditionele seksuele relaties” verbiedt, zeg
maar: de ‘anti-homowet’, verdient het om internationaal teruggefloten te
worden. Wat denk je, Dominique Leroy, zet je je ook daarachter? Dient AB InBev ook
een hoger doel dan alleen maar de verkoop van bier aan de Russen? Of moet het
weer alleen van Mia komen?



DNA

Politiek Posted on za, maart 03, 2018 13:17:13

Je moet het de vertegenwoordigers van de
grootste partij van Vlaanderen nageven: qua top
topical
-reacties zijn ze onovertroffen. Inhaken op de actualiteit wordt hen
ingegeven door een alert communicatieteam. Dus is het niet verwonderlijk dat
aan het eind van een week waarin Kendrick Lamar een kleine aardverschuiving
veroorzaakte op de grens van Merksem en Deurne, een concert dat overigens opende
met DNA, een N-VA-politica uitpakt
met een ideetje om van alle pasgeborenen een DNA-staal af te nemen. ‘Ideetje’,
geen wetsontwerp of -voorstel, geen uitgewerkte resolutietekst, geen doorwrocht
opiniestuk in een toonaangevende krant. Neen, een ideetje, uit de mond van een
minder bekende volksvertegenwoordiger, niet herhaald door een partijkopstuk: even
peilen van waar de wind komt en dan beslissen of er voldoende steun is om ermee
door te gaan, waarna de grote namen het zullen overnemen of het ideetje in de
prullenmand terechtkomt, bij al die andere ideetjes.

Er moet een nationale DNA-databank komen, riep
de procureur van Veurne, een ideetje dat de bekende strafpleiter Walter Damen
wel genegen is, waarna federaal parlementslid Kristien Van Vaerenbergh het
overnam. Ik heb haar even moeten wikipediaën en moest vaststellen dat ze zowaar
een kwartiertje van mij vandaan woont, in het doorgaans idyllische
Pajottenland. Zou ze
naar het concert van Kendrick Lamar geweest zijn, opgehitst door die
begintonen, “I got, I got, I got, I
got- / Loyalty, got royalty inside my DNA / Cocaine quarter piece, got war and
piece inside my DNA / I got power, poison, pain and joy inside my DNA / I got
hustle though, ambition flow inside my DNA”
, vroeg ik me af.

Want, uit dat DNA kun
je veel afleiden, zeggen mensen die veel slimmer zijn dan ik. Of je later zwaar
ziek zult worden, bijvoorbeeld. Of er een crimineeltje in die jonge botten
huist, wie weet wel zo’n ettertje dat later zichzelf zal opblazen in een vol
metrostation. Stel dat we die dader snel kunnen opsporen dankzij het DNA dat we
uit zijn peuterbotten hebben gepeuterd… Geweldig, toch?

“I got dark, I got evil, that rot inside
my DNA / I got off, I got troublesome heart inside my DNA.”

Van Vaerenbergh kreeg
al snel bijval van Raf Terwingen, federaal volksvertegenwoordiger voor de
CD&V. “In deze decennia primeert veiligheid op privacy,” liet hij
optekenen in Het Nieuwsblad. Hoezo,
‘in deze decennia’, dacht ik meteen. Was veiligheid voordien dan minder
belangrijk? Leven we nu in onveiliger tijden dan vijfentwintig of vijftig jaar
geleden? (Het antwoord is neen, u moet die gegevens zelf maar even opzoeken.) En
is het eigenlijk nog wel nodig om te benadrukken dat het Europees Hof voor de
Rechten van de Mens vierkant tegen zo’n DNA-databank is, of zijn die hoge dames
en heren definitief gecatalogeerd als ‘wereldvreemde juristen’?

We hebben leren leven
met het opofferen van onze privacy. Facebook weet meer over ons dan onze
vrienden en familieleden. We ontvangen mails met voorstellen op maat, omdat Het
Internet heeft ontdekt dat we veel tijd steken in een welbepaalde dure hobby.
Big Brother kijkt over onze schouder mee. Voor advocaat Walter Damen is dat net
een extra reden om dat DNA-staal af te staan, want het “maakt echt niet
veel verschil meer.” Van Vaerenbergh en Terwingen, beiden eveneens
advocaat, knikken. Dat de N-VA nog niet zo lang geleden met een standpunt op de
partijwebsite liet weten dat het “radicaal tegen een databank voor alle
burgers is”, och ja, de mensen vergeten dat wel. Denk aan artikel 1 van de
statuten, een beetje opportunisme moet kunnen.

Ik las nog in Het Nieuwsblad, zonder aanhalingstekens
maar het had een citaat kunnen zijn: “Het zou bovendien zorgen voor een
ontradingseffect. Wie weet dat zijn of haar gegevens ergens liggen opgeslagen,
denkt twee keer na vooraleer een misdaad te begaan.” A ja? Je gaat er de
zelfmoordterroristen niet mee tegenhouden, vermoed ik. Kan het hen wat schelen
dat we post mortem te weten komen wie ze zijn. En wie echt ver heen is op het
pad van de misdaad, ligt daar heus niet wakker van. Zou het Renaud Hardy hebben
kunnen tegenhouden?

“Bitch, your hormones prolly switch inside
your DNA / Problem is, all that sucker shit inside your DNA / Daddy prolly
snitched, heritage inside your DNA / Backbone don’t exist, born outside a
jellyfish, I gauge.”

Ja, maar uw DNA wordt
veilig opgeslagen in een centrale databank, niemand kan daar aan, klinkt een
argument pro. Ik durf te wedden dat ietwat intelligente hacker al heel snel
toegang zal hebben tot die gegevens. En als het dan ook nog eens een onethische
hacker is, zal hij die met veel plezier doorverkopen aan de hoogstbiedende. DNA
als handelswaar.

Bovendien: stel nu dat
een meerderheid in het parlement dit goedkeurt en dat iedereen voortaan van na
de eerste schreeuw weet welke ziekten hij of zij onder de leden heeft, wíl je
dat dan weten? Móet je dat dan weten? Behoort dat soort informatie niet tot het
strikte privé-terrein, waarop iedereen op volwassen leeftijd maar voor zichzelf
moet uitmaken hoeveel hij of zij wil prijsgeven qua privacy? Partijen die zich
openlijk afkeren van besnijdenis van jonge jongetjes pleiten nu voor het
afstaan van DNA, heel vreemd. Oké, pijnloos, dat wel, in tegenstelling tot die
besnijdenis, maar kun je dat een pasgeborene aandoen, wetende dat het net
zogoed onomkeerbaar is?

Ach, er zijn al veel
ideetjes de revue gepasseerd, het ene al gekker dan het andere, sommige zijn
zelfs in wetteksten gegoten, andere belandden in de vergeetput met losse
gedachten. Best mogelijk dat die DNA-databank niet verder geraakt dan die
vergeetput. Maar het is goed om af en toe ¡No
pasarán!
te roepen. Tot hier en niet, nooit!, verder.

Benieuwd of dit wordt
opgepikt door de King Kunta van de
politiek. Misschien toch ook eens kijken naar de rest van de setlist van
Kendrick Lamar, daar stond onder meer HUMBLE
tussen. Al wanen heel wat van onze politici zich tegenwoordig een GOD in het diepst van hun gedachten,
waarmee we bij het enige bisnummer van Lamar zijn aanbeland.

Ik loop nog liever de
rest van mijn leven met een vergiet op mijn hoofd rond, dan dat ik vrijwillig een
DNA-staal afsta.



Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden?

Literatuur Posted on za, februari 24, 2018 12:38:12

(Overmorgen ligt Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden? in de handel, het boek dat ik samen met
Geert De Vriese schreef over die beroemde/beruchte/onvergetelijke/verwerpelijke
(schrap zelf wat volgens u niet past) maand in dat drukke nieuwsjaar 1968.
Hieronder leest u het voorwoord uit het boek.)

Mei ’68, de
verbeelding aan de macht?

Is Mei ’68 wel
wat het lijkt?

Dat is de vraag
die ons inspireerde en intrigeerde om de enige maand in de wereldgeschiedenis
met hoofdletterstatus onder de loep te nemen bij haar vijftigste verjaardag.
Het antwoord leek voor de hand te liggen. Alle historische mijlpalen zijn gekleurd
en verkleurd door nostalgie, dramatiek, romantiek, noem maar op. Dus ook Mei
’68. Maar dan nog was het vaak behoorlijk schrikken van welke clichés en andere
ideaalbeelden uit het collectieve geheugen in de prullenmand mochten.

En dat was niet
eens het meest confronterende. Veel vaker dan verwacht hadden we het gevoel dat
we het niet over gebeurtenissen van een halve eeuw geleden hadden, maar over
vandaag. Eind mei 1968 waarschuwt een wereldwijd gerespecteerd politicus
bijvoorbeeld voor een Amerika dat zich helemaal op zichzelf terugplooit, onder
impuls van een – en wij citeren – ‘politicus op zoek naar gemakkelijk succes’.
Kroegkreten en krantencommentaren als ‘Over vijftien tot twintig jaar zijn de
buitenlanders hier baas!’ en ‘Dit is de eerste keer dat een politicus zo direct
inspeelt op rassenhaat’ associeerden we ook niet meteen met de rode banieren
van Mei ’68. En toch.

En wat te denken
van de spiegel die twee activisten van toen ons voorhielden, vanuit hun eigen
bewustwordingsproces?

‘Ik zonderde mij af, keerde me af van mijn
vrienden en van mijn ouders. Ik zocht het isolement om te kúnnen
radicaliseren.’

‘Men slaagde er niet in om de radicalisering van
de jeugd te begrijpen. Het was altijd de schuld van de anderen. De heersende
samenleving dacht dat er geen vuiltje aan de lucht was en dat er
complotronselaars aan het werk waren, die de boel op stelten zetten. Dat was
toen zo en dat is nu nog altijd zo, vandaag bij jonge allochtonen.’

Grote verhalen en
grote emoties zeggen altijd veel over een grote gebeurtenis. Maar kleine dingen
uit het dagelijks leven leerden ons op hun manier evenveel over de algemene
tijdsgeest waarin Mei ’68 zich afspeelde. Met name over de mate waarin de
wereldwijde revolutionaire opwinding eigenlijk doordrong tot in de doorsneehuiskamers
in het algemeen en tot bij de Vlaamse jongeren in het bijzonder. De muziek die
het populairst was in mei 1968, bijvoorbeeld. Nee, dat waren niet de Beatles of
de Stones, laat staan Jimi Hendrix. Of neem wat – volgens de dan ook al imagobepalende
reclamewereld, tenminste – de allereerste bijdrage was van de computer tot het
algemeen geluk van de Vlaamse vrouw. Bepaald emancipatorisch is ze niet, kunnen
we nu al wel verklappen.

En de Vlaamse
studenten in mei 1968? Dat moet wel ‘Leuven Vlaams’ zijn, toch? Niet, dus. Ook
dat bleek een fout in de gps van het collectieve geheugen te zijn. De vlammen
laaiden bij ons op in een andere stad. Al was het, toegegeven, veeleer een
strovuur in vergelijking met de katalysator die het veroorzaakte. De
gedoodverfde vader, zoon en heilige geest van de opstand: Mai Soixante-huit.

In Parijs, en bij
uitbreiding heel Frankrijk, werd de toestand als prerevolutionair aangevoeld,
met naast bijzonder heftig studentenprotest en politiegeweld ook een massale stakingsgolf
in de bedrijven en bij de overheden. Zelfs de hoofdzetel van de voetbalbond
werd bezet door doelmannen en spitsen onder de strijdkreet ‘Le football aux footballeurs!’ Maar toen we uitzoomden, bij onze
speurtocht in archieven en in onze meer dan dertig interviews, stootten we eens
te meer op een intussen ondergesneeuwd facet van de maand van de grote opstand:
in de Verenigde Staten wordt al veel langer geprotesteerd, in Berlijn
gewelddadiger en in Amsterdam provocerender.

Mei ’68 begint
min of meer in 1964, met de Free Speech Movement op de universiteit van
Berkeley in Californië. De nieuwe tijden spoelen in 1965 al aan in Europa met
onder meer Swinging London en het
Amsterdamse Provo, en via de dood en het gecultiveerde martelaarschap van Che
Guevara in 1967 monden ze uit in Dolle Mina en AMADA. En zo wordt de
geschiedenis van Mei ’68 meteen ook een geschiedenis van de jaren zestig.

Ontdek samen met
ons dat – om de bekendste slogan van Mai
Soixante-huit
te parafraseren – de verbeelding inderdaad aan de macht is.
Maar niet helemaal en soms zelfs helemaal niet zoals de bedenkers het toen
bedoelden en zoals de mythe en de overlevering het vandaag vaak willen.

Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden?,
Geert De Vriese & Frank Van Laeken, 400 pagina’s, uitgeverij Houtekiet,
24,99 euro.



De foertstemmers van de weg

Samenleving Posted on za, februari 17, 2018 13:03:33

Ik háát ze. Neen, ik haat ze niet, want om ze te
kunnen haten, moet je iets voelen voor die personen en dat doe ik zeer
nadrukkelijk niet. Ik verafschuw ze, dat klinkt beter. Il est fort minable, surtout pas formidable, de middenvakrijder. Of
de middenstrookrijder, zo u wil. Geen
van beide woorden vindt u overigens terug in de officiële Woordenlijst,
misschien omdat taaldeskundigen er ook geen woorden aan vuil willen maken.

Open VLD wil hen nu strenger beboeten:
middenvak/strookrijden moet een overtreding van tweede graad worden, zoals
rechts voorbijsteken, vinden een paar parlementsleden. Zo gaat dat met de
politiek: iemand hoort een belletje rinkelen (“De Vlaming ergert zich aan
de middenvakrijder”) en dan wordt via een bevriende krant een ideetje
gelanceerd. Voelen hoe de wind zit. Beetje populistisch. Maar het hield ons
bezig, deze week. Een editorialist en een senior writer keerden zich tegen het
blauwe plan, anderen waren voor. De middenvakrijders zelf zeiden waarom ze doen
wat ze doen. “Omdat het veiliger en vlotter is,” oordeelde Bram.
“Ik vind het met mijn kleine auto niet veilig genoeg om van rijbaan te
veranderen,” repliceerde Suzy. “De middenrijstrook is de veiligste
strook,” antwoordde Jacky. “Het geeft me meer overzicht,” vond
Marsika.

Opvallend: de meesten hadden het over druk
verkeer, met veel vrachtwagens en voortdurende op- en afritten. In dat geval
wordt het begrip middenvakrijden relatief, want anticiperen behoort nu eenmaal
tot het gepaste gedrag op de weg, zeker op een ringweg. Tenminste: als je al kán
anticiperen, want meestal rijd je daar bumper aan bumper tegen vijf per uur.
Middenvakrijden voor mij is: in normale weersomstandigheden, met relatief
weinig verkeer, aan een normale snelheid vertikken om het verkeersreglement toe
te passen en zo rechts mogelijk te rijden. Dat haat – neen, pardon – verafschuw
ik. Want het is een overtreding, maar eentje dat veel te zelden bestraft of
berispt wordt. We zijn het normaal gaan vinden. En zij ook, want ze houden
hoegenaamd geen rekening met het andere verkeer, de Suzy’s (“Ik verander
niet van rijbaan, ’t is onveilig”) en de Jacky’s (“Het is de
veiligste strook”) van de weg. Net als dronken, agressieve of extreem
trage chauffeurs, denken ze alleen maar aan zichzelf, individualistisch, ze
staan niet stil bij de gevolgen van hun daden. Nefast voor de feestvreugde in
een collectief gebeuren, wat het verkeer toch is.

***

Middenvakrijders zijn de foertstemmers van de
weg.

***

Ik beken. Ik ben zo iemand die rechts
voorbijsteekt als op een lange strook weg iemand weigert om de middenstrook te
verlaten. Ik wacht even af, tot ik quasi zeker ben dat er geen onverwacht maneuver
zal volgen, en rijd gewoon rechtdoor verder. Op de rechterrijstrook. Het is
sterker dan mezelf. Het is mijn versie van de corrigerende tik. Op hónderden
keren heb ik nog nooit – nóóit! – iemand in gevaar gebracht, omdat je weet dat
die chauffeur op dat moment en in die omstandigheden niet van plan is naar
rechts uit te wijken. Ik hoop altijd, tegen beter weten in, dat die chauffeur
dan zal beseffen dat ie fout zit en dat ie naar rechts zal zwenken. In 99
procent van de gevallen is dat tevergeefs. De middenvakrijder wentelt zich in
zijn of haar Grote Gelijk. Ik mag dit, ik kan dit, ik heb dit recht. Zelfs als
ie tegelijk links en rechts gepasseerd wordt, gaat er geen belletje rinkelen.
Handen op tien over tien, blik strak vooruit gericht, het andere verkeer
negerend. Solo op de weg.

Alvorens weer iemand het argument “Gij
wilt gewoon veel te snel rijden, ja!” hanteert: de middenvakrijders die ik
tegenkom rijden zeer zelden de maximum toegelaten snelheid. Eerder tien of
twintig kilometer trager. Ik ben niet die snelheidsduivel die bumperklevend,
met de grootlichten flitsend en liefst in een Duitse luxewagen paraderend het Belgisch
verkeer terroriseer. Die lieden verafschuw ik evenzeer. Egoïsten met een groot
ego en een klein pietje.

***

Een hogere erfbelasting voor middenvakrijders,
korting voor wie rechts rijdt: ik ben daar helemaal voor.

***

Iets anders. Er is een tijd geweest, nog vóór
het ritsen op 1 maart 2014 officieel werd ingevoerd, dat ik bij het ritsen de in
mijn ogen meest logische beslissing nam. Ik reed door tot de rijstrook ophield
en voegde dan, keurig mijn richting aangevend, in. Nou, dat had ik geweten.
Gebalde vuisten, mannetjesputters die de bumper van hun voorganger niet
loslieten, driftig claxonnerende collega-weggebruikers. Ik begreep hen, een
beetje, want zij hadden intussen al zeven bange wezels laten invoegen lang voor
het voor de hand liggende invoegpunt. Daar word je kregelig en horendol van.

Nochtans staat het principe van het ritsen al
sinds 1 december 1975 in het “Koninklijk Besluit houdende algemeen reglement
op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg”.
Ik citeer: “De bestuurders die, bij sterk vertraagd verkeer, rijden op een
rijstrook die ophoudt of waarop het verder rijden wordt verhinderd, mogen
slechts vlak voor de versmalling invoegen in de aangrenzende vrije rijstrook.
De bestuurders die rijden op die vrije rijstrook moeten vlak voor de
versmalling beurtelings voorrang verlenen aan één invoegende bestuurder; in
geval het rijden in zowel de linker- als in de rechterrijstrook wordt
verhinderd, moet eerst voorrang worden verleend aan één bestuurder op de
rechterrijstrook en daarna aan één bestuurder op de linkerrijstrook.”

Klinkt logisch, niet? Maar in de praktijk viel
dat tegen. Sinds vier jaar gaat het iets beter, al hebben veel chauffeurs het
nog altijd niet door. Voegen te snel in of weigeren je te laten invoegen. In
dit land zijn we nu eenmaal beter in ritselen dan in ritsen. En natuurlijk kom
je bij het ritsen op de favoriete strook van de middenvakrijder terecht.
Misschien vindt die dat wel niet prettig.

***

Op de middenstrook van het leven, blijft alles
zoals het is en zoals het altijd is geweest.

***

Ik pleit niet voor bandeloosheid. Ik stop met
veel plezier met dat rechts voorbijsteken. Ik rijd weleens te snel, maar nooit
meer dan tien kilometer boven de toegelaten limiet, en op drukke wegen of in de
buurt van scholen ben ik extra alert. Dertig rijden vind ik geen opoffering. Ik
drink zelden en als ik drink rijd ik niet. Dat heb ik lang geleden wel gedaan,
hoor, in de straffeloze jaren 80, toen dat stoer was en het woord ‘heksenjacht’
alleen sloeg op échte heksen of op wie écht ten onrechte vervolgd werd. Dom dom
dom, is het, driedubbel dom, om achter het stuur plaats te nemen terwijl je
geen volledige controle over je eigen gedragingen hebt. Ik deel mezelf met
terugwerkende kracht een corrigerende tik uit voor die paar uitzonderingen.

De middenvakrijder is geen doodrijder,
wellicht ook geen dronkenlap, geen agressieve gek. Máár: hij irriteert wel
mateloos. En er is slechts één argument nodig om erop te wijzen dat hij een
overtreding begaat: in het verkeersreglement staat dat namelijk zwart op wit.
Terug naar dat KB van 1975, artikel 9.3.1. “Elke bestuurder die de rijbaan
volgt moet zo dicht mogelijk bij de rechterrand van die rijbaan blijven.”

Simpel, toch, het reglement toepassen? Of
blijven we opteren voor het lankmoedige midden?

***

Louis Tobback zei ooit dat hij zelfs in de
woestijn voor het rode licht zou stoppen. Ik rijd zelfs op een voor de rest
lege snelweg helemaal rechts.



Kramp

Journalistiek Posted on za, februari 10, 2018 13:16:26

“Wat mogen we dan nog wél?”

Dat was zowat de vaakst uit mannenmonden afkomstige vraag van de voorbije maanden. De schuldige: hashtag Metoo. Pardon,
neen, de schuldige zijn die mannen zelf, die niet weten waar de grenzen liggen.
Want de eigenlijke vraag moet natuurlijk luiden: “Wat mogen we?”
Zonder meer. Sowieso. Überhaupt. En dat is geen nieuwe vraag, die stellen we al
sinds mensenheugenis. Sinds we ons vragen kunnen stellen, in feite. Wat mogen
we? Wat mogen we wellicht niet? Wat mogen we zeker niet?

We zitten, als samenleving, in een kramp. Een
succesvolle filmproducer die zijn fikken en andere, half achter een dunne
kamerjas verborgen, lichaamsdelen niet kon thuishouden in Hollywood en
omstreken, dat konden we nog behappen: dat was een eind van ons weg. En u weet
hoe dat gaat met die filmmensen, dat hoert en boert maar op, nietwaar. Tot er
hier bij ons een geliefde programmamaker net iets te vaak op ‘send’ had
gedrukt, nadat ie de welluidende boodschap “Ik wil je neuken” had
ingetikt. Zo kwam het wel héél dichtbij. Hij toch niet, die ideale schoonzoon,
de grappigste man van Melle en omliggende weiden? En dus kreeg de ‘flirterige’
eeuwige jongeman plots het voordeel van de twijfel, integendeel tot de filmmogol,
want dat bleef natuurlijk een vieze vetzak.

Wat mogen we nog? Best heel veel, zo lang je
rekening houdt met wat de ander (m/v/x) wil. En dat kan de ene dag zus zijn, de
volgende dag zo, en volgende week weer zus. Een relatie is van het moeilijkste
dat de mens kan overkomen. Geen relatie en er op zoek naar gaan, is ook al niet
eenvoudig. Of gewoon eens goed van bil willen gaan, niets menselijks is ons immers
vreemd. Wil die ander dat dan wel? Maar wat is er nu zo moeilijk aan om te
begrijpen dat er consensus moet zijn? Dat moet vooral niet in contractvorm
worden gegoten – je weet maar nooit dat er een procedurefout uit voortvloeit!
-, maar het is wel iets waar je het over eens moet worden. Jouw appartement of
het mijne? Hoe ver wil je gaan? Wat wil je doen? Samen-leven is niet makkelijk,
maar het is ook niet onmogelijk, tenzij je een narcistische gek bent, in een
groot wit huis woont en denkt dat je je alles kan permitteren. Dan doe je maar
op.

***

Veruit het interessantste interview van dit
weekend leest u in De Standaard, waar
sociolinguïst Jan Blommaert uitgebreid aan het woord wordt gelaten. “De
chaostheorie heeft het van de klassieke communicatiewetenschappen overgenomen,”
zegt hij onder meer, als het gaat over #metoo. “Kampen zoeken voortdurend
naar de gepaste overdrijvingen. Het woord moet ook een emotionele lading
dekken, als verdediging of als aanval.” Welkom in de wereld van de sociale
media!

***

En het ergst van al: we laten het debat kapen
door de luidste roepers. Nuance is out,
voor zover ze ooit in is geweest. De
media bieden een megafoon aan de grootste decibelproducenten. Kom hier, dat we
uw boodschap helpen verspreiden! Zo kwam het dat het zeer nuttige, ja, zelfs
levensnoodzakelijke #metoo-debat werd gevoerd door extremen, van
onverbeterlijke seksistische zwijnen tot verzuurde castratiefeministen. Soms
leek het wel alsof daar niets tussenin zat. Het is zwart of wit, net het soort keuzes
die onze politici ons willen opleggen. Wat missen we mensen als Frank
Vandenbroucke, Karel De Gucht, Jean-Luc Dehaene en Hugo Schiltz – om er
kriskras wat te noemen – in de Wet- en de Dorpsstraat. Heren van stand, die
goedkope meningen tegenspraken, die zelfs hun eigen achterban of partijgenoten
ongelijk durfden te geven, die bij het innemen van een standpunt niet met de volgende
peiling in het achterhoofd zaten.

Vandaag lees je paginavullende interviews met
achttienjarige would-be-filosofen die nog niet eens vol in het leven staan,
maar alles al beter denken te weten vanuit hun stereotiep, religieus verkleurd
denken, of met fascistoïde nieuwlichters in de politiek. Klinkt het niet, dan
botst het. En als het botst, verkoopt het kranten of boekskes. ‘Roeptoeters’ vergallen het brede maatschappelijke debat.
Erger nog, er ís geen debat, er zijn alleen maar losse meninkjes.

***

Jan Blommaert weer, vanochtend tot mij
sprekend via De Standaard.
“Maatschappelijke debatten gaan niet meer over de inhoud maar over de
definities. (…) Politiek heb je succes als je tegenstander jouw definities
van de werkelijkheid gebruikt. Dat was ooit het grootste succes van het Vlaams
Blok. ‘Wij zeggen wat u denkt’ was een briljante leugen. Eerst lieten ze de
gewone man spreken zoals Filip Dewinter, nadien vertelde Dewinter dat hij sprak
zoals de gewone man. Uiteindelijk sprak heel de samenleving zoals Dewinter.”

***

Het Sudan-rapport stemt iedereen een beetje
tevreden. Dan kan je concluderen: goed zo, een objectief werkstuk. Maar ook:
iemand heeft dit niet goed gelezen. Of interpreteert de dingen zoals het hém
uitkomt. Dat is niet nieuw. Binnenkort ligt het boek Mei ’68. 31 dagen die ons leven veranderden? van Geert De Vriese en
mezelf in de handel, en wees maar zeker: vijftig jaar geleden werd er ook veel
geroepen, gereageerd, verkeerd begrepen, gelogen. Niets nieuws onder de dezer
dagen opvallend afwezige zon.

***

Blommaert: “Het scheppen van volume wordt
algemeen aangevoeld als het winnen van een debat. Wie viraal gaat, wint.”

***

Nu gaan er weer stemmen op om ‘blank’ te
vervangen door ‘wit’. Anderen vinden dan weer dat mensen die worstelen met hun
seksuele identiteit niet zoveel positieve aandacht moeten krijgen, waarna zij –
de tegenstanders – het uitgebreid mogen uitleggen in de media. Dat Boudewijn Bo
werd, is ongetwijfeld te breed uitgesmeerd in de media, dat Bo geen Bo zou
mogen zijn, had gewoon toogpraat moeten blijven van kwezels en domoren, en had
nooit de nationale pers mogen halen. Er is al genoeg domheid, we moeten die
niet nog wat extra bandbreedte gunnen. Laat die heren en zeldzame dames hun
gang gaan op cantussen en dergelijke, en laat dát hun beleving van vrijheid van
meningsuiting zijn. Verder hoeft dat heus niet te gaan.

De slinger is doorgeslagen. Niet in de zin van
wat Catherine Deneuve of Chris Lomme zeggen, maar in de zin dat een hond met
een hoed op nu iets zinnigs denkt te zeggen en dat we daar ook nog eens moeten naar
luisteren ook. Ik pleit voor meer ernst en saaiheid op het publieke forum.

***

Nog één keer Jan Blommaert. “Geloven we
echt dat het probleem is opgelost wanneer we plots ‘witte mensen’ schrijven in
plaats van ‘blanke mensen’? Stel dat we ‘wit’ gebruiken, gaat iedereen zich dan
over drie jaar bewust zijn van ons koloniale verleden? Aan de wezenlijke
ongelijkheid zal het niets veranderen. In de politiek zijn woorden op zich niet
voldoende, er moet een reële actie tegenover staan opdat er iets zou
veranderen. (…) Bovendien zijn het vooral elites die zich daarmee
bezighouden. Zo’n discussie in een tijd met een zekere gevoeligheid voor
identiteit garandeert vooral op tafel dansende opiniemakers.”

***

En als u me nu wilt verontschuldigen, ik ga
even op tafel dansen.



Hoe word je mensensmokkelaar?

Memories & mijmeringen Posted on za, februari 03, 2018 12:50:20

Bij de meest verschrikkelijke dictators uit de
geschiedenis kan ik me nog iets voorstellen: ze deden het uit ideologische
overtuiging of een of andere perverse vorm van idealisme, en daaruit vloeide
waanzinnig misdadig gedrag voort. Je kan dat nog enigszins verklaren, vanzelfsprekend
met enige moeite en de nodige walging.

Om geen misverstand te creëren: ik verfoei die
mannen van het Grote Gebaar, maar hoe – in naam van alle potentaten – word je mensensmokkelaar?

Terroristen, wat ook hun drijfveer moge zijn,
vernietigen mensenlevens, van zij die dood zijn en het niet meer kunnen
navertellen, en van zij die nog leven en het niet meer willen navertellen. Zelf
kiezen ze voor een stel hemelse maagden, het omverwerpen van het
maatschappelijke bestel of wat financieel gewin. Zeer verwerpelijk allemaal,
maar je kan het nog duiden, wáárom ze dat doen.

Bij een terrorist is het gebrek aan mededogen
absoluut geen bezwaar, maar hoe – in naam van een denkbeeldig opperwezen – word
je mensensmokkelaar?

De deelnemers aan Temptation Island proberen na te gaan hoe sterk hun relatie is en –
vooral – hoe sterk zijzelf bestand zijn tegen verleidingsrituelen (en nu ga ik
er even zeer naïef van uit dat dit smakeloze programma niet van a tot z vooraf
in een scenario werd gegoten). Ik ben er ooit, tijdens het zappen op een
inspiratieloze tv-avond, bij blijven hangen, echt waar, het was geen ziekelijke
nieuwsgierigheid naar de laagste instincten van de IQ-loze medemens. Ik praat
nog liever tegen mijn hand.

Ach ja, we weten het, dat soort mensen komt
graag in volle primetime klaar, maar hoe – in naam van Pommeline en Gringo –
word je mensensmokkelaar?

Ik heb respect voor dieren, maar sommige
kruipende monstertjes laat ik het liefst met de onderkant van mijn pantoffels
kennismaken. De kakkerlak, bijvoorbeeld. Dat komt zo. Tijdens een verblijf in
een nogal exclusief oord in het zuiden van Spanje was er zo’n diertje dat
hardnekkig door de kamer ploeterde, daarbij flink wat knisperend geluid
producerend. Ik ging dapper als steeds in de achtervolging, maar het kreng was
iets te snel en kroop onder kasten, stoelen en het bed. Een er inderhaast bij geroepen
hotelbediende had er gelukkig een trucje op gevonden. Hoe het diertje heette? La Cucaracha. Ik deed er meteen een onhandig,
vrolijk dansje bij.

Kakkerlakken zijn ergerlijk, doch vormen geen
groot gevaar, maar hoe – in naam van het insectenrijk – word je mensensmokkelaar?

Als zelfs Herman Van Holsbeeck weer het
daglicht aanschouwt en Mogi Bayat al dagen niet meer op een krantenfoto is
gesignaleerd, weet je: de wintertransferperiode is voorbij. De jaarlijkse
hoogmis van de oei-we-hebben-het-vorige-zomer-weer-flink-verknoeid-en-hebben-nu-iets-goed-te-maken
voetbalbestuurders. Waarna dit ritueel zich over een maand of vijf opnieuw zal
voltrekken. Knoeien is des mensen, verknoeien ook.

Mijn geliefde sport wordt steeds meer naar de
kloten geholpen door de niets en niemand ontziende voetbalmakelaar, maar hoe –
in naam van Mendes, Raiola, Zahavi en Bayat – word je mensensmokkelaar?

Zoek je naar een mensensoort die geen
scrupules heeft en die voor een zakcentje zijn hulpbehoevende medemens een
beetje hemel op aarde belooft en hem vervolgens gewetenloos en zonder verpinken
laat zinken op een gammel bootje, zoek dan niet verder dan dit hatelijke
exemplaar: de mensensmokkelaar. Maar, in naam van de menselijkheid: hoe word je
het?



Een kwestie van beschaving

Samenleving Posted on zo, januari 28, 2018 13:06:40

Stel: u woont in een dichtbevolkte middenklasse-wijk,
volgebouwd met voorspelbare, saaie huizen, waar de inwoners weinig contact met
elkaar hebben (ik weet het, u woont natuurlijk in een chique villa aan de rand
van de stad, maar stél!). Op zekere avond ziet u een dikke rookpluim opstijgen
op zo’n tweehonderd meter van u, laten we zeggen: dertig huizen verderop. Brand!
Wat doet u? Denkt u: iemand zal de brandweer al wel gebeld hebben? De buren
zullen wel te hulp snellen? (O ja, dat zijn die vreemde snuiters die met
iedereen ruzie maken…) Belt u voor alle zekerheid toch maar de brandweer, met
de gedachte: liever tien mensen die tegelijkertijd bellen, dan niemand? Of gaat
u ter plekke een kijkje nemen, misschien kunt u wel helpen? Oei, bent u de
enige die reageert en blijft de rest lekker warm binnen, spiedend door een
spleet in het gordijn?

Stel nu (ja, ik stel uw verbeeldingsvermogen
op de proef, maar stél!) dat de inwoners van het brandende huis op het
nippertje gered worden, maar dat het huis onbewoonbaar wordt verklaard. Te
groot risico dat het vuur opnieuw aangewakkerd wordt. Ruiten kapot gesprongen
en het is putje winter. Dak ingestort. Dat soort dingen. U bent de enige die er
staat en u heeft ook het grootste huis van de omgeving, de kinderen zijn de
deur uit en u bent sociaalvoelend. Nodigt u hen uit om tijdelijk bij u te
verblijven? Of stelt u dekens en kleren ter beschikking, die ze mogen meenemen
naar het ziekenhuis of een hotel in het centrum? Vergeet niet, u bent de enige
die zich spontaan heeft aangeboden.

Stel vervolgens (oké, het wordt vervelend,
maar stél!) dat een paar maanden later in het huis ernaast brand uitbreekt –
toeval bestaat! – en u alweer de eerste bent die het opmerkt. Herhaalt het
scenario zich, of denkt u: iemand anders moet nu maar in de bres springen?
Plausibel, maar het gebeurt niet? Snelt u alsnog uit uw luie zetel – Netflix-feuilleton
op pauze – naar de hulpbehoevende, ietwat verre buren?

***

Dat is, in essentie, het vluchtelingendebat: wíllen
we helpen of niet? Het is iets principieels. Zien we de noden van de verre
buren of niet? Vinden we hun dramatische belevenissen ernstig genoeg om er
aandacht aan te besteden of niet? En, neen, we kunnen niet iedereen tegelijk
helpen. We kunnen zelfs niet iedereen individueel en apart helpen. We moeten
knopen doorhakken: wie heeft dringende hulp nodig, wie kan nog even wachten? Máár:
we kunnen wel helpen. Of een poging daartoe doen. Als we het tenminste willen.

***

De voorzitter van de grootste partij van
Vlaanderen schrijft dat links moet kiezen tussen open grenzen en een goed
werkende sociale zekerheid.

De voorzitter heeft gelijk. We moeten kiezen.

De voorzitter heeft ongelijk. Het gaat niet om
een keuze tussen open grenzen en het vrijwaren van onze sociale zekerheid. De
keuzemogelijkheden zijn: willen we helpen of niet? Of staren we naar onze eigen
navel en voeren we een vals debat. We hoeven geen 37 miljoen Sudanezen op te
vangen. Zelfs geen miljoen. Niet eens honderdduizend. En die open grenzen
worden door niemand bepleit. Partijstandpunten variëren tussen volledig
gesloten grenzen en gedeeltelijk open grenzen. Honderd procent open grenzen
kunnen wij als samenleving niet aan, noch economisch, noch politiek, noch
menselijk. En, ja, dit is een kwestie die Europees moet worden aangepakt, maar
als de Europese Unie niet tot een eendrachtig standpunt komt vanwege het –
laten we het zeggen zoals het is – plat xenofobisch populisme van sommige
lidstaten (niet wij, voor alle duidelijkheid), dan vervalt de morele plicht om
te helpen niet. Zullen we dan alle Sudanezen maar laten creperen, omdat we een
aantal onder hen niet kunnen of willen opvangen? Kijk naar het brandende huis
van de verre buren. Is dat beschaafd? Beantwoordt dat aan de te pas en te onpas
in het migratiedebat gesleurde Verlichting, waar we zo mee pronken als het ons
uitkomt? Of zijn we dan, domweg, egoïsten?

***

De burgemeester van de grootste stad van
Vlaanderen zegt dat de feitelijke apartheid in zijn stad met 175
nationaliteiten hand over hand toeneemt.

De burgemeester heeft gelijk. Er staan figuurlijke
muren tussen de gemeenschappen.

De burgemeester zegt dat het stadsbestuur moet
proberen “een platform van burgers te creëren waar mensen elkaar nog
kunnen herkennen als speler van dezelfde ploeg.” De waarden van de
Verlichting – daar is ze weer! – moet daarbij als kompas dienen. Wat mij dan
bijzonder bevreemdt is dat de burgemeester de straathoekwerkers naar de uitgang
heeft begeleid en dat zijn partijgenote in de Vlaamse regering het Agentschap
voor Inburgering en Integratie afbouwt, net die mensen en die instelling die
een cruciale rol kunnen spelen.

Die 174 andere nationaliteiten komen allemaal
met een rugzak aan ervaringen, vaak negatieve, naar hier. Ze hebben een bepaald
mensbeeld meegekregen, niet zelden is de vrouw daarbij ondergeschikt. Er lopen
religieuze fanatici rond, die de scheiding van Kerk en Staat baarlijke nonsens
vinden. Ondertussen zitten we aan de derde, de vierde en de vijfde generatie,
die ook hier geboren zijn, maar er niet bij horen, er niet mogen bij horen of
er niet willen bij horen. Als ik om de veertien dagen op de tribune van mijn
favoriete voetbalclub plaatsneem, zie ik daar alleen witte gezichten, en dan
nog voornamelijk mannen. Op weg naar het stadion zie ik heel veel bruine
gezichten, maar die gaan niet naar hetzelfde stadion: zij kijken liever via de
schotelantenne naar Galatasaray of Raja Casablanca. Voelen ze zich niet welkom
(kan zijn)? Of interesseert hun nabije sportclub hen niet (kan ook)? Er zijn
uitzonderingen, foto’s en getuigenissen bewijzen het, maar buurtfeesten zijn al
te vaak monocultureel. Worden de anderen niet uitgenodigd (kan zijn) of
interesseert het hen niet (kan ook)?

Integreren is een werkwoord: het moet van twee
kanten komen. Van de nieuwkomer en van diegene die er al woont. Vorige
stadsbesturen hebben dit probleem een halve eeuw onder de mat geveegd, vanaf de
komst van de ‘gastarbeiders’, die vacatures kwamen invullen of jobs kwamen doen
waarvoor autochtonen de neus ophaalden. Daarin heeft de burgemeester eveneens
gelijk. Het probleem ís er en het is niet zíjn schuld. Maar hij moet er wel zelf
iets aan willen doen. En uit de dagelijkse praktijk blijkt doorgaans het
tegendeel. Verbinden is ook een werkwoord.

***

Stel (ja, daar ben ik weer, nog eentje, dus:
stél!) dat er al voor de vijfde keer op korte tijd brand uitbreekt in diezelfde
straat op loopafstand van uw eigen woonst. Weer dezelfde vaststelling: u bent
de eerste, of de enige, die het ziet of wil zien. Haakt u af of zet u opnieuw
die geweldige Netflix-serie stil? Hoe beschaafd zijn wij eigenlijk? En hoeveel
empathie kunnen we opbrengen? Is empathie zoiets als een vat dat ooit leeg zal
zijn? Het is een kwestie van beschaving. “De droevige waarheid is dat het
meeste kwaad wordt berokkend door mensen die niet kunnen kiezen tussen goed en
kwaad.” Een uitspraak van Hannah Arendt, van wie de woorden deze week uit
de context werden getrokken, in naam van een
Verlichting.



« VorigeVolgende »